ECLI:NL:RBDHA:2014:9009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
C-09-460990 - JE RK 14-494
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die sinds drie jaar in een pleeggezin verblijft. De ouders van de minderjarige, die als gevolg van persoonlijke problematiek niet in staat zijn om een stabiele omgeving te bieden, hebben het belang van hun kind vooropgesteld, maar kunnen niet voldoen aan de behoeften van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige goed ontwikkelt in het pleeggezin en veilig gehecht is aan de pleegouders. De ouders hebben zich in de afgelopen jaren niet in staat getoond om een stabiele situatie te creëren, wat heeft geleid tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Bureau Jeugdzorg heeft het verzoek ingediend om de machtiging te verlengen, en de rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, met de overweging dat het in het belang van de minderjarige is om in het pleeggezin te blijven. De rechtbank heeft de ouders en pleegouders opgeroepen, maar zij zijn niet verschenen. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die duidelijkheid over haar toekomstperspectief nodig heeft. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd van 1 augustus 2014 tot 18 maart 2015, ter effectuering van het indicatiebesluit van 21 februari 2014.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: JE RK 14-494
Zaaknummer: C/09/460990
Datum beschikking: 11 juli 2014

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op het op 25 februari 2014 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Alphen aan den Rijn (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats],
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[A],
de vader,
wonende te [woonplaats],
en
[B],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
In deze procedure worden tevens als belanghebbenden aangemerkt:
[C]en
[D],
de pleegouders.
De minderjarige verblijft feitelijk bij de pleegouders.

Procedure

Bij beschikking d.d. 17 maart 2013 (bedoeld is 2014) van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 18 maart 2014 tot 18 maart 2015 en is de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd van 18 maart 2014 tot 13 juni 2014, is de zaak met betrekking tot het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank, en is de behandeling van het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige aangehouden.
Bij beschikking d.d. 23 mei 2014 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd van 13 juni 2014 tot
1 augustus 2014, en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikkingen d.d. 17 maart 2014 en 23 mei 2014 waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd;
  • het faxbericht d.d. 10 juli 2014, van de zijde van Bureau Jeugdzorg.
Op 11 juli 2014 is de zaak opnieuw ter terechtzitting door de meervoudige kamer van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • mevrouw [X] en mevrouw [Y], namens Bureau Jeugdzorg,
  • de vader,
  • mr. A.B. Baumgarten, advocaat van de ouders.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige voor de duur van de ondertoezichtstelling. De grond voor het verzoek van Bureau Jeugdzorg is, blijkens de overgelegde stukken, gelegen in het volgende. De minderjarige verblijft reeds drie jaar in hetzelfde pleeggezin en is gehecht aan de pleegouders. Als de minderjarige nu uit de stabiele omgeving wordt gehaald en wordt teruggeplaatst bij de ouders, heeft dit negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van de minderjarige. Het is de ouders in de afgelopen jaren niet gelukt een stabiele situatie voor de minderjarige te creëren. Er is sprake van middelengebruik, persoonlijke problematiek en relatieproblematiek. De tot nu toe ingezette hulpverlening heeft onvoldoende blijvend effect gehad. De ouders zijn onvoldoende in staat om de behoeften van de minderjarige te zien en om haar belangen voorop te stellen. Bureau Jeugdzorg zal de Raad voor de Kinderbescherming verzoeken een onderzoek te verrichten naar een verderstrekkende maatregel.
Ter terechtzitting is namens Bureau Jeugdzorg in aanvulling op het verzoek naar voren gebracht dat de ouders zich goed inzetten. Zij kunnen de minderjarige echter niet bieden wat zij nodig heeft. De minderjarige is veilig gehecht aan de pleegouders, zodat geen risico’s meer kunnen worden genomen met een thuisplaatsing van de minderjarige. Het is van belang dat er duidelijkheid ontstaat over het perspectief van de minderjarige. Wat Bureau Jeugdzorg betreft ligt het perspectief van de minderjarige in het pleeggezin. Zij wil daar graag blijven wonen. Het contact tussen de ouders en de minderjarige is belangrijk. Bureau Jeugdzorg zal de ontwikkeling van de minderjarige en de situatie van de ouders blijven volgen en de mogelijkheden voor uitbreiding van de bezoekregeling blijven bekijken.
De advocaat van de ouders heeft zich namens de ouders gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De ouders verzetten zich niet langer tegen toewijzing van de verzochte machtiging. Zij steunen de minderjarige in haar wens om bij de pleegouders te blijven wonen. De minderjarige is gebaat bij duidelijkheid over haar toekomstperspectief. De advocaat heeft ter terechtzitting voorts aangegeven dat de ouders graag zouden zien dat de minderjarige in de toekomst bij de ouders komt logeren.

Beoordeling

De moeder en de pleegouders zijn conform de wettelijke vereisten opgeroepen, doch niet verschenen.
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat de minderjarige gebaat is bij duidelijkheid over haar toekomstperspectief. Zij ontwikkelt zich goed bij de pleegouders en is veilig gehecht. De ouders zijn – als gevolg van persoonlijke problematiek – onvoldoende in staat de minderjarige de stabiele situatie te bieden die zij nodig heeft. Echter, zij zijn wel in staat het belang van de minderjarige voorop te stellen. Het is in het belang van de minderjarige dat zij in het pleeggezin kan verblijven, zodat de verzochte machtiging zal worden verlengd zoals verzocht.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland verleende machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 1 augustus 2014 tot 18 maart 2015, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 21 februari 2014;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.M. Borkent, M. Dam en A.J.J.M. Weijnen, allen kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2014 in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag..