ECLI:NL:RBDHA:2014:9005

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
C-09-466256 - JE RK 14-1229
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

Op 11 juli 2014 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 1999, die onder toezicht is gesteld. De rechtbank verleent een machtiging voor uithuisplaatsing in een gesloten jeugdzorg accommodatie voor de duur van zes maanden. Dit besluit volgt op een verzoek van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige. De minderjarige vertoont problematisch gedrag, waaronder zelfmutilatie en seksueel grensoverschrijdend gedrag, en heeft een complexe jeugdhulpverleningsgeschiedenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de zorg voor de minderjarige te dragen, wat de noodzaak voor gesloten plaatsing onderstreept. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van eerdere beslissingen van de kinderrechter en de noodzaak om de situatie van de minderjarige opnieuw te beoordelen na zes maanden. De rechtbank benadrukt dat de problematiek van de minderjarige ernstig is en dat de voortzetting van de gesloten plaatsing noodzakelijk is om haar veiligheid te waarborgen. De rechtbank houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en verzoekt Bureau Jeugdzorg om aanvullende informatie te verstrekken over de situatie van de minderjarige.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: JE RK 14-1229
Zaaknummer: C/09/466256
Datum beschikking: 11 juli 2014
Nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

Beschikking op het op 20 mei 2014 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Den Haag Zuid/Rijswijk (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige],geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats],
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[A],
de vader,
wonende te [woonplaats],
en
[B],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, te weten in [X]

Procedure

Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 3 juni 2014 is de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 19 juni 2014 tot 19 juni 2015, is Bureau Jeugdzorg gemachtigd de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van 19 juni 2014 tot 15 juli 2014, en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden en verwezen naar een zitting van de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 3 juni 2014 waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd;
  • de pleitnotitie, ter terechtzitting overgelegd door mr. M-J.E. Gilsing,
  • de door de minderjarige ter terechtzitting overgelegde brief.
Op 11 juli 2014 is de zaak opnieuw ter terechtzitting door de meervoudige kamer van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • mevrouw [Y], namens Bureau Jeugdzorg,
  • de vader,
  • de moeder, vergezeld door de tolk de heer M.A. Budak,
  • de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. M-J.E. Gilsing.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 21 mei 2014 de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag bevolen een advocaat aan de minderjarige toe te voegen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De grond voor het verzoek van Bureau Jeugdzorg is, blijkens de overgelegde stukken, gelegen in de omstandigheid dat bij de minderjarige sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag, zelfmutilatie en ernstig schoolverzuim. Daarnaast zijn er grote zorgen over het wegloopgedrag, waarbij de minderjarige zichzelf in gevaar heeft gebracht door contact te zoeken met degenen die haar misbruikt hebben. Ook zijn er grote zorgen om de psychiatrische problematiek van de minderjarige. Uit het onderzoek van het Centrum voor Consultatie en Expertise (het CCE) is gebleken dat de minderjarige kampt met een chronisch (seksueel) psychotrauma en dat haar persoonlijkheidsontwikkeling dientengevolge ernstig is verstoord. Er wordt thans ook gevreesd voor het risico op zelfdoding. Gezien de gecompliceerde problematiek van de minderjarige, worden de vader en de moeder onvoldoende in staat geacht de zorg voor de minderjarige te kunnen dragen. Derhalve acht Bureau Jeugdzorg plaatsing in een gesloten jeugdzorg instelling noodzakelijk, om zo de veiligheid van de minderjarige te kunnen waarborgen.
In aanvulling op het verzoek is ter terechtzitting namens Bureau Jeugdzorg naar voren gebracht dat bij de minderjarige sprake is van complexe problematiek en een lange jeugdhulpverleningsgeschiedenis. Momenteel is nog steeds niet duidelijk welke plek het meest passend is voor de minderjarige. Bij de [instelling A] en [instelling B] leverde de behandeling niet het gewenste resultaat op en is de situatie van de minderjarige verslechterd. De minderjarige kan binnen [instelling B] niet langer gehanteerd worden. Zij is overgeplaatst naar de afdeling [X]. Daar verblijft de minderjarige maximaal drie maanden en zal onderzoek worden verricht naar de behoeften van de minderjarige. [X] zal vervolgens een advies uitbrengen, zodat Bureau Jeugdzorg de minderjarige op een passende plek kan plaatsen. De wens van de minderjarige om haar te plaatsen op een open afdeling van de [instelling A] is thans niet haalbaar. Daargelaten of deze plek de beste plek voor de minderjarige is, leiden de complexe problematiek en de automutilatie ertoe dat de [instelling A] de minderjarige niet zal kunnen aannemen.
Door en namens de minderjarige is ter terechtzitting primair gepleit voor afwijzing van de verzochte machtiging. Subsidiair is verzocht de machtiging toe te wijzen voor de duur van drie maanden, met afwijzing voor het overige. De situatie die aanleiding heeft gegeven voor de doorplaatsing van de minderjarige naar de [X] is onaanvaardbaar. Uit de beschikking d.d. 3 juni 2014 van de kinderrechter blijkt dat bekeken moet worden welke plaatsing in het belang van de minderjarige is. De kinderrechter heeft met deze beschikking het signaal afgegeven dat zij een plaatsing van de minderjarige bij [X] niet alleen kon beoordelen. Verdere voortduring van de gesloten plaatsing is in het licht van de nationale en internationale jurisprudentie niet gerechtvaardigd. Er dient een passende behandeling aan de minderjarige te worden geboden in het kader van de gesloten jeugdzorg. Daar is echter al anderhalf jaar geen sprake van. Indien de rechtbank van oordeel is dat een gesloten plaatsing langer noodzakelijk is, dient de verzochte machtiging voor de duur van ten hoogste drie maanden te worden verleend. Een machtiging met een langere duur is in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Een effectieve behandeling is uitgesloten door de houding van de minderjarige en de weerstand tegen een gesloten plaatsing. De gesloten plaatsing heeft tot nu toe slechts achteruitgang opgeleverd. De minderjarige is gemotiveerd om binnen een open setting mee te werken aan de benodigde hulpverlening. Bureau Jeugdzorg dient deze optie serieus te onderzoeken, in samenwerking met [X].
De vader heeft ter terechtzitting verklaard dat de situatie van de minderjarige de afgelopen vier jaren is verslechterd. Het leven van de minderjarige is verwoest. De vader is voornemens zijn baan op te zeggen, zodat hij voor de minderjarige kan zorgen. Hij is ontevreden over de werkwijze van Bureau Jeugdzorg.
De moeder heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat zij graag zou zien dat de minderjarige thuis wordt geplaatst.

Beoordeling

De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de minderjarige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die zij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat de gronden voor toewijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg thans nog aanwezig zijn. Bij de minderjarige is sprake van een ernstige en gecompliceerde problematiek. De plaatsingen bij de [instelling A] en [instelling B] hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd. Er zijn momenteel geen alternatieven voor plaatsing van de minderjarige beschikbaar. Dit maakt dat plaatsing binnen de gesloten jeugdzorg nog steeds noodzakelijk is. Het is in het belang van de minderjarige dat onderzoek wordt verricht en op basis van een advies goed kan worden vastgesteld welke behandeling en in het verlengde daarvan welke plaatsing het meest tegemoet komt aan de behoeften van de minderjarige. Dit advies van [X] dient te worden afgewacht, zodat Bureau Jeugdzorg naar aanleiding daarvan stappen kan nemen om de minderjarige door te plaatsen naar een geschikte plek en passende behandeling kan aanbieden. Over zes maanden zal de situatie opnieuw worden beoordeeld en zal worden bekeken welk traject moet worden doorlopen. De rechtbank merkt daarbij op dat zij niet uitsluit dat een traject in het kader van de Wet Bopz beter kan aansluiten bij de problematiek van de minderjarige. Hier zal na de observatie- en stabilisatieperiode bij [X] wellicht meer duidelijkheid over zijn.
De rechtbank zal de machtiging dan ook verlenen voor de duur van zes maanden en het verzoek voor het overige aanhouden. De rechtbank realiseert zich dat de gesloten plaatsing van de minderjarige die al geruime tijd heeft geduurd nu nog langer zal voortduren. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de problematiek van de minderjarige, waardoor niet alleen haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig in gevaar komt, maar die ook grote risico’s voor haar eigen veiligheid oplevert, voortduring van de plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg rechtvaardigt.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zoals bedoeld in artikel 29b, eerste lid, van de Wet op de Jeugdzorg van 15 juli 2014 tot 19 december 2014, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 19 mei 2014;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot
een nader te bepalen terechtzitting van de meervoudige kamer vóór 19 december 2014;
gelast de griffier tegen nader te bepalen terechtzitting op te roepen:
  • de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
  • de vader,
  • de moeder,
  • de minderjarige,
  • mr. M-J.E. Gilsing, advocaat van de minderjarige;
verzoekt Bureau Jeugdzorg voor nader te bepalen terechtzitting stukken over te leggen en aan de belanghebbenden te doen toekomen waaruit de situatie van de minderjarige blijkt;
verzoekt Bureau Jeugdzorg zorg te dragen voor de oproep van een tolk ten behoeve van de moeder.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M. Dam, S.M. Borkent en A.J.J.M. Weijnen, allen kinderrechters, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2014 in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart als griffier, en bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste rechter.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.