ECLI:NL:RBDHA:2014:8397

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2014
Publicatiedatum
8 juli 2014
Zaaknummer
09-777054-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en diefstal van een auto met vernieling

Op 26 juni 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 november 2013 in Waddinxveen een poging tot doodslag heeft gepleegd op twee politieagenten. De verdachte negeerde een stopteken en reed met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur op de provinciale weg N207, waar 80 kilometer per uur was toegestaan. Tijdens de achtervolging gooide hij gereedschapskoffers naar het politievoertuig, waardoor de agenten moesten uitwijken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de kans op de dood van de agenten had aanvaard, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot doodslag. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van een auto, een Renault Twingo, en van de vernieling van een raam van Bouman GGZ. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan deze feiten en legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling in een GGZ-instelling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen respect had voor andermans eigendommen en dat zijn handelen ernstige gevolgen had voor de betrokken politieagenten. De vorderingen van de benadeelde partijen, de politieagenten, werden toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 850,00 per agent, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/777054-14; 22/002510-11 (tul)
Datum uitspraak: 26 juni 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 juni 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Mol en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. W.J. van Bel, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2013 te Waddinxveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (beiden werkzaam bij politie Hollands-Midden, Eenheid Den Haag) van het leven te beroven, opzettelijk heeft gereden in een auto op de provinciale weg N207 met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur waar 80 kilometer per uur is toegestaan (een tweebaansweg met aan één zijde naast de weg een kanaal), terwijl verdachte werd achtervolgd door een politievoertuig en/of verdachte een stopteken was gegeven, drie gereedschapskoffers heeft gegooid naar en/of in de richting van het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] waren gezeten (waardoor de bestuurder van het politievoertuig moest uitwijken om de gereedschapskoffers te ontwijken), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2013 te Waddinxveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (beiden werkzaam bij de politie Hollands-Midden, Eenheid Den Haag), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet heeft gereden in een auto op de provinciale weg N207 met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur waar 80 kilometer per uur is toegestaan (een tweebaansweg met aan één zijde naast de weg een kanaal), terwijl verdachte werd achtervolgd door een politievoertuig en/of verdachte een stopteken was
gegeven, drie gereedschapskoffers heeft gegooid naar en/of in de richting van het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] waren gezeten (waardoor de bestuurder van het politievoertuig moest uitwijken om de gereedschapskoffers te ontwijken), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2013 te Waddinxveen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (beiden werkzaam bij politie Hollands-Midden, Eenheid Den Haag) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte rijdend in een auto op de provinciale weg N207 met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur waar 80 kilometer per uur is toegestaan (een tweebaansweg met aan één zijde naast de weg een kanaal), terwijl verdachte werd achtervolgd door een politievoertuig en/of verdachte een stopteken was gegeven, drie gereedschapskoffers gegooid naar en/of in de richting van het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] waren gezeten (waardoor de bestuurder van het politievoertuig moest uitwijken om de gereedschapskoffers te ontwijken);
EN/OF
hij op of omstreeks 25 november 2013 te Waddinxveen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de provinciale weg N207 en/of de rijksweg N11, met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur waar 80 kilometer per uur is toegestaan (een tweebaansweg met aan één zijde naast de weg een kanaal) heeft gereden, terwijl verdachte werd achtervolgd door een politievoertuig en/of verdachte een stopteken was gegeven, drie gereedschapskoffers heeft gegooid naar en/of in de richting van het
politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (beiden werkzaam bij politie Hollands-Midden, Eenheid Den Haag) waren gezeten (waardoor de bestuurder van het politievoertuig moest uitwijken om de gereedschapskoffers te ontwijken) en/of op die weg op de weghelft van het tegemoet komend verkeer heeft gereden en/of meerdere malen door een rood licht uitstralend verkeerslicht heeft gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 24 en/of 25 november 2013 te Gouda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk Renault Twingo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 19 december 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of een raamkozijn, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bouman GGZ, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk het raam te forceren en/of aan het raam te rukken/trekken;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij op 25 november 2013 als bestuurder van een voertuig een stopteken heeft genegeerd, waarna hij geprobeerd heeft aan de politie te ontkomen door met hoge snelheid weg te rijden en daarbij vanuit zijn voertuig gereedschapskoffers naar het achtervolgende politievoertuig te gooien (feit 1). Dit is ten laste gelegd als een poging doodslag (primair), dan wel een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (subsidiair) dan wel als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (meer subsidiair 1e cumulatief/ alternatief) en/ of gevaarzetting (meer subsidiair 2e cumulatief/ alternatief). Daarnaast wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij het betreffende voertuig gestolen heeft (feit 2). Ten slotte wordt verdachte ervan verdacht zich schuldig gemaakt te hebben aan de vernieling van een raam (feit 3).
3.2
Feit 1
3.2.1
Inleiding [1]
Op 25 november 2013 omstreeks 03.00 uur is door verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gezien dat op de provinciale weg N207 iemand in een Renault Twingo met kenteken [kenteken] (hierna ook: Renault Twingo) reed, welke auto niet verzekerd bleek te zijn. Het voertuig viel op omdat het slingerde en de bestuurder het voertuig kennelijk niet onder controle had. Nadat de verbalisanten een stopteken hadden gegeven, verhoogde het voertuig zijn snelheid. De verbalisanten die het voertuig achtervolgden, hebben vastgesteld dat het voertuig op een gegeven moment met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur reed, terwijl slechts 80 kilometer per uur was toegestaan. [2] De achtervolging vond plaats op de N207, die mede (de rechtbank begrijpt: ter plaatse) gelegen is naast het Gouwe Kanaal. [3]
De verbalisanten hebben voorts gerelateerd dat op een gegeven moment groene koffertjes uit het voertuig werden gegooid in de richting van het politievoertuig. De bestuurder van het politievoertuig moest constant uitwijken om niet door de koffertjes geraakt te worden. Een van de koffertjes raakte desondanks het politievoertuig waardoor het voertuig aan de rechterzijde omhoog kwam. [4] Er zijn naderhand door de politie drie groene gereedschapskoffers aangetroffen langs de N207. [5]
Tijdens de achtervolging beging de bestuurder van het voertuig nog diverse verkeersovertredingen. Zo heeft hij tweemaal een rood licht genegeerd, heeft hij meermalen een doorgetrokken streep overschreden en is hij meermalen tegen het verkeer ingereden, terwijl zich op dat moment ander verkeer op de weg bevond.
Het voertuig kwam uiteindelijk tot stilstand in de Concordiastraat te Alphen aan den Rijn, waar de bestuurder te voet verder is gevlucht. De bestuurder rende in de richting van de Hofzichtstraat en Brederodestraat en is uiteindelijk ontkomen aan de politie.
Over de bovengenoemde feiten, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, bestaat geen discussie. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
Ter beantwoording staat de vraag of verdachte de bestuurder van het achtervolgde voertuig is geweest en zo ja, of het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging doodslag (primair), als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (subsidiair) of als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (meer subsidiair 1e cumulatief/ alternatief) en/ of gevaarzetting (meer subsidiair 2e cumulatief/ alternatief).
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
3.2.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Was verdachte de bestuurder?
In het voertuig is pal naast de bestuurdersstoel een mobiele telefoon (Iphone 4) aangetroffen, welke overging op het moment dat verbalisant [slachtoffer 1] bij het voertuig stond. De verbalisant zag dat de naam “[betrokkene 2]” in het scherm van de telefoon stond. Op het scherm zag de verbalisant voorts de melding dat [betrokkene 2] acht keer had gebeld en ook een bericht afkomstig van [betrokkene 2] “1u geleden: Ik hou van je en laat je niet vallen x”. [6]
Uit nader onderzoek naar de historische telefoongegevens is gebleken dat er op 25 november 2013 om 03:06 uur en om 03:07 uur (derhalve ten tijde van de achtervolging) met de Iphone gebeld is naar 0800 0101 (Collect Call) met een gesprekstijd van respectievelijk 32 seconden en twee minuten. Om 03:10 uur heeft (blijkens de contactnaam) ‘[betrokkene 2]’ naar dit toestel gebeld en heeft dan een gesprek van 1 minuut. [7]
Verdachte heeft verklaard dat de betreffende Iphone 4 van hem is [8] en dat zijn vriendin [betrokkene 2] heet. [9] [betrokkene 2], de vriendin van verdachte, heeft twee dagen na de achtervolging op het politiebureau gemeld dat zij de nacht van de achtervolging een collect-call ontving op haar huistelefoon. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij de enige is die [betrokkene 2] collect belt. [11] Ook heeft verdachte verklaard dat er een code op de Iphone zit. [12]
Voorts is uit onderzoek gebleken dat de vluchtroute van de bestuurder van het door de politie achtervolgde voertuig in de richting van de woning van [betrokkene 2] liep. [13] Verdachte zo heeft de rechtbank tijdens de terechtzitting kunnen vaststellen - voldoet aan het signalement dat een verbalisant van de wegrennende bestuurder heeft gegeven; blanke man, 180 a 190 cm, kort haar/kaal, mager postuur. [14] Uit onderzoek van de Iphone is voorts gebleken dat daarin diverse afbeeldingen van Bosch boormachines staan, alle gemaakt op 23 november 2013. Het betreft boormachines van dezelfde types als de boormachines die tijdens de achtervolging uit de Renault Twingo zijn gegooid. [15]
Aangeefster [aangeefster 1] - bezitster van de betreffende auto - heeft tot slot verklaard dat verdachte regelmatig haar auto leent.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat een andere persoon dan verdachte in het voertuig heeft gereden en met zijn telefoon via ‘collect call’ naar zijn vriendin heeft gebeld, volstrekt onaannemelijk. De verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon de dag voorafgaand aan de achtervolging in de auto heeft laten liggen en dat [aangeefster 1] deze wellicht die nacht door een ander persoon naar verdachte wilde laten brengen en daarbij ook de code van de telefoon aan die persoon zou hebben gegeven, vindt geen enkele steun in de verklaring van [aangeefster 1]. Voor zover verdachte heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster [aangeefster 1] onjuist zijn, geldt dat de rechtbank geen aanleiding ziet om dit van verdachte aan te nemen. Daarbij geldt ook dat verdachte zijn eigen verklaring over wat er is gebeurd meermalen heeft aangepast. Dit draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan de ongeloofwaardigheid van het door verdachte geschetste scenario.
De rechtbank acht, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 november 2013 de bestuurder is geweest van de Renault Twingo, met kenteken [kenteken].
Poging doodslag
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 25 november 2013 voor de politie op de vlucht is geslagen. Tijdens de achtervolging die daarna ontstond heeft verdachte gereedschapskoffers uit zijn voertuig gegooid. Hij deed dit midden in de nacht op een tweebaansweg, waarlangs zich een kanaal en bomen bevinden, terwijl hij met zeer hoge snelheid reed. Het politievoertuig kon een aantal gereedschapskoffers ontwijken maar is door één van de koffers geraakt. Slechts door stuurcorrecties heeft de agent die het politievoertuig bestuurde weten te voorkomen dat het voertuig uit balans raakte.
Door in de gegeven omstandigheden te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat een gereedschapskoffer op de rijbaan of het achtervolgende politievoertuig terecht zou komen, met een ernstig ongeval met de dood van een of beide verbalisanten tot gevolg. Aldus is bij verdachte in ieder geval sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van beide agenten.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3
Feit 2
3.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
3.3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Op 25 november 2013 heeft [aangeefster 1] (hierna: aangeefster) aangifte gedaan van diefstal van haar auto (Renault Twingo). Zij heeft verklaard dat ze op 24 november 2013 omstreeks 22.00 uur naar bed is gegaan en op maandag 25 november 2013 om 4.00 uur door haar dochter wakker werd gemaakt. [16] Toen zag aangeefster dat haar sleutelbos uit haar voordeur was weggenomen en dat haar auto weg was. [17]
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte de bestuurder van de auto is geweest (feit 1) en uit de verklaringen van aangeefster volgt dat zij geen toestemming aan verdachte had gegeven om deze mee te nemen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de auto heeft gestolen.
3.4
Feit 3
3.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
3.4.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Op 20 december 2013 heeft [aangeefster 2] namens Bouman G.G.Z. (hierna: aangeefster) aangifte gedaan van vernieling van een raam. Zij heeft verklaard dat zij op 19 december 2013 omstreeks 19.30 uur door verdachte, die bij hen onder behandeling was, werd gebeld met de mededeling dat hij ontsnapt was door zijn raam. Aangeefster is hierop naar zijn kamer gelopen en zag dat het raam geforceerd en vernield was. [18] Verdachte heeft naderhand verklaard dat hij het raam niet open kreeg en dat een medepatiënt dat voor hem gedaan heeft. De medepatiënt gaf een ruk aan het raam waardoor deze open ging. [19] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aan het raam heeft getrokken. [20]
De rechtbank overweegt dat het handelen van verdachte gericht was op het openmaken van het raam, nu hij aan het raam heeft getrokken. Hoewel een medepatiënt het raam uiteindelijk heeft open gerukt, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het handelen naar uiterlijke verschijningsvormen gericht was op samenwerking om het raam te vernielen. Voorts hebben beiden uitvoeringshandelingen verricht en heeft verdachte zich niet gedistantieerd van het delict. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander het raam heeft vernield.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 25 november 2013 ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (beiden werkzaam bij politie Hollands-Midden, Eenheid Den Haag) van het leven te beroven, opzettelijk heeft gereden in een auto op de provinciale weg N207 met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur waar 80 kilometer per uur is toegestaan (een tweebaansweg met aan één zijde naast de weg een kanaal), terwijl verdachte werd achtervolgd door een politievoertuig en verdachte een stopteken was gegeven,
endrie gereedschapskoffers heeft gegooid in de richting van het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren gezeten (waardoor de bestuurder van het politievoertuig moest uitwijken om de gereedschapskoffers te ontwijken), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij omstreeks 25 november 2013 te Gouda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk Renault Twingo), toebehorende aan [aangeefster 1];
3.
hij op 19 december 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een raam, toebehorende aan Bouman GGZ, heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk het raam te forceren en aan het raam te rukken.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en een klinische opname in een GGZ kliniek voor de duur van maximaal twaalf maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur gelijk aan het voorarrest op te leggen, te vermeerderen met een voorwaardelijk deel waarbij één van de twee door de reclassering voorgestelde trajecten als bijzondere voorwaarde gesteld kan worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft vanuit een voertuig, met hoge snelheid rijdende op een tweebaansweg terwijl zich langs die weg bomen en een kanaal bevonden, gereedschapskoffers naar een achtervolgend politievoertuig gegooid. Door aldus te handelen heeft verdachte de levens van de twee achtervolgende verbalisanten op het spel gezet met het enkele doel om zelf aan aanhouding te ontkomen. Dat de agenten geen fysiek letsel hebben opgelopen is een omstandigheid die niet aan verdachte is te danken. Uit de aangifte en de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding van beide verbalisanten blijkt hoezeer deze gebeurtenis heeft ingegrepen in hun werk en leven. Daarnaast heeft verdachte de betreffende auto gestolen en heeft hij een ruit vernield. Hiermee heeft verdachte ervan blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Dergelijke feiten veroorzaken doorgaans niet alleen financiële schade, maar ook veel hinder en overlast voor de gedupeerden.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ten nadele van verdachte rekening met een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2014, waaruit volgt dat hij veelvuldig met justitie in aanraking is geweest en diverse gevangenisstraffen opgelegd heeft gekregen. Dit alles heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Palier d.d. 6 juni 2014. In dit rapport is het recidiverisico als hoog ingeschat en wordt oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf geadviseerd, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een klinische opname in een zorginstelling en een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank is van oordeel dat een forse, deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal hierbij de adviezen met betrekking tot de op te leggen bijzondere voorwaarden overnemen, nu de rechtbank het van belang vindt dat verdachte zich verplicht zal laten behandelen. Om verdachte de noodzakelijke hulp en steun te bieden, zal de rechtbank voorts bepalen dat de verdachte zich zal melden bij GGZ Bouman Reclassering en dat de reclassering toezicht zal houden en verdachte zal begeleiden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, bepalen dat de hierboven gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2]) hebben zich als benadeelde partij, ieder voor een bedrag van € 850,00, gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen, primair gelet op de bepleite integrale vrijspraak en subsidiair vanwege onvoldoende onderbouwing, niet‑ontvankelijk in hun vordering verklaard dienen te worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank acht deze vorderingen, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot het gevorderde bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve zowel de vordering van [slachtoffer 1] als de vordering van [slachtoffer 2] toewijzen tot een bedrag van € 850,00, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 november 2013 (de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit).
Kosten
Nu de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die deze benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vordering hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die deze benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte voor het hierboven vermelde bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de hiervoor genoemde toegewezen bedragen, ten behoeve van de desbetreffende slachtoffers.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf opgelegd bij vonnis van het Gerechtshof Den Haag d.d. 5 april 2012, te weten gevangenisstraf voor de duur van een jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de proeftijd van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf dient te verlengen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van het Gerechtshof Den Haag d.d. 5 april 2012. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich binnen de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, maar de rechtbank acht van belang dat verdachte zich na afloop van de in de onderhavige zaak op te leggen gevangenisstraf zo spoedig mogelijk onder behandeling zal stellen. De rechtbank volgt hierbij het advies van GGZ Reclassering Palier, d.d. 6 juni 2014.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 14f, 36f, 45, 47, 57, 287, 310, 350 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2:
diefstal;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
12 (twaalf) MAANDENniet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich aansluitend aan zijn detentie bij GGZ Bouman Reclassering op de locatie Marconistraat 2 te Rotterdam zal melden, zo frequent als GGZ Bouman Reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de maximale behandelduur van twaalf maanden zal laten opnemen bij FVK Bouman, of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich na de klinische opname zal laten opnemen in een instelling voor begeleid wonen, te weten Exodus of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan het (dag-)programma van deze instelling;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 850,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 november 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 850,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 november 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 850,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 november 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 850,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 november 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]in zoverre doet vervallen;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van het Gerechtshof Den Haag d.d. 5 april 2012, gewezen onder parketnummer 22/002510-11, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.L Frenkel, voorzitter,
mrs. T.L. Fernig-Rocour en Y.C. Bours, rechters
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1620-2014026094, van de regiopolitie Hollands Midden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 173).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 105.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12 en 13.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 100.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 144.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 139.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 43.
11.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 148.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 144.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 102.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 68.
16.Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], p. 32.
17.Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], p. 33.
18.Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2], p. 97.
19.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 154.
20.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 juni 2014.