Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De feiten
zal deze optie in de lijn toetsen: voorkomen dient te worden dat rond het moment dat vanuit de behandelingsoptiek een verlofbeleid verantwoord wordt geacht, dit beleid wordt afgeremd vanuit bestuurlijke en / of politieke redenen.
"de afspraken"in het memo van 2001. Vervolgens is [eiser] op 31 augustus 2001 opgenomen in de kliniek.
tot de conclusie dat het gevraagde onbegeleide verlof uit veiligheidsoogpunt aanvaardbaar is, mits er een meer uitgewerkt verlofplan voorhanden is. Het adviescollege slaat daarbij acht op het feit dat begeleide verloven al jarenlang goed verlopen zijn, dat zich daarbij geen incidenten hebben voorgedaan, dat het recidivegevaar als laag wordt ingeschat en dat het vluchtgevaar afwezig is. Het risico op confrontatie met nabestaanden is gering. Tijdens de verloven zal betrokkene zich niet naar Delft begeven. Hij zal de nabestaanden van slachtoffers uit de weg gaan en hen zeker niet opzoeken. Het adviescollege is van oordeel dat dit laatste expliciet in de voorwaarden van het te verlenen verlof moet worden opgenomen. Voorts zullen overeenkomstig de slotparagraaf in het Rapport van bevindingen inzake het slachtofferonderzoek de slachtoffers en nabestaanden, voor zover zij dat wensen, blijvend geïnformeerd moeten worden over het verdere verloop van de tenuitvoerlegging van de aan betrokkene opgelegde straf en zijn behandeling in de kliniek."
geldt indien het door de kliniek gevoerde verlofbeleid dat een wezenlijk onderdeel zal gaan vormen van de behandeling (conditio sine qua non), wordt tegengehouden" (…) volgt dat voor de beslissing van de minister of onbegeleid verlof zal worden verleend niet (alleen) doorslaggevend is wat de kliniek als gewenste behandeling van [eiser] ziet. [eiser] kan zich wèl beroepen op de bij hem gewekte verwachting dat hij in beginsel behandeld wordt, inclusief het door de kliniek gehanteerde verlofbeleid, maar níet dat de Staat bij zijn beslissing wanneer dat verlof wordt verleend geen andere belangen (zoals de belangen van slachtoffers en het belang van het nog steeds bestaande gevaar voor maatschappelijke onrust) zal betrekken. Dit betekent dat ook grief 3 faalt.
2.Het geschil
3.De beoordeling van het geschil
zwaarwegendefactor vormen bij die belangenafweging. Voorts kunnen - op grond van het laatstgenoemde arrest - de belangen van de slachtoffers en de nabestaanden en de maatschappelijke onrust ook een rol spelen bij de beantwoording van de vraag of aan [eiser] onbegeleid verlof moet worden toegekend en niet slechts bij de bepaling van de modaliteit van zo'n verlof, zoals [eiser] stelt.
"terugkeer in de samenleving") - een TBS-behandeling zal plaatsvinden, waarin een verlofbeleid op gang komt. Aangenomen moet worden dat de betrokkenen bij die afspraken ervan zijn uitgegaan dat alle mogelijke vormen van verlof op enig moment tot de mogelijkheden behoren als de behandeling daarvoor aanleiding geeft. Van de mogelijkheid dat [eiser], bij een gunstig verloop van de behandeling, in aanmerking komt voor onbegeleid verlof moeten de betrokkenen zich dan ook uitdrukkelijk bewust zijn geweest. Klaarblijkelijk vormde dat geen beletsel voor de Staat om er bij de kliniek op aan te dringen om [eiser] op te nemen en hem een TBS-behandeling te laten ondergaan. Daarmee heeft de Staat bij [eiser] de verwachting gewekt dat hem - voor zover geïndiceerd - onbegeleid verlof wordt toegestaan, waaraan de Staat in beginsel is gebonden (zie o.a. arrest gerechtshof Den Haag van 23 november 2010, r.o. 3.9 en 3.10).
Kamerstukken II,2004/05, 30 143, nr. 3). Daarin wordt - op pagina 20 - melding gemaakt van een sedert 2000 bestaande informatieplicht van de Staat jegens slachtoffers ter zake van de bewegingsvrijheid van veroordeelden aan wie een TBS-maatregel is opgelegd, waaraan [eiser] - door opname in de kliniek - gelijk moet worden gesteld. In de onderhavige zaak staat vast dat de slachtoffers en nabestaanden pas geruime tijd nadat aan [eiser] begeleid verlof was toegestaan, daarvan op de hoogte raakten.
zwaarwegendefactor hebben gevormd. Zoals eerder overwogen, was de Staatssecretaris daartoe wel verplicht na het positieve advies van het AVT. Daar komt bij dat de Staat ook op de zitting niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan de zijde van [eiser] de hier bedoelde belangen zijn meegewogen.