3.4.1Dagvaarding I
3.4.1.1 Algemene bewijsoverweging; algemene verklaring verdachte met betrekking tot het exhibitioneren
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat exhibitionisme zijn “superieure vluchtweg” is in stress-situaties. Hij exhibitioneert sinds vijftig jaar.Wanneer verdachte exhibitioneert, wil hij dat naar hem gekeken wordt. Om te zorgen dat er naar hem gekeken wordt, laat hij zijn geslachtsdeel zien en maakte hij masturbatiebewegingen. Nu hij geen erectie meer kan krijgen, maakt hij geen masturbatiebewegingen meer. Als hij nu wil exhibitioneren, maakt hij dezelfde beweging als bij het afslaan na het plassen, zodat er geen druppels meer uit (zijn geslachtsdeel) komen.Verdachte heeft verklaard af en toe te exhibitioneren wanneer hij zijn dagelijkse zorgen of problemen niet aankan en wil vergeten.
3.4.1.2 Feiten 1 en 3:
seksueel corrumperen van minderjarigen
- Feit 1
[getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zijn dochter [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) op 7 juli omstreeks 19.35 uur in paniek thuis kwam. [slachtoffer 1] vertelde aan haar vader dat zij aan het spelen was in de [adres 2] te Leiderdorp en dat zij een man in de bosjes zag staan. Ze dacht dat hij aan het plassen was omdat zij zijn piemel zag, maar zij zag dat de man met zijn hand heen en weer gaande bewegingen heen langs zijn piemel maakte. [slachtoffer 1] omschreef de man als een oude blanke man van rond de 50 à 60 jaar oud, grijs of wit haar op zijn hoofd en een grijs of witte snor en eventueel een baard.
Op 17 juli 2013 heeft er bij de politie een studioverhoor van [slachtoffer 1] plaatsgevonden. Tijdens dit verhoor heeft zij verklaard dat er een man bij de struiken zat, die met zijn piemel aan het spelen was. Ook deed hij verstoppertje met haar; hij ging weg en kwam weer terug.De man was aan het plassen en hield zijn piemel vast. Hierbij keek hij naar de kinderen en lachte hij alsof hij het leuk vond.Hij was de hele tijd aan het wiebelen tot zijn piemel droog was. Hij was aan het ‘swingen’; hij had zijn handen bij zijn piemel en ging met zijn heupen van voor naar achter.De man lachte “echt heel erg gek” naar haar.
- Feit 3
[getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij zijn drie kinderen, waaronder dochter [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) en zoon [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]), op 7 juli omstreeks 18.00 uur ophaalde in de speeltuin aan de [adres 3] te Leiderdorp.[slachtoffer 2] vertelde aan [slachtoffer 2] dat er een man bij de ingang van de speeltuin stond en dat zijn fiets in dat pad in de bosjes lag. Tevens vertelde zij dat toen zij naar de speeltuin toeliepen zij die fiets daar zag liggen en die man in het pad zag staan en dat de piemel van de man uit zijn broek stak.
Op 6 augustus 2013 heeft er bij de politie een studioverhoor van [slachtoffer 2] plaatsgevonden. Tijdens dit verhoor heeft zij verklaard dat zij met haar broertje en zusje bij de speeltuin was en dat zij bij de bosjes bij de speeltuin een man zag, ”die zijn piemel naar buiten stak”.Ze zag dat de man aan het plassen was. Toen ze langs de man liepen, lachte haar broertje [slachtoffer 3] naar de man en de man lachte terug en zei: ”Hallo”.
[getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat hij zijn zoon [slachtoffer 4] op 7 juli 2014 zag spelen in de speeltuin aan de [adres 3] met drie kinderen van een vriend genaamd ‘[getuige 2]’ (de rechtbank begrijpt: [getuige 2]). Toen [slachtoffer 4] naar zijn zoon keek, zag hij een man, ‘een opa-figuur’, ter hoogte van de ingang van de speelplaats staan, die naar de kinderen keek. Toen hij na ongeveer 15 à 20 minuten zijn zoon ging halen, zag hij de man nog steeds en zag hij dat de man een beweging maakte alsof hij iets omhoog trok.Toen hij aan zijn zoon vroeg of hij de man bij de speeltuin had gezien, vertelde zijn zoon dat een van de kinderen waarmee hij speelde, vermoedelijk [slachtoffer 2], tegen hem had gezegd dat die man had staan plassen en zij zijn piemel had gezien.De man was volgens [slachtoffer 4] tussen de 60 en 65 jaar oud, had grijs/wit haar en gezichtsbeharing.
Is verdachte de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedoelde man?
Verdachte heeft op de terechtzitting van 7 mei 2014 verklaard “dat hij op 8 juli 2013 heeft staan plassen, dat hij misschien uit gewoonte heeft gespeeld met zijn piemel” en “dat het mogelijk is dat hij op 7 juli 2013 heeft moeten plassen en dat hij terug is gevallen in zijn gewoontepatroon” (de rechtbank begrijpt: het spelen met zijn geslachtsdeel).Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij in de avond van 7 juli 2013 veel stress ervoer.
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat verdachte grijs of wit haar heeft en dat hij jonger oogt dan zijn kalenderleeftijd.
Op grond van de verklaringen van [getuige 1] en [slachtoffer 1] , Roeland en [slachtoffer 2] en [getuige 3], alsmede het door [slachtoffer 1] en [getuige 3] opgegeven signalement in combinatie met de eigen waarneming van de rechtbank en de verklaringen van verdachte, concludeert de rechtbank dat verdachte de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedoelde man is geweest.
Heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bij dagvaarding I, onder 1 primair en 3 primair ten laste gelegde seksueel corrumperen van (een) minderjarige(n)?
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] leidt de rechtbank af dat verdachte zijn geslachtsdeel aan haar heeft getoond en dat hij met zijn hand bewegingen bij zijn geslachtsdeel gemaakt heeft. Voorts leidt de rechtbank uit de verklaring van [slachtoffer 2] af dat verdachte stond te plassen en dat zij zijn geslachtsdeel heeft gezien.
De vraag die de rechtbank voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde ‘seksueel corrumperen van een minderjarige’ moet beantwoorden, is of er onder de gegeven omstandigheden sprake is geweest van ‘ertoe bewegen’ in de zin van artikel 248d Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Artikel 248d Sr stelt strafbaar het een kind met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen. Dit artikel voorziet in een uitbreiding van de strafbaarstelling van schennis van de eerbaarheid, als bedoeld in artikel 239 Sr, in het bijzonder wat betreft seksuele handelingen waarbij een kind vrijwillig tegenwoordig is. Het bestanddeel ‘ertoe bewegen’ impliceert een actieve gedraging, die erop gericht is het kind ertoe te brengen getuige te zijn van seksuele handelingen.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kan niet worden afgeleid dat verdachte door woord of gebaar getracht heeft hun aandacht te vangen. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat voorafgaand aan of tijdens de seksuele handelingen van verdachte sprake was van enige vorm van contact tussen hem en de getuigen, in die zin dat verdachte hen ertoe heeft bewogen getuige te zijn van de door hem uitgevoerde seksuele handelingen.
Dit leidt tot de gevolgtrekking dat het tenlastegelegde bestanddeel ‘ertoe bewegen’ niet kan worden bewezen. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde.
Heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bij dagvaarding I onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde schennis van de eerbaarheid?
Gelet op de verklaringen van [getuige 1] en [slachtoffer 1] , Roeland en [slachtoffer 2] en [getuige 3], alsmede het door [slachtoffer 1] en [getuige 3] opgegeven signalement in combinatie met de eigen waarneming van de rechtbank en de verklaringen van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich opzettelijk oneerbaar met ontbloot geslachtsdeel op plaatsen voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 2] en de [adres 3] te Leiderdorp, heeft bevonden en dat hij derhalve de onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
3.4.1.3 Feit 2:
schennis van de eerbaarheid op 7 juli 2013 in het poortje achter de [adres 2]
Ten aanzien van dit feit bevindt zich in het dossier slechts een verklaring van horen zeggen van [getuige 1]. Verder bevat het dossier geen ander bewijs waaruit kan worden afgeleid dat verdachte dit feit heeft gepleegd. De rechtbank is daarom van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs voor dit feit bevat. Nu dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
3.4.1.4 Feit 4:
poging tot seksueel corrumperen van minderjarigen
[getuige 4] heeft verklaard dat hij op 8 juli 2013 ter hoogte van de [adres 4] te Leiderdorp een man zenuwachtig heen en weer zag lopen over het voetpad. De man was tussen de 50 en 60 jaar oud, had grijze haren, een grijze snor en lichte baardgroei.Nadat [getuige 4] was omgelopen, zag hij de man in een groenstrook staan terwijl hij de [adres 4] in keek. [getuige 4] zag dat de man beide handen bij zijn penis had en dat hij met één hand met trekkende bewegingen over zijn penis ging en dat hij in de richting van spelende kinderen keek. De man stond op het voetpad, in het zicht van de kinderen. [getuige 4] is vervolgens op de man afgelopen en heeft hem bij zijn arm gepakt.Vervolgens is de politie ter plaatse gekomen en hebben zij de man aangehouden. De man bleek verdachte te zijn.
Verdachte heeft op de terechtzitting van 7 mei 2014 verklaard “dat hij op 8 juli 2013 heeft staan plassen, [en] dat hij misschien uit gewoonte heeft gespeeld met zijn piemel”.
Heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot het seksueel corrumperen van (een) minderjarige(n)?
Uit de verklaringen van [getuige 4] en verdachte volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte door woord of gebaar getracht heeft de aandacht te trekken van kinderen die op enige afstand – [getuige 4] schat 10 tot 20 meter – in de speeltuin speelden of voorbij kwamen fietsen. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om de spelende kinderen, die zich in zijn nabijheid bevonden, ertoe te bewegen getuige te zijn van zijn handelingen. De rechtbank zal daarom vrijspreken van dit primair ten laste gelegde feit.
Heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde schennis van de eerbaarheid?
Gelet op de verklaringen van [getuige 4] en verdachte is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich opzettelijke oneerbaar met ontbloot geslachtsdeel op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 4] te Leiderdorp, heeft bevonden en dat hij derhalve het subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd.
3.4.1.5 Feit 5:
schennis van de eerbaarheid op 23 juli 2013 te Leiderdorp
De rechtbank overweegt het volgende.
In het dossier bevinden zich slechts een verklaring van horen zeggen van [getuige 5] en een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende een uitgewerkt studioverhoor van de achtjarige [slachtoffer 5]. [getuige 5] heeft verklaard dat haar dochters [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] op 23 juni 2013 hebben verklaard dat zij die dag een enge man hadden gezien, die met zijn hand zijn piemel heen en weer bewoog. [slachtoffer 5] heeft tijdens het studioverhoor verklaard dat zij een ‘soort van volwassen’ man had gezien, die in de bosjes zijn piemel stond te spelen.
Naast voornoemde verklaringen bevindt zich in het dossier geen ander bewijs waaruit kan worden afgeleid dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Namens verdachte – die omtrent dit feit niet verhoord is – is betwist dat hij kleding bezit als door de getuige Van der Zee beschreven, te weten een shirt met witte strepen en een spijkerbroek.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de verklaring van [slachtoffer 5], niet door enig ander bewijs wordt ondersteund, het dossier onvoldoende bevat voor het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 ten laste gelegde feit. Dat betekent dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.