ECLI:NL:RBDHA:2014:8545
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot veiligheidssituatie in Irak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Iraakse asielzoeker. De verzoeker had op 6 juni 2014 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De verzoeker stelde dat de veiligheidssituatie in Irak, met name in Bagdad, door recente gewelddadige conflicten tussen de Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIS) en het Iraakse leger, aanzienlijk was verslechterd. Dit leidde tot de vrees voor onomkeerbare gevolgen van een mogelijke uitzetting naar Irak.
De voorzieningenrechter overwoog dat de onvoorspelbaarheid van de situatie in Irak en de recente ontwikkelingen voldoende aanleiding gaven om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De rechter vroeg de verweerder om binnen zes weken een schriftelijke reactie te geven op de snel wijzigende veiligheidssituatie in Irak, waarbij specifiek aandacht moest worden besteed aan de situatie in Bagdad. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de verzoeker om de uitspraak van de rechtbank in de beroepsprocedure af te wachten zwaarder woog dan het belang van de verweerder om tot uitzetting over te gaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de verzoeker niet uit Nederland mag worden verwijderd totdat er een beslissing is genomen in de beroepszaak. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 974,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.