ECLI:NL:RBDHA:2014:8919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
09/818856-13 (dagvaarding I). 09/852080-14 (ttz. gev.) (dagvaarding II), en 10/731017-11 (TUL)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schennis van de eerbaarheid door verdachte in het openbaar, meermalen gepleegd

Op 22 juli 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. De zaak betreft meerdere incidenten waarbij de verdachte, een 72-jarige man, zich opzettelijk oneerbaar heeft gedragen in het openbaar, met ontbloot geslachtsdeel, in het zicht van minderjarigen en volwassenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in 2013 en 2014 zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij getuigen hebben verklaard dat zij de verdachte in compromitterende posities hebben gezien. De verdachte heeft tijdens de zittingen verklaard dat hij aan exhibitionisme lijdt en dat zijn gedrag voortkomt uit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 8 maanden had geëist, niet volledig gevolgd. In plaats daarvan is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, met een proeftijd van 5 jaren. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte zich moet houden aan bepaalde voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft de schennis van de eerbaarheid als bewezen verklaard. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers 09/818856-13 (dagvaarding I). 09/852080-14 (ttz. gev.) (dagvaarding II), en 10/731017-11 (TUL)
Datum uitspraak: 22 juli 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1942 te [geboorteplaats],
adres: [adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 7 mei 2014 en 8 juli 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. Lijnse en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. P.M. Steur, advocaat te Oegstgeest, en door de verdachte op voornoemde zittingen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting d.d. 7 mei 2014 – ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2013 te Leiderdorp, althans in Nederland, (op of aan de openbare weg, te weten de [adres 2]), [slachtoffer 1], geboren [geboortedatum 2], waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze persoon de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van (een) seksuele handeling(en) door in het bijzijn en/of in de nabijheid van die [slachtoffer 1]
– zijn broek naar beneden te trekken/doen en/of zijn penis te tonen en/of
– zijn penis vast te pakken/houden en/of
– met zijn penis te schudden/zwaaien, althans met zijn penis (een) (slaande) beweging(en) te maken en/of
– zich af te trekken, althans met/aan zijn penis (een) trekkende beweging(en) te maken;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2013 te Leiderdorp zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 2], althans in de omgeving daarvan, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
2.
hij op of omstreeks 7 juli 2013 te Leiderdorp zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in een poortje achter de [adres 2], althans in de omgeving daarvan, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
3.
hij op of omstreeks 7 juli 2013 te Leiderdorp, althans in Nederland, (op of aan de openbare weg, te weten de [adres 3]) [slachtoffer 2], geboren [geboortedatum 3] en/of [slachtoffer 3], geboren [geboortedatum 4] en/of [slachtoffer 4], geboren [geboortedatum 5] en/of een of meer andere perso(o)n(en) met een leeftijd onder de zestien jaar, waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze perso(o)n(en) (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van (een) seksuele handeling(en) door in het bijzijn en/of in de nabijheid van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of een of meer andere perso(o)n(en)
- zijn broek naar beneden te trekken/doen en/of zijn penis te tonen en/of
- zijn penis vast te pakken/houden en/of
- met zijn penis te schudden/zwaaien, althans met zijn penis (een) (slaande) beweging(en) te maken en/of
- zich af te trekken, althans met/aan zijn penis (een) trekkende beweging(en) te maken;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2013 te Leiderdorp, althans in Nederland, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 3], althans in de omgeving daarvan, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
4.
hij op of omstreeks 8 juli 2013 te Leiderdorp, althans in Nederland, (op of aan de openbare weg, te weten de [adres 4]) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, een of meer (onbekend) (gebleven) perso(o)n(en) met een leeftijd onder de zestien jaar, waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze perso(o)n(en) (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van (een) seksuele handeling(en) door in het bijzijn en/of in de nabijheid van die (onbekend) (gebleven) perso(o)n(en)
– zijn broek naar beneden te trekken/doen en/of zijn penis te tonen en/of
– zijn penis vast te pakken en/of
– met zijn penis te schudden/zwaaien, althans met zijn penis (een) (slaande) beweging(en) te maken en/of
- zich af te trekken, althans met/aan zijn penis (een) trekkende beweging(en) te maken,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juli 2013 te Leiderdorp zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 4], althans in de omgeving daarvan, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
5.
hij op of omstreeks 23 juni 2013 te Leiderdorp zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 5], althans in de omgeving daarvan, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Dagvaarding II
hij op of omstreeks 24 april 2014 te Rotterdam zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 6] (ter hoogte van perceel nummer [adres 6]), althans in de omgeving daarvan, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel corrumperen van minderjarigen (
dagvaarding I: feit 1 primair, 3 primair), een poging tot het seksueel corrumperen van minderjarigen (
dagvaarding I: feit 4 primair) en/of schennis van de eerbaarheid (
dagvaarding I: feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3 subsidiair, feit 4 subsidiair, feit 5 en dagvaarding II).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
– het seksueel corrumperen van minderjarigen, meermalen gepleegd (
dagvaarding I: feit 1 primair, 3 primair);
– een poging tot het seksueel corrumperen van minderjarigen (
dagvaarding I: feit 4 primair), en
– schennis van de eerbaarheid. Meermalen gepleegd (
dagvaarding I: feit 2, feit 5 en dagvaarding II).
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de bij dagvaarding I ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat.
Ten aanzien van het bij dagvaarding II ten laste gelegde refereert de verdediging aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Dagvaarding I
3.4.1.1 Algemene bewijsoverweging; algemene verklaring verdachte met betrekking tot het exhibitioneren
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat exhibitionisme zijn “superieure vluchtweg” is in stress-situaties. Hij exhibitioneert sinds vijftig jaar. [2] Wanneer verdachte exhibitioneert, wil hij dat naar hem gekeken wordt. Om te zorgen dat er naar hem gekeken wordt, laat hij zijn geslachtsdeel zien en maakte hij masturbatiebewegingen. Nu hij geen erectie meer kan krijgen, maakt hij geen masturbatiebewegingen meer. Als hij nu wil exhibitioneren, maakt hij dezelfde beweging als bij het afslaan na het plassen, zodat er geen druppels meer uit (zijn geslachtsdeel) komen. [3] Verdachte heeft verklaard af en toe te exhibitioneren wanneer hij zijn dagelijkse zorgen of problemen niet aankan en wil vergeten. [4]
3.4.1.2 Feiten 1 en 3:
seksueel corrumperen van minderjarigen
- Feit 1
[getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zijn dochter [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) op 7 juli omstreeks 19.35 uur in paniek thuis kwam. [slachtoffer 1] vertelde aan haar vader dat zij aan het spelen was in de [adres 2] te Leiderdorp en dat zij een man in de bosjes zag staan. Ze dacht dat hij aan het plassen was omdat zij zijn piemel zag, maar zij zag dat de man met zijn hand heen en weer gaande bewegingen heen langs zijn piemel maakte. [slachtoffer 1] omschreef de man als een oude blanke man van rond de 50 à 60 jaar oud, grijs of wit haar op zijn hoofd en een grijs of witte snor en eventueel een baard. [5]
Op 17 juli 2013 heeft er bij de politie een studioverhoor van [slachtoffer 1] plaatsgevonden. Tijdens dit verhoor heeft zij verklaard dat er een man bij de struiken zat, die met zijn piemel aan het spelen was. Ook deed hij verstoppertje met haar; hij ging weg en kwam weer terug. [6] De man was aan het plassen en hield zijn piemel vast. Hierbij keek hij naar de kinderen en lachte hij alsof hij het leuk vond. [7] Hij was de hele tijd aan het wiebelen tot zijn piemel droog was. Hij was aan het ‘swingen’; hij had zijn handen bij zijn piemel en ging met zijn heupen van voor naar achter. [8] De man lachte “echt heel erg gek” naar haar. [9]
- Feit 3
[getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij zijn drie kinderen, waaronder dochter [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) en zoon [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]), op 7 juli omstreeks 18.00 uur ophaalde in de speeltuin aan de [adres 3] te Leiderdorp. [10] [slachtoffer 2] vertelde aan [slachtoffer 2] dat er een man bij de ingang van de speeltuin stond en dat zijn fiets in dat pad in de bosjes lag. Tevens vertelde zij dat toen zij naar de speeltuin toeliepen zij die fiets daar zag liggen en die man in het pad zag staan en dat de piemel van de man uit zijn broek stak. [11]
Op 6 augustus 2013 heeft er bij de politie een studioverhoor van [slachtoffer 2] plaatsgevonden. Tijdens dit verhoor heeft zij verklaard dat zij met haar broertje en zusje bij de speeltuin was en dat zij bij de bosjes bij de speeltuin een man zag, ”die zijn piemel naar buiten stak”. [12] Ze zag dat de man aan het plassen was. Toen ze langs de man liepen, lachte haar broertje [slachtoffer 3] naar de man en de man lachte terug en zei: ”Hallo”. [13]
[getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat hij zijn zoon [slachtoffer 4] op 7 juli 2014 zag spelen in de speeltuin aan de [adres 3] met drie kinderen van een vriend genaamd ‘[getuige 2]’ (de rechtbank begrijpt: [getuige 2]). Toen [slachtoffer 4] naar zijn zoon keek, zag hij een man, ‘een opa-figuur’, ter hoogte van de ingang van de speelplaats staan, die naar de kinderen keek. Toen hij na ongeveer 15 à 20 minuten zijn zoon ging halen, zag hij de man nog steeds en zag hij dat de man een beweging maakte alsof hij iets omhoog trok. [14] Toen hij aan zijn zoon vroeg of hij de man bij de speeltuin had gezien, vertelde zijn zoon dat een van de kinderen waarmee hij speelde, vermoedelijk [slachtoffer 2], tegen hem had gezegd dat die man had staan plassen en zij zijn piemel had gezien. [15] De man was volgens [slachtoffer 4] tussen de 60 en 65 jaar oud, had grijs/wit haar en gezichtsbeharing. [16]
Is verdachte de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedoelde man?
Verdachte heeft op de terechtzitting van 7 mei 2014 verklaard “dat hij op 8 juli 2013 heeft staan plassen, dat hij misschien uit gewoonte heeft gespeeld met zijn piemel” en “dat het mogelijk is dat hij op 7 juli 2013 heeft moeten plassen en dat hij terug is gevallen in zijn gewoontepatroon” (de rechtbank begrijpt: het spelen met zijn geslachtsdeel). [17] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij in de avond van 7 juli 2013 veel stress ervoer. [18]
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat verdachte grijs of wit haar heeft en dat hij jonger oogt dan zijn kalenderleeftijd.
Op grond van de verklaringen van [getuige 1] en [slachtoffer 1] , Roeland en [slachtoffer 2] en [getuige 3], alsmede het door [slachtoffer 1] en [getuige 3] opgegeven signalement in combinatie met de eigen waarneming van de rechtbank en de verklaringen van verdachte, concludeert de rechtbank dat verdachte de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedoelde man is geweest.
Heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bij dagvaarding I, onder 1 primair en 3 primair ten laste gelegde seksueel corrumperen van (een) minderjarige(n)?
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] leidt de rechtbank af dat verdachte zijn geslachtsdeel aan haar heeft getoond en dat hij met zijn hand bewegingen bij zijn geslachtsdeel gemaakt heeft. Voorts leidt de rechtbank uit de verklaring van [slachtoffer 2] af dat verdachte stond te plassen en dat zij zijn geslachtsdeel heeft gezien.
De vraag die de rechtbank voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde ‘seksueel corrumperen van een minderjarige’ moet beantwoorden, is of er onder de gegeven omstandigheden sprake is geweest van ‘ertoe bewegen’ in de zin van artikel 248d Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Artikel 248d Sr stelt strafbaar het een kind met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen. Dit artikel voorziet in een uitbreiding van de strafbaarstelling van schennis van de eerbaarheid, als bedoeld in artikel 239 Sr, in het bijzonder wat betreft seksuele handelingen waarbij een kind vrijwillig tegenwoordig is. Het bestanddeel ‘ertoe bewegen’ impliceert een actieve gedraging, die erop gericht is het kind ertoe te brengen getuige te zijn van seksuele handelingen.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kan niet worden afgeleid dat verdachte door woord of gebaar getracht heeft hun aandacht te vangen. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat voorafgaand aan of tijdens de seksuele handelingen van verdachte sprake was van enige vorm van contact tussen hem en de getuigen, in die zin dat verdachte hen ertoe heeft bewogen getuige te zijn van de door hem uitgevoerde seksuele handelingen.
Dit leidt tot de gevolgtrekking dat het tenlastegelegde bestanddeel ‘ertoe bewegen’ niet kan worden bewezen. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde.
Heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bij dagvaarding I onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde schennis van de eerbaarheid?
Gelet op de verklaringen van [getuige 1] en [slachtoffer 1] , Roeland en [slachtoffer 2] en [getuige 3], alsmede het door [slachtoffer 1] en [getuige 3] opgegeven signalement in combinatie met de eigen waarneming van de rechtbank en de verklaringen van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich opzettelijk oneerbaar met ontbloot geslachtsdeel op plaatsen voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 2] en de [adres 3] te Leiderdorp, heeft bevonden en dat hij derhalve de onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
3.4.1.3 Feit 2:
schennis van de eerbaarheid op 7 juli 2013 in het poortje achter de [adres 2]
Ten aanzien van dit feit bevindt zich in het dossier slechts een verklaring van horen zeggen van [getuige 1]. Verder bevat het dossier geen ander bewijs waaruit kan worden afgeleid dat verdachte dit feit heeft gepleegd. De rechtbank is daarom van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs voor dit feit bevat. Nu dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
3.4.1.4 Feit 4:
poging tot seksueel corrumperen van minderjarigen
[getuige 4] heeft verklaard dat hij op 8 juli 2013 ter hoogte van de [adres 4] te Leiderdorp een man zenuwachtig heen en weer zag lopen over het voetpad. De man was tussen de 50 en 60 jaar oud, had grijze haren, een grijze snor en lichte baardgroei. [19] Nadat [getuige 4] was omgelopen, zag hij de man in een groenstrook staan terwijl hij de [adres 4] in keek. [getuige 4] zag dat de man beide handen bij zijn penis had en dat hij met één hand met trekkende bewegingen over zijn penis ging en dat hij in de richting van spelende kinderen keek. De man stond op het voetpad, in het zicht van de kinderen. [getuige 4] is vervolgens op de man afgelopen en heeft hem bij zijn arm gepakt. [20] Vervolgens is de politie ter plaatse gekomen en hebben zij de man aangehouden. De man bleek verdachte te zijn. [21]
Verdachte heeft op de terechtzitting van 7 mei 2014 verklaard “dat hij op 8 juli 2013 heeft staan plassen, [en] dat hij misschien uit gewoonte heeft gespeeld met zijn piemel”. [22]
Heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot het seksueel corrumperen van (een) minderjarige(n)?
Uit de verklaringen van [getuige 4] en verdachte volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte door woord of gebaar getracht heeft de aandacht te trekken van kinderen die op enige afstand – [getuige 4] schat 10 tot 20 meter – in de speeltuin speelden of voorbij kwamen fietsen. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om de spelende kinderen, die zich in zijn nabijheid bevonden, ertoe te bewegen getuige te zijn van zijn handelingen. De rechtbank zal daarom vrijspreken van dit primair ten laste gelegde feit.
Heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde schennis van de eerbaarheid?
Gelet op de verklaringen van [getuige 4] en verdachte is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich opzettelijke oneerbaar met ontbloot geslachtsdeel op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 4] te Leiderdorp, heeft bevonden en dat hij derhalve het subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd.
3.4.1.5 Feit 5:
schennis van de eerbaarheid op 23 juli 2013 te Leiderdorp
De rechtbank overweegt het volgende.
In het dossier bevinden zich slechts een verklaring van horen zeggen van [getuige 5] en een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende een uitgewerkt studioverhoor van de achtjarige [slachtoffer 5]. [getuige 5] heeft verklaard dat haar dochters [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] op 23 juni 2013 hebben verklaard dat zij die dag een enge man hadden gezien, die met zijn hand zijn piemel heen en weer bewoog. [slachtoffer 5] heeft tijdens het studioverhoor verklaard dat zij een ‘soort van volwassen’ man had gezien, die in de bosjes zijn piemel stond te spelen.
Naast voornoemde verklaringen bevindt zich in het dossier geen ander bewijs waaruit kan worden afgeleid dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Namens verdachte – die omtrent dit feit niet verhoord is – is betwist dat hij kleding bezit als door de getuige Van der Zee beschreven, te weten een shirt met witte strepen en een spijkerbroek.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de verklaring van [slachtoffer 5], niet door enig ander bewijs wordt ondersteund, het dossier onvoldoende bevat voor het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 ten laste gelegde feit. Dat betekent dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
3.4.2
Dagvaarding II
[slachtoffer 7] heeft bij de politie verklaard dat zij zich op 24 april 2014 in haar woning aan de [adres 6] te Rotterdam bevond, [23] toen zij een man tussen twee geparkeerde auto’s zag staan. De man had zijn broek naar beneden waardoor zij zijn geslachtsdeel zag. Ze zag dat de man zichzelf aan het aftrekken was. Vervolgens zag ze dat de man straat overstak, voor het raam van haar woonkamer kwam staan en zichzelf voor het raam stond af te trekken. [24]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 7 mei 2014 verklaard dat hij geëxhibitioneerd heeft. [25]
Gelet op de verklaring van [slachtoffer 7] en verdachte is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich opzettelijke oneerbaar met ontbloot geslachtsdeel op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 6] te Rotterdam, ter hoogte van perceel nummer [adres 6], heeft bevonden en dat hij derhalve het ten laste gelegde heeft gepleegd.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
1.
Subsidiair
hij op 7 juli 2013 te Leiderdorp zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 2], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
3.
Subsidiair
hij op 7 juli 2013 te Leiderdorp, zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 3], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
4.
Subsidiair
hij op 8 juli 2013 te Leiderdorp zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 4], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Dagvaarding II
hij op 24 april 2014 te Rotterdam zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 6] (ter hoogte van perceel nummer [adres 6]), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding I onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 primair en 5 en bij dagvaarding II ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 10 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van de bij dagvaarding I ten laste gelegde feiten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is een 72-jarige man, die zich vier maal schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid, door op straat in het zicht van minderjarigen en een volwassene seksueel suggestieve bewegingen te maken. Het gedrag van de verdachte wordt als onfatsoenlijk en aanstootgevend beschouwd en is in strijd met de publieke moraal. Voor toevallig aanwezigen kan het hinderlijk en zelfs angstaanjagend zijn om geconfronteerd te worden met iemand die onverhoeds seksueel getinte handelingen verricht. De verdachte heeft niet stil gestaan bij de mogelijke gevoelens van anderen en heeft slechts gehandeld ter bevrediging van zijn eigen kennelijke drang tot het in het openbaar verrichten van dergelijke handelingen.
Blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 juni 2014 heeft verdachte zich in het verleden bij herhaling schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
Omtrent verdachte zijn twee psychologische rapporten opgemaakt door (NRGD-geregistreerd) klinisch psycholoog dr. R.A.R. Bullens, d.d. 14 oktober 2013 en 10 juni 2014. De psycholoog concludeert dat verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in de vorm van exhibitionisme en claustrofobie. Verder is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO (de rechtbank begrijpt: Niet Anders Omschreven) met borderline en afhankelijke trekken. Ten aanzien van het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit dient verdachte op basis van het verband tussen de diagnoses en het ten laste gelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar aangemerkt te worden. Nu verdachte de bij dagvaarding I ten laste gelegde feiten ontkent, kan de psycholoog geen uitspraken doen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte met betrekking tot die feiten.
Vanuit klinisch oogpunt wordt de kans op recidive matig/hoog ingeschat. Omdat verdachte al jarenlang bij Het Dok in behandeling is, maar het recidiverisico niet verder lijkt te kunnen worden verlaagd, wordt verandering van behandelomgeving geïndiceerd geacht. Behandeling kan blijven plaatsvinden in een ambulant kader bij de forensische polikliniek, bijvoorbeeld bij De Waag.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de twee reclasseringsrapporten, uitgebracht op 26 september 2013 en 4 juli 2014. In het rapport van 4 juli 2014 wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering en behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling voor forensische psychiatrische zorg op te leggen.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 juli 2014 verklaard dat hij goed contact heeft met en vertrouwen heeft in zijn – mede ter terechtzitting aanwezige – reclasseringswerker M. Verdonk. Desgevraagd heeft verdachte voorts ter terechtzitting medegedeeld dat indien aan hem als bijzondere voorwaarde een behandelverplichting opgelegd, hij mee zal werken omdat hij zich hiertoe verplicht voelt, maar “dat hij zichzelf niet helemaal zal geven”. Gelet op de verklaring van verdachte zal de rechtbank – in tegenstelling tot het reclasseringsadvies – slechts een meldplicht als bijzondere voorwaarde opleggen en zal aan verdachte geen behandelverplichting opgelegd worden.
Om de kans op recidive te minimaliseren en zodoende de veiligheid van personen te beschermen, zal de rechtbank in afwijking van de gebruikelijke proeftijd van 2 jaren de proeftijd op 5 jaren stellen. De rechtbank volgt hierin niet de door de officier van justitie gevorderde proeftijd van 10 jaren, nu zij hiertoe geen noodzaak ziet.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als
bijlage Aaan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het in beslag genomen voorwerp.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Rotterdam d.d. 15 december 2011 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 28 maart 2014 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter te Rotterdam d.d. 15 december 2011, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten. De rechtbank acht ook termen aanwezig voor de omzetting van de daarbij (voorwaardelijk) opgelegde gevangenisstraf in een werkstraf.
De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 juni 2014. Uit dit uittreksel is gebleken dat aan verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane feiten wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd. Nu uit dit uittreksel echter niet blijkt dat verdachte deze werkstraffen ook heeft uitgevoerd, is de rechtbank van oordeel dat artikel 22b niet van toepassing is.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 57, 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en tenlastegelegde feiten en het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
schennis van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de hierbij op
vijf (5) jaren vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland aan de Marconistraat 2 te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1 polo shirt;
legt, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging te geven van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter te Rotterdam d.d. 15 december 2011, gewezen onder parketnummer 10.731017-11 – te weten een gevangenisstraf voor de duur van een maand – een taakstraf op voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Dolman, voorzitter,
mrs. A.J. Milius en R.G.C. Veneman, rechters
in tegenwoordigheid van mr. T.L.H.M. Glansbeek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2014.
Mr. Dolman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar met betrekking tot dagvaarding I wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1609-2013092944, van de regiopolitie Hollands Midden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 189). Waar met betrekking tot dagvaarding II wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1700-2014174512, van de politie Eenheid Rotterdam, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 28).
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 33.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 34.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 35.
5.Proces-verbaal van aangifte [getuige 1], p. 46.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 134.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 137.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 138.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 138.
10.Proces-verbaal van aangifte [getuige 2], p. 81.
11.Proces-verbaal van aangifte [getuige 2], p. 82.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 155-156.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 160.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 84.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 85.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 84.
17.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 7 mei 2014, p. 5.
18.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 39.
19.Proces-verbaal van aangifte [getuige 4], p. 26.
20.Proces-verbaal van aangifte [getuige 4], p. 27.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20.
22.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 39.
23.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7], p. 6.
24.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7], p. 7.
25.Proces-verbaal