ECLI:NL:RBDHA:2014:8900
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Boete-oplegging bij schending informatieplicht Werkloosheidswet met evenredigheidstoets
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 juli 2014, staat de boete-oplegging aan eiser centraal, die zijn informatieplicht op grond van de Werkloosheidswet (WW) heeft geschonden. Eiser had een WW-uitkering ontvangen, maar heeft verzuimd om tijdig te melden dat hij in de periode van 9 september 2013 tot en met 13 oktober 2013 had gewerkt. Dit leidde tot een boete van € 680,- die door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) was opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, waarbij hij aanvoert dat de boete niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en dat hij niet de intentie had om te frauderen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn inlichtingenplicht niet behoorlijk is nagekomen, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding heeft plaatsgevonden. Eiser heeft zijn werkhervatting pas na enkele weken gemeld, maar deed dit wel voordat het UWV de overtreding had geconstateerd. De rechtbank heeft de evenredigheid van de boete beoordeeld en geconcludeerd dat, gezien de persoonlijke omstandigheden van eiser en het feit dat hij de overtreding zelf heeft gemeld, een verdere matiging van de boete gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft de boete uiteindelijk vastgesteld op € 340,-, wat zij als evenredig beschouwt.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waarbij de nieuwe boete in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is bepaald dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht vergoedt. Deze uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenplicht voor uitkeringsgerechtigden en de mogelijkheid tot matiging van boetes in geval van verminderde verwijtbaarheid.