Uitspraak
AWB 14/8260 (beroep B. Ganaa)
eiseres 1,
[eiseres 2],geboren op [geboortedatum 1],
eiseres 2,
[naam kind],geboren op[geboortedatum 1],
allen van Mongoolse nationaliteit,
3 maart 2014 voorliggende asielaanvragen ingediend. MediFirst heeft bij medische adviezen van 6 maart 2014 eiseressen in staat geacht om te worden gehoord. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 23 april 2014 (AWB 14/8272 en 14/8264) onder meer bepaald dat de behandeling van de beroepen zal worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van het onderzoek door het iMMO, zoals opgestart op verzoek van eiseres 2. Op 3 juni 2014 heeft het iMMO een concept-rapport uitgebracht. Op 16 juni 2014 heeft het iMMO een definitief rapport (iMMO-rapport) uitgebracht. Het definitieve rapport is inhoudelijk geheel gelijk aan het concept-rapport.
4. Eiseres 2 voert aan dat verweerder heeft miskend dat zij vanwege haar medische situatie tijdens het eerste en nader gehoor niet in staat was tot het afleggen van volledige, consistente en coherente verklaringen. Daarbij verwijst zij naar het iMMO-rapport, waaruit onder meer blijkt dat de bij haar aanwezige klachten zeker interfereren met het doen van een coherent, consistent en compleet asielrelaas. Verweerder heeft, bezien in dat licht en gelet ook op zijn eigen (IND) werkinstructie 2010/13, dan ook ten onrechte aan eiseres 2 tegengeworpen dat zij tegenstrijdige, bevreemdende en vage verklaringen over de door haar gestelde gebeurtenissen heeft afgelegd. Daarnaast voert eiseres 2 aan dat het iMMO-rapport haar asielrelaas onderbouwt, nu zij daarmee de door haar gestelde gebeurtenissen aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft zich daarom niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het asielrelaas van eiseres 2 positieve overtuigingskracht ontbeert en daarom ongeloofwaardig moet worden geacht. Nu, zo voeren eiseressen gezamenlijk aan, de conclusies van het iMMO-rapport een verklaring bieden voor de wijze waarop eiseres 2 heeft verklaard en daaruit naar voren komt dat de gebeurtenissen die door verweerder niet geloofd worden wel degelijk hebben plaatsgevonden, had de uitkomst van de besluitvorming in hun zaken anders moeten uitvallen.
Ter zitting heeft verweerder zijn standpunt nader toegelicht en gesteld dat uit het iMMO-rapport blijkt dat eiseres 2 in staat is om consistent en coherent te verklaren over de gebeurtenissen in haar leven die niet traumatisch zijn, zoals haar vriend, hun relatie en het stoppen met werken. Verweerder verwijst daarbij naar paragraaf 5a.2 ‘Cognitieve functies’ van het iMMO-rapport. Nu eiseres 2 vaag en tegenstrijdig heeft verklaard op die punten, heeft verweerder zich reeds daarom op het standpunt kunnen stellen dat het relaas van eiseres 2 positieve overtuigingskracht ontbeert, waardoor haar verklaringen over de daaruit voorvloeiende gebeurtenissen, waaronder de aanranding en (pogingen tot) verkrachting(en), eveneens positieve overtuigingskracht ontberen en daarom ongeloofwaardig worden geacht. Mede hierom is ook het relaas van eiseres 1 ongeloofwaardig te achten.
“ (…)
5. PSYCHIATRISCH ONDERZOEK
(…)
5a.2. Cognitieve functiesBetrokkene komt over als gemiddeld intelligent. Ze maakt een oplossingsgerichte indruk, praktisch ingesteld. Haar bereikte schoolniveau is vergelijkbaar met VMBO. Haar talenten lagen op sportgebied. Haar bewustzijn is helder, oriëntatie in tijd, plaats en persoon is ongestoord. Ze laat een groot verantwoordelijkheidsbesef zien voor haar kind en haar moeder. Ze kan zich goed uiten over haar normen en waarden. Ze heeft sterk de neiging haar klachten en problemen te relativeren en te zeggen dat het verleden tijd is. Ze wil flink zijn.
Over het algemeen komt ze over als goed geconcentreerd, zich bewust van haar omgeving en van wat er van haar wordt verwacht. Als ze echter begint te vertellen over haar traumatische ervaringen raakt ze verstrikt in haar gedachten en haar beelden en raakt ze de volgorde van de gebeurtenissen kwijt, kan ze zich details niet meer herinneren of koppelt details van de ene gebeurtenis aan de andere. Ze antwoordt niet meer op de vragen die haar gesteld worden, maar volgt haar eigen chaotische gedachtengang over de gebeurtenissen.
Haar korte termijn geheugen lijkt in tact. Haar lange termijn geheugen is verward. Ze kan uit zichzelf geen chronologie vast houden en lijkt details van gebeurtenissen met elkaar te verwarren. Bij sterke herinneringen is er sprake van herbelevingen: ze ziet de beelden van de traumatische gebeurtenissen voor zich en praat vanuit de beelden.
Sinds de aanranding al en nog meer sinds de verkrachting is betrokkene snel geïrriteerd, opvliegerig. Ze wil haar klachten vergeten, er niet aan denken en heeft voortdurend allerlei vermijdingsstrategieën om haar gedachten, beelden en herbelevingen te voorkomen of weer weg te maken. Als dit haar niet lukt of als ze over haar trauma’s moet praten dan raakt ze verstrikt in beelden en herinneringen. Er treden dan concentratieproblemen op. Ze heeft langdurig (vanaf eind 2010 tot aan haar aankomst in Nederland begin 2014) bedreigingen ondervonden, die haar angstig maakten en tot piekeren leidden. De PTSS klachten met de depressieve kenmerken die betrokkene heeft zijn
typerendvoor de traumatische ervaringen die zij heeft meegemaakt: de aanranding, de verkrachting en de langdurige bedreiging.
Zij komt uit een cultuur waarin heel weinig tot niet wordt gesproken over gevoelens en over pijnlijke zaken, een zwijgcultuur. Ze is opgevoed in de geest van verdringen, doorgaan en niet achterom kijken. Ze staat dan ook erg alleen met haar geheimen, maar ze wil de verkrachting ook geheim blijven houden om haar moeder niet te belasten. In deze zin is betrokkene te typeren als een vrouw met een groot verantwoordelijkheidsgevoel en normbesef. Zij zal niet snel klachten laten horen. Ze toont naar buiten toe vooral haar flinke en positief ingestelde houding. Het is dan ook heel verklaarbaar dat zij zich bij het onderzoek door MediFirst heeft gepresenteerd als een gezond ogende vrouw die geen klachten heeft. Het past ook in dit beeld dat betrokkene niet met haar psychische klachten naar het CGA is gegaan.
6.PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK(…)
Er is sprake van concentratieproblemen, waarbij het accent ligt op vermindering van concentratie onder invloed van langdurige inspanning en stress. Ook deze klachten belemmeren haar om haar relaas chronologisch en geordend te doen, vooral als het de stressvolle gebeurtenissen betreft en gebeurtenissen waarover zij niet wil spreken. (…)
De aanwezige klachten interfereren
zekermet het doen van een coherent, consistent en compleet asielrelaas, temeer daar dit relaas ook nog enkele delen bevat waarover betrokkene zich erg schaamt en die zij geheim wil houden. Dit speelt zeker op dit moment.
Het is in lijn met de positieve instelling van betrokkene en de vermijdende presentatie van haar dat zij bij het MediFirst onderzoek vooral niet wilde stilstaan bij de angsten en de pijnlijke gebeurtenissen met alle gevolgen van dien. Dat zij om die reden nergens melding van maakt klopt met haar presentatie bij dit onderzoek. Omdat dit onderzoek door de uitgebreidheid en de diepgang haar afweer heeft doorbroken werd het mogelijk door haar uiterlijke presentatie heen te kijken. (…)
9.CONCLUSIES(…)
psychischeklachten zijn voortgekomen uit het gestelde
relaas dat ten grondslag ligt aan het asielverzoek?
verhoogde prikkelbaarheid en vermijding, evenals somberheid zijn voortgekomen
uit het gestelde asielrelaas. Betrokkene voelt zich zeer beschaamd over de
aanranding en de verkrachting. Haar culturele achtergrond en haar opvoeding om
positief ingesteld te zijn versterken haar vermijding. De klachten zijn
typerendvoor het gestelde relaas.
op dit momentsprake van psychische problematiek die interfereert met het
vermogen om compleet, coherent en consistent te kunnen verklaren in het kader
van de asielaanvraag?
zekerinterfereren met het doen van
een compleet, coherent en consistent asielrelaas. Betrokkene heeft alle klachten uit
het spectrum van een PTSS. Zij is somber, voelt zich zeer beschaamd over haar
traumatische ervaringen, wil hier liever niet over denken en praten.
die ten tijde van de eerdereasielgehorenhebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en
consistent kunnen verklaren in het kader van de asielaanvraag?
Ja, er zijn aanwijzingen voor psychische problematiek die ten tijde van de eerdere
asielgehoren
zeer waarschijnlijkinterfereerden met het vermogen om compleet,
coherent en consistent te kunnen verklaren. De motivatie voor deze conclusie ligt
in de combinatie van de volgende factoren: het ontstaan van de bij A genoemde
klachten ten tijde van de traumatische gebeurtenissen, het korte tijdsverloop tussen
deze gebeurtenissen en de komst naar Nederland, de tijd van de gehoren, het korte
tijdsverloop tussen de gehoren en het huidige onderzoek, evenals de hoop die
betrokkene had dat ze haar schaamtevolle trauma’s geheim kon houden en
gedachten eraan kon vermijden’’.
4.4. In de IND-Werkinstructie 2010/13 van verweerder is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
(…)
In het rapport van het gehoor, maar ook in de motivering van het voornemen en de beschikking zal aangegeven moeten worden op welke wijze rekening is gehouden met de medische (psychische of fysieke) beperkingen en hoe dit is meegenomen in het besluit. Indien in het voornemen en de beschikking wel hiaten, vaagheden en/of tegenstrijdigheden worden tegengeworpen, dient aandacht te worden besteed aan de motivering, waarom gemeend wordt deze te kunnen tegenwerpen.”
4.5. De rechtbank stelt vast dat in het iMMO-rapport wordt geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn voor psychische problematiek bij eiseres 2 die ten tijde van de eerdere asielgehoren zeer waarschijnlijk interfereerden met het vermogen om compleet, coherent en consistent te kunnen verklaren. De rechtbank volgt niet verweerders lezing van het rapport dat uit het rapport blijkt dat eiseres in staat is om coherent en consistent te verklaren over gebeurtenissen die niet traumatisch zijn, zoals over haar vriend, hun relatie en het beëindigen van haar werkzaamheden. Daartoe acht zij het volgende redengevend. In paragraaf 5a.2 ‘Cognitieve functies’, waarnaar verweerder verwijst, wordt eerstens niet vermeld dat eiseres 2 in staat is om consistent en coherent te verklaren ten aanzien van welke gebeurtenis dan ook. Voorts leidt de rechtbank uit de bewoordingen van deze paragraaf niet af dat bedoeld is in deze paragraaf de conclusie te trekken dat eiseres 2 in staat is consistent en coherent te verklaren over gebeurtenissen die niet traumatisch zijn en dat daaronder begrepen wordt verklaringen over haar vriend, de relatie met hem en het beëindigen van haar werk. Overigens biedt hetgeen in paragraaf 9.2 onder D. is opgenomen naar het oordeel van de rechtbank evenmin grond voor het oordeel dat de conclusie in het iMMO-rapport – dat er aanwijzingen zijn voor psychische problematiek die ten tijde van de eerdere asielgehoren zeer waarschijnlijk interfereerden met het vermogen om compleet, coherent en consistent te kunnen verklaren – enkel ziet op (de door eiseres ervaren) traumatische gebeurtenissen en dat de relatie van eiseres 2 en het beëindigen van haar werk niet als zodanig zijn aan te merken. Ook uit de verklaringen van eiseres 2 kan zulks niet worden afgeleid, nu zij verklaard heeft dat de relatie met haar vriend aanleiding en oorzaak is geweest voor alle (gestelde) gebeurtenissen, waaronder het beëindigen van haar werk. Verweerder kan dan ook zonder nadere motivering niet gevolgd worden in zijn in beroep ingenomen standpunt dat de in het iMMO-rapport vermelde conclusie omtrent het vermogen compleet, coherent en consistent te verklaren slechts een deel van het asielrelaas van eiseres 2 betreft en niet leidt tot een andere beoordeling van de geloofwaardigheid, nu het rapport geen verklaring biedt voor de geconstateerde vaagheden en tegenstijdigheden in de verklaringen over haar vriend, de relatie en het beëindigen van haar werk, aangezien deze gebeurtenissen niet als traumatische gebeurtenissen zijn aan te merken.
uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen met in achtneming van deze
uitspraak;
binnen één weekna de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.