In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die sinds drie jaar in een pleeggezin verblijft. De ouders van de minderjarige, die als gevolg van persoonlijke problematiek niet in staat zijn om een stabiele omgeving te bieden, hebben het belang van hun kind vooropgesteld, maar kunnen niet voldoen aan de behoeften van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige goed ontwikkelt in het pleeggezin en veilig gehecht is aan de pleegouders. De ouders hebben zich in de afgelopen jaren niet in staat getoond om een stabiele situatie te creëren, wat heeft geleid tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Bureau Jeugdzorg heeft het verzoek ingediend om de machtiging te verlengen, en de rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, met de overweging dat het in het belang van de minderjarige is om in het pleeggezin te blijven. De rechtbank heeft de ouders en pleegouders opgeroepen, maar zij zijn niet verschenen. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die duidelijkheid over haar toekomstperspectief nodig heeft. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd van 1 augustus 2014 tot 18 maart 2015, ter effectuering van het indicatiebesluit van 21 februari 2014.