ECLI:NL:RBDHA:2014:842

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
C-09-457495 - JE RK 13-3281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met onoverbrugbare kloof tussen ouders en kind

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2014 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 1997, die onder toezicht was gesteld. Het verzoek tot uithuisplaatsing werd ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, naar aanleiding van ernstige problemen in de relatie tussen de minderjarige en haar ouders. De minderjarige verbleef op dat moment in een logeerhuis en had eerder al meerdere keren in opvangvoorzieningen verbleven. De ouders voerden verweer tegen de plaatsing, waarbij zij stelden dat de minderjarige in een gezinssituatie beter af zou zijn, maar de kinderrechter oordeelde dat de situatie ernstig verstoord was en dat er een onoverbrugbare kloof bestond tussen de minderjarige en haar ouders.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet altijd de waarheid vertelt en zich verzet tegen behandeling, wat de communicatie met haar ouders verder bemoeilijkt. Ondanks de inspanningen van Bureau Jeugdzorg om hulpverlening te bieden, was er geen vooruitgang geboekt, omdat de minderjarige niet openstond voor hulp. De kinderrechter benadrukte het belang van behandeling binnen de jeugd GGZ om de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en de afstand tussen haar en haar ouders te verkleinen.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden de machtiging te verlenen om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 21 januari 2014 tot 9 september 2014, ter effectuering van de ondertoezichtstelling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-3281
Zaaknummer: C/09/457495
Datum beschikking: 21 januari 2014

Machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op het op 30 december 2013 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Zoetermeer (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedag]1997
te [geboorteplaats]
kind uit het huwelijk van:
[de heer A],
de vader,
en
[mevrouw B]
de moeder,
beiden wonende te [woonplaats]
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk in een logeerhuis.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het verweerschrift van de ouders.
Op 20 januari 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- mevrouw [mevrouw C]en mevrouw [mevrouw D], namens Bureau Jeugdzorg;
- de vader en de moeder.
De minderjarige is in raadkamer gehoord.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 9 september 2013 de minderjarige onder toezicht gesteld van 9 september 2013 tot 9 september 2014.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De relatie tussen de minderjarige en de ouders is ernstig verstoord waardoor de minderjarige is weggelopen en voor de derde keer in een opvangvoorziening van Stichting Jeugdformaat verblijft. Bij de minderjarige is sprake van een zorgelijk verlopende ontwikkelingsvoortgang en persoonlijke problematiek. Bureau Jeugdzorg heeft grote zorgen over de wensen en behoeften van de ouders die haaks staan op de wensen van de minderjarige. Bureau Jeugdzorg vindt het van groot belang dat de minderjarige zich veilig voelt binnen het logeerhuis.
De minderjarige heeft ingestemd met het verzochte.
De ouders hebben verweer gevoerd tegen de plaatsing in een logeerhuis. Zij menen dat de minderjarige daar teveel vrijheden heeft en niet de rust en regelmaat krijgt die zij nodig heeft. Zij zijn van oordeel dat de minderjarige meer gebaat is bij plaatsing in een gezinssituatie, doch niet binnen hun netwerk vanwege het manipulatief gedrag van de minderjarige. De ouders zijn niet te spreken over de inzet van de hulpverlening door Bureau Jeugdzorg. De door hen aangedragen hulpverleningsinstanties zijn niet door Bureau Jeugdzorg benaderd waardoor de minderjarige niet geholpen wordt en thans nog steeds niet de hulp krijgt die zij nodig heeft. Zij achten de machtiging tot uithuisplaatsing niet nodig omdat zij op vrijwillige basis blijven meewerken aan de hulpverlening en dat zij de wens van de minderjarige om niet meer thuis te willen wonen respecteren. Een toewijzing van het verzoek zien zij als een legitimering van de minderjarige dat zij als ouders niet deugen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat er sprake is van een zorgelijke ontwikkeling van de minderjarige. De minderjarige heeft veel boosheid en weerstand tegen haar ouders en er is sprake van een onoverbrugbare kloof en een steeds groter wordende communicatieve afstand tussen de minderjarige en haar ouders. Daarnaast is gebleken dat de minderjarige niet altijd de waarheid vertelt en zich verzet tegen behandeling omdat zij van mening is dat dit samengaat met het terugwerken naar huis, hetgeen zij pertinent niet wil. De kinderrechter overweegt voorts dat er verschillende vormen van hulpverlening zijn ingezet zoals systeemtherapie, doch behandeling en begeleiding is niet van de grond gekomen omdat de minderjarige hier niet voor open staat, met als reden dat haar ouders telkens naar haar wijzen als het om de problematiek gaat doch dat de ouders niet naar zichzelf kijken. De kinderrechter is evenwel van oordeel dat behandeling binnen de jeugd GGZ noodzakelijk is om inzicht te geven in de huidige problematiek en om de afstand tussen de minderjarige en haar ouders te verkleinen. Daarmee zal ook de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige gestimuleerd en gewaarborgd worden. Om de behandeling te laten slagen is het derhalve noodzakelijk dat de minderjarige en de ouders zullen meewerken aan de door De Jutters aangeboden systeemtherapie en dat de minderjarige verblijft op een plek waar zij zich veilig voelt en waar zij voldoende rust ervaart. De kinderrechter overweegt voorts dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet gezien moet worden als een bewijs van onvermogen van de ouders, maar dat het tot doel heeft in de beleving van de minderjarige zorg te dragen voor duurzame rust en veiligheid.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 21 januari 2014 tot 9 september 2014, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit
d.d. 17 december 2013;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. U-A-Sai, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014, in tegenwoordigheid van A.U. Hatuina als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.