ECLI:NL:RBDHA:2014:8234

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2014
Publicatiedatum
4 juli 2014
Zaaknummer
765009-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot hennepplanten

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk afleveren van een grote hoeveelheid delen van hennepplanten, een middel als bedoeld in de Opiumwet. De verdachte was betrokken bij een omvangrijk opsporingsonderzoek genaamd 'Condor', waarbij hij in beeld kwam door zijn contacten met andere verdachten en door observaties en telefoontaps. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het overdragen van een automatisch vuurwapen en het handelen in synthetische drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 maart 2012 te 's-Gravenhage en Schiedam samen met anderen opzettelijk hennepplanten heeft afgeleverd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en het handelen in harddrugs, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij deze feiten had gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/765009-14
Datum uitspraak: 4 juli 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats],
adres: [adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 juni 2014 en 20 juni 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.H. Vogelenzang en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R.A.J. Verploegh, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(Zaaksdossier [adres 2])
hij op of omstreeks 11 januari 2012 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, te weten, een automatisch vuurwapen, (merk Agram, model 2000, kaliber 9 x 19 mm) en/of een voorwerp van categorie I, te weten een (bijbehorende) geluidsdemper en/of munitie van categorie III, te weten 42, althans een of meer patro(o)n(en) (merk Hollow Point, kaliber 9 mm Luger, merk Prvi Partizan Namenska Proizodnja) heeft overgedragen aan een of meer ander(en) en/of voorhanden heeft gehad;
2.
(Zaaksdossier [adres 3])
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 februari 2012 tot en met 3 maart 2012 te ’s-Gravenhage en/of Geertruidenberg en/of Rijen en/of Oosterhout en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of metamfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA), althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde amfetamine (speed) en/of metamfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA), in ieder geval (een) middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 februari 2012 tot en met 3 maart 2012 te ’s-Gravenhage en/of Geertruidenberg en/of Rijen en/of Oosterhout en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een (grote) (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of metamfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA), althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde amfetamine (speed) en/of metamfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA), in ieder geval (een) middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende Verdachte en/of (een of meer van) Verdachtes mededader(s) met dat opzet
- een of meer contact(en) gehad (ontmoetingen en sms-berichten) ten behoeve van het bereiden en/of bewerken en/of aankopen en/of verkopen en/of leveren en/of vervoeren van een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of metamfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA), althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- een of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-berichten gestuurd met betrekking tot het bereiden en/of bewerken en/of verkopen en/of leveren en/of vervoeren van een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of metamfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA), althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- een hoeveelheid (hand)geld voorhanden gehad ten behoeve van het bereiden en/of bewerken en/of aankopen en/of verkopen en/of leveren en/of vervoeren van een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of metamfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA), althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- een (aanzienlijke) (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of metamfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA), althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorhanden gehad en/of
- een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of metamfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA), althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of geleverd;
3.
(Zaaksdossier Gruis)
hij op een meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2012 tot en met 26 maart 2012 te ’s-Gravenhage en/of Delft en/of Schiedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) (grote) hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte is in het omvangrijke opsporingsonderzoek “Condor” in beeld gekomen doordat hij contact leek te onderhouden met [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]), de verdachte in dat onderzoek. In het kader van het onderzoek “Condor” hebben er observaties plaatsgevonden en zijn telefoonnummers die aan verdachte werden toegeschreven getapt.
De op grond hiervan zijn gerezen verdenkingen, houden – kort gezegd – in dat verdachte (al dan niet samen met anderen) op 11 januari 2012 een (automatisch) vuurwapen heeft overgedragen en/of voorhanden gehad (feit 1), in de periode van 2 februari 2012 tot en met 3 maart 2012 heeft gehandeld in synthetische drugs, dan wel de handel daarin heeft voorbereid (feit 2), en in de periode van 10 maart 2012 tot en met 26 maart 2012 heeft gehandeld in hennepgruis (feit 3).
3.2
Feit 1 (Zaaksdossier [adres 2])
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staan de volgende feiten vast. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op 11 januari 2012 heeft er om 14:52 uur op het parkeerterrein van winkelcentrum “De Stede” in Den Haag een ontmoeting plaatsgevonden tussen [betrokkene 1], verdachte en NN1, welke persoon later [medeverdachte] bleek te zijn. Daarna werd om 14:57 uur waargenomen dat [betrokkene 1] zich in een auto naar de kruising van de Lange Stede met de Korte Stede begaf en vervolgens de Korte Stede in liep. Om 15:00 werd gezien dat [betrokkene 1] weer kwam aanlopen vanuit de richting van de Korte Stede, weer in de auto stapte en terugreed naar het parkeerterrein van winkelcentrum “De Stede”, waar om 15:02 uur wederom contact werd gemaakt met verdachte en [medeverdachte].
Bij deze tweede ontmoeting werd door het observatieteam waargenomen dat [betrokkene 1] aan [medeverdachte] iets (de rechtbank begrijpt: een voorwerp) overhandigde, waarna [medeverdachte] de kofferbak van een groene Audi met kenteken [kenteken 1] opende en daarin een zwarte tas gooide en de kofferbak sloot. Vervolgens werd waargenomen dat verdachte en [medeverdachte] in deze auto stapten (verdachte als bestuurder, [medeverdachte] op de bijrijdersstoel voorin) en vertrokken en dat de auto om 15:25 uur stopte op de [adres 2] in Den Haag. Daarna werd gezien dat [medeverdachte] uitstapte en uit de kofferbak de zwarte tas pakte. Hij opende met een sleutel de loods gelegen naast het [adres 6] (hierna: de loods) en ging daar naar binnen. Kort hierop verliet hij de genoemde loods zonder tas, waarna hij weer in de auto stapte en vertrok.
Om 19:15 uur werd de loods binnengetreden en doorzocht. Bij de doorzoeking werd onder meer [1] een zwarte tas met een vuurwapen in beslag genomen. Dit vuurwapen betrof een automatisch vuurwapen van het merk Agram (model 2000) met het kaliber 9 x 19 mm. In de zwarte rugzak werden eveneens een bijbehorende geluiddemper en verspreid over twee patroonmagazijnen 42 Hollow point patronen van het merk Prvi Partizan Namenska Proizodnja met het kaliber 9 mm Luger aangetroffen.
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit heeft begaan. Zij voert daartoe in het bijzonder aan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het automatisch vuurwapen en aldus dit vuurwapen (samen met [medeverdachte]) voorhanden heeft gehad. Dat verdachte deze wetenschap had baseert de officier van justitie op de volgende omstandigheden: verdachte heeft zich met het gesprek op het parkeerterrein van winkelcentrum “De Stede” bemoeid, verdachte heeft uit zichzelf bij de politie verklaard over het overdragen van het wapen, [betrokkene 1] heeft na de inval in de loods door de politie aan een NN-persoon gezegd dat hij “die Hollanders iets had meegegeven” en [betrokkene 1] heeft daarna – via de vrouw van verdachte – contact gezocht met verdachte. Bovendien is kort na de overdracht geobserveerd dat [medeverdachte] wel degelijk ook zelf de groene Audi bestuurde; kennelijk hoefde, aldus de officier van justitie, verdachte alleen maar als chauffeur op te treden bij een risicotransport.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de inhoud van de zwarte tas. Verdachte heeft de zwarte tas niet aangeraakt en hij heeft zich blijkens het proces-verbaal van observatie niet met de overdracht bemoeid. Ook uit de getapte gesprekken van vóór de kennelijke overdracht blijkt niet van enige betrokkenheid of wetenschap van verdachte.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat verdachte op 11 januari 2012 aanwezig is geweest bij de overdracht van een tas met daarin het (later aangetroffen) automatisch vuurwapen, geluiddemper en munitie en dat deze tas daarna is vervoerd naar de loods aan de [adres 2] in de auto waarvan verdachte de bestuurder was. De vraag is nu of verdachte tijdens de overdracht en het vervoer van de tas geweten heeft wat daarin zat.
Hierover staan twee lezingen tegenover elkaar. De lezing van de officier van justitie is hierboven onder 3.2.1 samengevat. De lezing van de verdachte is – kort weergegeven – de volgende. Hij bestuurde die dag de auto waarover [medeverdachte] in die tijd de beschikking had, omdat deze op dat moment geen geldig rijbewijs had. [medeverdachte] had hem gevraagd te rijden zonder hem iets te vertellen over het waarom en waartoe van de afspraak. Hij had daar ook niet naar gevraagd. Hij ging in die tijd bijna dagelijks om met [medeverdachte]. [betrokkene 1] kende hij ook, met hem had hij af en toe vriendschappelijke contacten. Hij heeft echter nooit zaken gedaan met [betrokkene 1]. Hij heeft niet geweten wat er in de zwarte tas zat toen deze in de kofferbak van de Audi werd gelegd en later door [medeverdachte] naar de loods werd gebracht. Hij had ’s avonds gemerkt dat de politie een zoeking deed in de loods. Direct daarna vertelde [medeverdachte] hem dat in de tas een wapen had gezeten.
De rechtbank stelt voorop dat de lezing van verdachte vragen oproept. Op het eerste gezicht lijkt het immers al niet waarschijnlijk dat verdachte zonder ook maar iets daarover te vragen [medeverdachte] naar zijn afspraak met [betrokkene 1] heeft gebracht. Als dan vervolgens een ontmoeting plaatsvond met [betrokkene 1], deze daarop weggaat en korte tijd later weer terugkomt met een zwarte tas en [medeverdachte] deze zwarte tas van [betrokkene 1] aanneemt en in de kofferbak van de Audi zet, is het nog moeilijker voor te stellen dat verdachte toen niet aan zijn vriend [medeverdachte] gevraagd heeft: “He [medeverdachte], wat is hier aan het gebeuren?” of iets dergelijks. Dat geldt evenzeer voor de daaropvolgende tussenstop bij de loods, waar verdachte zag dat [medeverdachte] de zwarte tas uit de auto nam, daarmee naar de loods liep en zonder weer terugkwam.
Niettemin kan de lezing die verdachte heeft gegeven niet als uiterst onwaarschijnlijk terzijde worden gelegd en moet de rechtbank vaststellen dat bewijs dat deze lezing weerspreekt, ontbreekt. Er is geen bewijs in het dossier dat verdachte voorafgaande aan de afspraak zelf enig contact daarover heeft gehad met [betrokkene 1], laat staan dat hij met [betrokkene 1] gesproken zou hebben over de overdracht van een wapen. Ook is er geen bewijs dat verdachte tevoren met [medeverdachte] hierover heeft gesproken, nu [medeverdachte] daarover niet verklaard heeft. Ook blijkt niet wat tijdens de eerste en tweede ontmoeting op de parkeerplaats tussen verdachte, [medeverdachte] en [betrokkene 1] is besproken; zowel [betrokkene 1] als [medeverdachte] zwijgt hierover.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van haar lezing zich mede beroepen op de reactie van [betrokkene 1], nadat deze op de hoogte was geraakt van de doorzoeking. Als [betrokkene 1] het dan heeft over “die Hollanders” (meervoud) kan daaruit hooguit worden afgeleid dat [betrokkene 1] ervan uitging dat ook verdachte wist wat er in de tas zat, maar dit is slechts een gevolgtrekking van [betrokkene 1]. Als vervolgens [betrokkene 1] [medeverdachte] – degene met wie hij de afspraak voor de overdracht van het wapen had gemaakt – niet kan bereiken, zoekt hij begrijpelijkerwijs contact met verdachte, van wie hij eerst nog het telefoonnummer moest achterhalen. Ook dit duidt niet op wetenschap vooraf bij verdachte.
Ook overweegt de rechtbank hier nog dat zij, anders dan de officier van justitie, in de eerste verklaring van de verdachte tegenover de politie op 18 mei 2013 geen spontane bekentenis kan lezen. Verdachte weet naar eigen zeggen sinds de avond van 11 januari 2012 dat in de loods een wapen is aangetroffen, omdat [medeverdachte] hem dat toen verteld had. “We hebben erover gesproken op het moment dat de politie bezig was met de zoeking in de garage en ik hem van straat oppikte. Hij vertelde mij toen van het wapen en van de wiet.”, aldus verdachte in zijn verklaring op 19 mei 2013. Als hem op 18 mei 2013 door de politie foto’s worden getoond van de ontmoetingen op 11 januari 2012 met [medeverdachte] en [betrokkene 1] en een foto van het in de loods aangetroffen automatisch vuurwapen, is het tegen die achtergrond niet opmerkelijk dat hij antwoordt: “Ik weet dat dit automatisch wapen bij [medeverdachte] in de garage is aangetroffen.”
De rechtbank overweegt ten slotte dat uit de omstandigheid dat [medeverdachte] later diezelfde dag wel zelf de Audi heeft bestuurd niet volgt dat verdachte wist dat hij werd ingeschakeld bij een risicotransport.
De conclusie moet dus zijn dat niet met voldoende zekerheid valt vast te stellen dat verdachte tijdens de overdracht van de tas en tijdens de rit met de auto wist dat er een automatisch vuurwapen in de tas zat. Verdachte behoort het voordeel van de twijfel te krijgen en wordt daarom van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen vrijgesproken.
3.3
Feit 2 (Zaaksdossier [adres 3])
De verdenking tegen verdachte bestaat er in dat hij (samen met anderen) in de periode van 2 februari 2012 tot en met 3 maart 2012 heeft gehandeld in verdovende middelen, te weten speed of MDMA, in ieder geval een middel als vermeld op lijst I bij de Opiumwet (eerste cumulatief/alternatief) en/of voorbereidings- of bevorderingshandelingen daartoe heeft gepleegd (tweede cumulatief/alternatief).
3.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit tot vrijspraak geconcludeerd, omdat niet kan worden bewezen dat het verhandelde een stof bevatte die op lijst I bij de Opiumwet staat.
3.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat uit de handelingen van verdachte en uit de inhoud van de telefoontaps niet te halen is dat verdachte doelbewust bezig was met de handel in harddrugs. Uit de telefoontaps blijkt dat verdachte eigenlijk helemaal niet wist waarom de andere verdachten in dit onderzoek elkaar ontmoetten. Verdachte heeft ook geen bemoeienis gehad met de daadwerkelijke overdracht. Omdat niets is onderschept en/of onderzocht, is niet komen vast te staan of er werd gehandeld in verdovende middelen, en zo ja, in welke.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in verdovende middelen van Lijst I (eerste cumulatief/alternatief). De onderlinge telefonische communicatie tussen [betrokkene 1], [medeverdachte] en verdachte levert weliswaar het ernstige vermoeden op dat er in de periode van 2 februari 2012 tot en met 17 februari 2012 werd gehandeld in illegale goederen - en zelfs met een grote waarschijnlijkheid in verdovende middelen -, maar niet kan worden vastgesteld dat het daarbij ging om middelen zoals vermeld op lijst I bij de Opiumwet. Er zijn geen (verdovende) middelen onderschept en/of aan onderzoek onderworpen en ook anderszins kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het om dit soort middelen ging. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van deze variant.
Met betrekking tot het tweede cumulatief/alternatief geldt dat hiervoor niet noodzakelijk is dat er daadwerkelijk middelen van lijst I bij de Opiumwet zijn verhandeld. De vraag hierbij is of de intentie van verdachte daarin te handelen voldoende uit de getapte sms-berichten, telefoongesprekken en/of de observaties blijkt.
De rechtbank stelt vast dat de samenstelling van de mogelijke handel eerst expliciet wordt besproken in de periode toen verdachte niet meer aan de afgeluisterde gesprekken deelnam en werd geobserveerd. De gesprekken daarover werden bovendien niet door verdachte gevoerd, maar door [betrokkene 1] en [betrokkene 5]. De gesprekken die verdachte voerde in de periode van 2 februari 2012 tot 17 februari 2012 sluiten niet uit dat deze betrekking hadden op andere stoffen dan die vermeld zijn op lijst I. In een van deze berichten gaat het over “bubl” (bericht van 7 februari 2012, 21:44 uur), hetgeen mogelijk verwijst naar mefedron. Dit middel viel ten tijde van het ten laste gelegde nog onder de Geneesmiddelenwet. [2] De rechtbank zal verdachte daarom ook van deze variant vrijspreken.
3.4
Feit 3 (Zaaksdossier Gruis)
De verdenking tegen verdachte bestaat er in dat hij (samen met anderen) in de periode van 10 maart 2012 tot en met 26 maart 2012 heeft gehandeld in hennep(resten).
3.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van het opzettelijk vervoeren/aanwezig hebben van ongeveer 20 kilogram hennep(resten) op 19 maart 2012 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte niet betrokken is geweest bij de aflevering of verkoop van het hennepgruis. Verdachte wist alleen dat [medeverdachte] geld tegoed had. Toen de betaling niet plaatsvond, is verdachte weggegaan. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat zou zijn gehandeld in middelen zoals vermeld op lijst II bij de Opiumwet. Er is niets in beslag genomen. Het wordt voorgesteld als hennepgruis, maar het kan ook een partij hennepafval geweest zijn.
3.4.3
Het oordeel van de rechtbank [3]
De rechtbank acht – met de officier van justitie – niet bewezen dat verdachte zich op een andere datum dan op 19 maart 2012 aan het ten laste gelegde feit zou hebben schuldig gemaakt.
Verdachte is door de politie en ter terechtzitting over (een aantal van) de hierna aan te halen telefoongesprekken en sms-berichten ondervraagd, maar heeft consequent ontkend zich met de handel in hennepgruis te hebben beziggehouden. Hij kan zich tevens veel van de gesprekken en sms-berichten niet meer herinneren en heeft derhalve geen verdere verklaring kunnen geven voor de inhoud daarvan. Daarmee geconfronteerd dient de rechtbank zelfstandig te beoordelen wat uit deze gesprekken naar voren komt.
Op 19 maart 2012 om 08:02 uur vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 1] en [medeverdachte], waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
[medeverdachte] zegt dat hij om half 11 bij zijn broertje moet zijn en om 11 uur bij [bedrijf]. (…)
[medeverdachte] zegt dat hij er echt 20 nodig had. Die van Delft had er 20 nodig.
[betrokkene 1] zegt: maar daar is zeventien zoveel.
[medeverdachte] zegt: laat ik er drie bij doen en dan zijn het er sowieso twintig.
[betrokkene 1] zegt: maar hoe kom jij aan die andere drie dan.
[medeverdachte] zegt: dat hij (3e persoon) die kan regelen voor 80 euro. [4]
[betrokkene 1] zegt: dit keer geen misverstand over de prijs toch. [medeverdachte] zegt nee, nee.
Op 19 maart 2012 om 08:11 uur vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 2] en [medeverdachte], waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
[medeverdachte] zegt dat hij om half elf bij [betrokkene 2] is.
[medeverdachte] zegt dat hij ‘het’ even moet oppikken.
Op 19 maart 2012 te 08:14 uur stuurt [medeverdachte] een sms-bericht naar [betrokkene 1]:
Ik heb net gebeld en gaat gewoon door.
Op 19 maart 2012 worden tussen 08:41 uur en 09:26 uur door [medeverdachte] en een NN-[betrokkene 3] de volgende sms-berichten uitgewisseld:
[medeverdachte] naar [betrokkene 3]: Maatje heb je er 3 by ? Zo ja dan kan ik half11 weg brengen dan kan je zie hoe hoog hy sta
[betrokkene 3] naar [medeverdachte]: Heb ik gevraag aan ze..maar waren weg het weekend...maar pak wel die andere zakken f terug die kan ik niet bewaren by my.. [5]
[medeverdachte] naar [betrokkene 3]: Ik haal ze zo op hoe laat afspraak met die rooien
[betrokkene 3] naar [medeverdachte]: Ik laat m bellen om 10 uur...dan spreek k n tyd voor je af.
[medeverdachte] naar [betrokkene 3]: 1 uur [betrokkene 2] ik by je [6]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [betrokkene 1] en [medeverdachte] in de veronderstelling zijn dat er bij [betrokkene 3] 17 kilo ligt. Omdat een persoon van (coffeeshop) [bedrijf] in Delft 20 kilo nodig heeft, vraagt [medeverdachte] aan [betrokkene 3] om er drie bij te doen. [medeverdachte] is voornemens om de 20 kilo om 13:00 uur bij [betrokkene 3] op te halen.
Op 19 maart 2012 te 14:22 uur stuurt [betrokkene 1] een sms-bericht naar [medeverdachte]:
Maar snap niet heb je nou af gegeven of rij je der nog mee
Op 19 maart 2012 te 14:24 uur stuurt [medeverdachte] een sms-bericht naar [betrokkene 1]:
Ik heb het al af gegeven en ik maak af spraak voor woensdag oke
Op 19 maart 2012 om 14:42 uur vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 2] en [medeverdachte], waarin onder meer het volgende wordt gezegd: [7]
[betrokkene 2] zegt: En eh die EENE is, die EENE is 9.115 netto.
[medeverdachte] zegt: Ja.
[betrokkene 2] zegt: En die andere 728 Netto. Dus 16.400 nog wat. Ok. Dus ik weet niet of er nog een tas lag met EEN (1) erin of zo, of waren het alleen die twee (2) dozen.
[medeverdachte] zegt: Er waren twee (2) dozen. Dus jij zegt zestien (16)?
[betrokkene 2] zegt: Zestien (16), om precies is het zestien drie negen vijf (16.395) maar kan iets in die dinges zitten dus, zestien vier honderd (16.400)
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [medeverdachte] de kilo’s om 14:24 uur inmiddels heeft geleverd en dat deze verpakt waren in twee dozen. Een doos bevatte 9,115 kilogram netto en de andere, gelet op het totaalgewicht van 16,395 kilogram, 7,280 kilogram. Wellicht bevatte een tas nog één kilo. Kennelijk is het niet gelukt om de drie extra kilo’s te leveren.
Op 19 maart 2012 te 14:57 uur stuurt [betrokkene 1] een sms-bericht naar [medeverdachte]:
Oke is cool maar heb je nou die papieren of wat x van vandaag x.
Op 19 maart 2012 te 14:58 uur stuurt [medeverdachte] een sms-bericht naar [betrokkene 1]:
Ja word zo naar myn toe gebrag maatje. [8]
Op 19 maart 2012 om 17:40 uur vindt er een gesprek plaats tussen [medeverdachte] en zijn vriendin [vriendin], waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
[medeverdachte] zegt dat [betrokkene 1] al honderd duizend keer loopt te bellen en vraagt wat hij moet zeggen.
[vriendin] vraagt op de achtergrond wat [medeverdachte] moet zeggen tegen [betrokkene 1].
Op de achtergrond zegt verdachte (sh) dat [medeverdachte] moet zeggen dat hij geript is en dat hij nu naar de koffieshop moet gaan.
[vriendin] zegt dit vervolgens ook weer tegen [medeverdachte].
[medeverdachte] zegt: Ja, doei.
Op 19 maart 2012 te 17:43 uur stuurt [medeverdachte] een sms-bericht naar [betrokkene 1]:
We zyn nu naar [bedrijf] om geld te galen.
Op 19 maart 2012 te 17:43 uur stuurt [betrokkene 1] een sms-bericht naar [medeverdachte]:
Heb die het dus geaccepteerd broer.
Op 19 maart 2012 te 17:43 uur stuurt [medeverdachte] een sms-bericht naar [betrokkene 1]:
Op 19 maart 2012 te 17:46 en 17:51 uur stuurt [betrokkene 1] twee sms-berichten naar [medeverdachte]:
Oké kom je dan gelijk na mij hoor je zo maar stoten ze het door ruis of voor hun zelf.
Die ruis gebruiken ze dat voor hun eigen shop of verkopen ze het door? Want jij zegt elke week twintig nodig.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat niet is betaald voor de levering. Verdachte suggereert dat [medeverdachte] tegen [betrokkene 1] moet zeggen dat hij geript is en dat hij nu naar de coffeeshop (de rechtbank begrijpt: [bedrijf]) moet gaan. [medeverdachte] laat [betrokkene 1] weten dat hij naar [bedrijf] gaat om zijn geld te halen. [betrokkene 1] vraagt [medeverdachte] of [bedrijf] het “ruis” voor hun eigen shop (de rechtbank begrijpt: coffeeshop) gebruiken of dat ze het doorverkopen. Uit de combinatie van het “rippen”, hetgeen een term is voor het stelen van drugs, en de vraag over het gebruik door de coffeeshop zelf, leidt de rechtbank af dat wordt gesproken over hennepgruis en dat de levering daaruit bestond.
Op 19 maart 2012 om 17:58 uur vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 2] en een NN-man (0029), waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
[betrokkene 2] zegt: Eh ik had net een afspraak met dinge, maar dat is niet helemaal goed gegaan geloof ik.
(…)
[betrokkene 2] zegt: Nou eh wij hebben elkaar wel gezien maar hij is ineens pleite gegaan.
NN-man zegt: Oh bel ik hem wel effe op. Spreek wat af voor je, hierzo.
[betrokkene 2] zegt: Hij staat uit.
NN-man zegt: He?
[betrokkene 2] zegt: Hij staat uit zijn telefoon. Hij is pleitte gegaan en die ander die hebt het spul in de auto. Dus ik heb er nu twee bij mij, die zijn niet helemaal blij.
NN-man: Dan bel ik hem wel effe op Ja?
Op 19 maart 2012 worden tussen 18:04 en 18:24 uur door [medeverdachte] en [betrokkene 1] de volgende sms-berichten uitgewisseld:
[medeverdachte] naar [betrokkene 1]: Maatje kom met spoet naar [bedrijf] [adres 4] delft
[betrokkene 1] naar [medeverdachte]: Waarom waarom ? wat gebeurd broer [10]
[medeverdachte] naar [betrokkene 1]: Die gozer is pleiten maar was voor shop dus we laten nu eigen naar komen en geen geld weg dag voor raad dan
[betrokkene 1] naar [medeverdachte]: Ja dan neuken we ze broer wij werken niet gratis maar waar is die gozer dan welke gozer die het zou nemen toch waar is die handel heb jij die nog in handen of wat ?
Hallo reageer snel is die pleiten met handel of bedoel je pleiten en der is dan geen geld
[medeverdachte] naar [betrokkene 1]: Ja we gingen naar zyn huis geld halen dat was in schiedam dus maar ze hebben hem nu en ze breng hem hier heen maar me tel is ook leeg maatje
[betrokkene 1] naar [medeverdachte]: Praat duidelijk wie brengt hem na jou toe en wat brengen ze na jou toe heb jij die handel nog ja of nee is die vandoor gegaan met die handen ofzo wees duidelijk hij is toch werkzaam in [bedrijf] is toch bekende dan kan die geen kant op dus wat speeld er nou
(…)
[medeverdachte] naar [betrokkene 1]:
Kom nu alsjeblief. [11]
Op 19 maart 2012 18:31 uur vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 2] en een NN-man (9946) [betrokkene 4], waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
NN-man zegt: Hee wat is er nou joh? Dit is, dit heb je echt verkeerd begrepen [betrokkene 2] jongen. Ik zweer het je. Echt waar. IK wil, ik wou gewoon mee helpen dat jij er ook vanaf was. Echt!
[betrokkene 2] zegt: Ja
NN-man zegt: Moet ik ineens lopen voor mijn leven.
[betrokkene 2] zegt: Nou ja, dat eh.....dat hoefde toch niet?
NN-man zegt: Nee, maar [betrokkene 2] hij komt ineens achter mij aan. Wat is er aan de hand man. Dit heb ik nog nooit meegemaakt man.
[betrokkene 2] zegt: Maar ja, ik ook niet.
NN-man zegt: Echt. Ik heb pistool eh die die ik wil die geld terug geven [betrokkene 2]. Ik eh ik heb het helemaal verkeerd begrepen jongen. Ik heb net [betrokkene 6] aan de lijn, die dacht ook dat het zo was. Die kwam ermee bij mij. Snap je?
[betrokkene 2] zegt: Mh.
NN-man zegt: Ik heb het echt verkeerd begrepen. [betrokkene 6] wou ook anderhalf. Kan jij het alstublieft bij mij op komen halen [betrokkene 2]?
[betrokkene 2] zegt: Eh Ja ik [betrokkene 2] buiten de stad nu.
NN-man zegt: Ja, kunnen wij dat regelen dat wij naar je toe komen rijden of zo of eh ....want dat wil ik gewoon met jou regelen en niet die andere idioot erbij [betrokkene 2]. Daar zit ik helemaal niet op te wachten joh. Dat slaat echt nergens op. Dat had ik ook echt niet verwacht [betrokkene 2]. Ik zweer het echt. Ik probeer jou ermee te helpen. Echt waar. Dat heb je echt honderd procent verkeerd begrepen joh. Je moet echt niet verkeerd over mij denken. Dat vind ik echt vervelend. Dat meen ik echt.
[betrokkene 2] zegt: Ja, Ik vind het ook vervelend hoe eh, wat er net .....want hij is ook ineens pleitte.
(…)
NN-man zegt: ik wil, ik wil het effe met jou afhandelen [betrokkene 2]. Die andere jongens ken ik helemaal niet. Was die andere jouw broer of eh weet ik het wat?
[betrokkene 2] zegt: Ja. Dat is mijn broer.
(…)
NN-man: ik probeer je echt te helpen [betrokkene 2] om er van af te komen. Dat heb ik echt verkeerd begrepen jongen. Ik doe nooit niet dat gruis gebeuren. Echt niet.
[betrokkene 2] zegt: Nou ja. Ik eh bel je zo terug.
NN-man zegt: bel mij zo terug.
[betrokkene 2] zegt: Wacht effe.
NN-man zegt: Ok goed. [12]
Op 19 maart 2012 om 18:39 uur vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 2] en een NN-man (9946) [betrokkene 4], waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
NN-man zegt dat hij het wil teruggeven.
[betrokkene 2] zegt dat hij niet zou weten hoe hij daarmee moet komen aanzetten bij hun.
(...)
[betrokkene 2] vraagt waar de man wil afspreken.
NN-man vraagt wat makkelijk is, of ze elkaar bij Ikea zien of zo.
[betrokkene 2] zegt dat het goed is, spreken over 3 kwartier af, niet bij de hoofdingang, maar daarnaast.
De man zegt: wel jij alleen he [betrokkene 2].
[betrokkene 2] zegt dat het goed is.
Op 19 maart 2012 om 18:46 uur vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 2] en verdachte als gebruiker van de telefoon van [medeverdachte], waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
[betrokkene 2] zegt: met wie spreek ik nou dan?
[verdachte] zegt: [verdachte]
[betrokkene 2] zegt: oh he, hij belt me net. Hij is over drie kwartier met die Bolle samen bij de Ikea in Delft
[verdachte] zegt: Over drie kwartier in Delft, Ikea
[betrokkene 2] zegt: Ja en hij wil alleen mij spreken, hij wil jullie niet zien.
[verdachte] zegt: hij wil jou alleen spreken. Gaat hij nou de eisen stellen. Dat zou mooi worden.
[betrokkene 2] zegt: Nee maar
[verdachte] zegt: Oke is goed, wij rijden naar Scheveningen en zien jullie zo.
Op 19 maart 2012 te 18:49 uur stuurt [medeverdachte] (of verdachte) een sms-bericht naar [betrokkene 1]:
Over drie kwarties ikea delft kom je daar heen. [13]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [medeverdachte] met verdachte in de middag naar het huis van [betrokkene 4], een inkoper/werknemer van coffeeshop [bedrijf], in Schiedam is gereden om het geld voor de levering op te halen. Bij de daarna ontstane onenigheid over de prijs is deze [betrokkene 4] (of diens kompaan) met het hennepgruis weggereden. [betrokkene 2] probeert [betrokkene 4] te bellen, maar deze heeft zijn telefoon uitstaan. [betrokkene 2] wordt daarna gebeld door [betrokkene 4] dat hij de boel alleen met [betrokkene 2] wil afhandelen en hij verdachte en [medeverdachte] niet meer wil zien. Er wordt rond half acht afgesproken bij de Ikea in Delft. [medeverdachte] (of verdachte) vraagt aan [betrokkene 1] om ook daarheen te komen.
Op 19 maart 2012 om 19:27 uur wordt waargenomen dat [betrokkene 1] met het voertuig met kenteken [kenteken 2] aankomt bij de Ikea. Het voertuig wordt om 19:33 uur bij de McDonald’s te Delft geparkeerd. [14]
Op 19 maart 2012 om 19:38 uur vindt er een gesprek plaats tussen [medeverdachte] en zijn vriendin [vriendin], waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
[medeverdachte] zegt: die kankergek loopt te schieten.
[vriendin] zegt: te schieten?
[medeverdachte] zegt: te schieten ja
[vriendin] zegt: rij maar weg dan he
[medeverdachte] zegt: Rij maar weg. Ik zit achter hem. [15] Ja wat denk jij da tik op me laat schieten gek. Ik maak hem dood geloof me nou.
(…)
[vriendin] zegt: [medeverdachte] [16]
Op 19 maart 2012 20:01 uur vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 2] en een NN-man (9946) [betrokkene 4], waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
NN-man zegt: [betrokkene 2], jij zou toch alleen komen jongen. Wij zouden gewoon toch effe afhandelen. (…) Probeer je me als een soort ripper uit te laten maken, wil je dat doen? (…) Die spullen komt [betrokkene 6] bij jou terugbrengen.
[betrokkene 2] zegt: Is goed. [17]
Op 19 maart 2012 om 20:16 uur wordt waargenomen dat [betrokkene 1] met het voertuig met kenteken [kenteken 2] stil staat ter hoogte van de [adres 5] te Den Haag. Daar staat [betrokkene 1] te praten met verdachte. Om 20:30 uur neemt [betrokkene 1] plaats als bestuurder in de [kenteken 2], waarop deze vertrekt. [18]
Op 19 maart 2012 om 20:44 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [betrokkene 1] en [medeverdachte], waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
[betrokkene 1] vraagt waar [medeverdachte] is.
[medeverdachte] komt net bij verdachte aan. [medeverdachte] zegt dat ze tot twee keer toe wegrijden. [medeverdachte] zegt: eerst vanmiddag en net weer. [medeverdachte] zegt dat het terug wilde komen brengen.
[betrokkene 1] zegt: hoe kan dat, ik was binnen 10 min bij Ikea.
[medeverdachte] zegt: een stationwagen en hij erachter aan. [medeverdachte] zegt onder bruggetje en toen zo"n dingetje (wapen) gek. [medeverdachte] zegt dat de bedrijfsleider het bij zijn broertje gaat brengen, en dan willen ze overal van af zijn.
[betrokkene 1] zegt: denk je dat het genoeg is als het terug is. [betrokkene 1] vraagt wat derde te maken heeft met de shop.
[medeverdachte] zegt dat hij de inkoper is.
[betrokkene 1] vraagt of [betrokkene 4] de vaste inkoper is.
[medeverdachte] zegt: ja.
[medeverdachte] zegt dat bedrijfsleider, ze noemen hem witte, die komt het terugbrengen. [medeverdachte] zegt dat die ook in de shop is.
[betrokkene 1] zegt dat hij naar hun wil gaan.
[medeverdachte] zegt dat hun denken dat het van zijn broertje is. [medeverdachte] zegt: die kale toch of niet.
[medeverdachte] zegt: ja net was hij binnen.
[medeverdachte] zegt: dat die lange dunne sowieso van de afspraak weet. Die kale dunne noemen ze witte.
[betrokkene 1] zegt dat hij die kankertoko binnengaat. [19]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [betrokkene 2] niet in zijn eentje naar de afspraak bij de Ikea in Delft is gekomen, maar dat in ieder geval [medeverdachte] bij hem was. [medeverdachte] beweert dat op hem is geschoten. [betrokkene 1] vraagt hoe dat kan zijn gebeurd, omdat hij zelf in de buurt was en – kennelijk – daarvan niets heeft gemerkt. [betrokkene 2] heeft met [betrokkene 4] afgesproken dat [betrokkene 6], de bedrijfsleider van [bedrijf], het hennepgruis terug komt brengen. [betrokkene 1] deelt [medeverdachte] mede dat hij naar de coffeeshop gaat.
Op 19 maart 2012 om 20:50 uur wordt waargenomen dat het voertuig met kenteken [kenteken 2] stil staat voor coffeeshop “[bedrijf]” te Delft en dat deze om 20:54 uur weer vertrekt. [20]
Op 19 maart 2012 om 20:58 uur uur vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 1] en [medeverdachte], waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
[betrokkene 1] zegt: niet aannemen.
[betrokkene 1] zegt dat die mannetje wil teruggeven, dat hij zei verkeerd 150 euro.
Op 19 maart 2012 om 21:18 uur vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 1] en verdachte als gebruiker van de telefoon van [medeverdachte], waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
[verdachte] zegt: De batterij was leeg.
[betrokkene 1] zegt: Dat begreep ik al. Maar luister dan. Waarom ontkennen ze dan dat hij die inkoper was. Dat weet je 100% toch?
[verdachte] zegt: Ja. Maar daar hebben ze zelf ook bijgestaan toen die dat zei hoor!
[betrokkene 1] zegt: Oh, die lange was er gewoon bij toen je erover ging praten met hun ofzo
[verdachte] zegt: Nee, toen we daar stonden in Schiedam, toen zei die zelf al waar hun ook bij stonden van eh ik koop altijd in voor de gang.
[betrokkene 1] zegt: Oh, maar hun kennen hem wel goed dus he
[verdachte] zegt: Ja ja ja
[betrokkene 1] zegt: Probeert hij jou nog te bellen of zo
[verdachte] zegt: Nee, vanavond krijg ik een telefoontje en dan komen ze naar mijn huis om die spullen te brengen.
[betrokkene 1] zegt: Nee, je moet zeggen op kankeren. Je moet zeggen ik neem die spullen niet aan.
[verdachte] zegt: Oke. [21]
Op 19 maart 2012 om 21:20 uur wordt waargenomen dat het voertuig met kenteken [kenteken 2] wederom stopt voor coffeeshop “[bedrijf]” te Delft. Daarna wordt om 21:21 uur waargenomen dat minimaal drie personen, onder wie [betrokkene 1], een blanke man en een man met een Noord-Afrikaans uiterlijk, ter hoogte van de coffeeshop staan te praten. De blanke man kwam uit de coffeeshop. Om 21:31 uur nemen de mannen afscheid van elkaar. [22]
Op 19 maart 2012 worden tussen 23:00 en 23:20 uur door NN-man [betrokkene 4] (9946) en [betrokkene 1] de volgende sms-berichten uitgewisseld:
NN-man naar [betrokkene 1]: Wat er afgesproken is dat komt goed ik heb nog nooit iemand belazerd die portier had mij verx prijs gezegd
[betrokkene 1] naar NN-man: Wat is er afgesproken welke prijs ?
NN-man naar [betrokkene 1]: Jou prijs
[betrokkene 1] naar NN-man: 1500 de kilo zit daar 17,340
NN-man naar [betrokkene 1]: Was 16.400 komt goed
[betrokkene 1] naar NN-man: Nee dat wat ik zij min die zakken precies 16,690
Niks meer te maken met die [betrokkene 2] of ze broertje ik Kom het zelf halen hoe laat precies morgen en waar ? [23]
NN-man naar [betrokkene 1]: Die jonge is morgen pm 10 uur bij mij dan bel ik je gelijk.
Op 19 maart 2012 om 23:29 uur vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 2] en een NN-man (0029), waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
NN-man zegt: hij was met nog iemand, er komen 2 Marokkanen net hierzo, allemaal redelijke jongens hoor, maar die willen weer geld zien en die spullen willen ze niet en ze willen geld. [24]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het hennepgruis bij verdachte zou worden teruggebracht. [betrokkene 1] instrueert [medeverdachte] en verdachte, anders dan zij van plan waren, het hennepgruis niet terug te nemen. [betrokkene 1] gaat daarna samen met een andere man van Marokkaanse afkomst naar de coffeeshop “[bedrijf]” om te vertellen dat ze het hennepgruis niet terug wilden, enkel het geld. [betrokkene 1] laat [betrokkene 4] weten dat hij € 1500 per kilo wil voor de hoeveelheid hennepgruis die hij nog in zijn bezit moet hebben. [betrokkene 1] komt het geld zelf morgen halen, zodat [betrokkene 4] [medeverdachte] en [betrokkene 2] niet meer hoeft te zien.
De rechtbank ziet voor deze interpretatie van de tapgesprekken niet alleen steun in de hiervoor al aangehaalde observaties, die naadloos aansluiten bij de getapte communicatie tussen de verdachten, maar tevens in de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd. Zijn verklaring bevestigt wat uit de getapte communicatie en observaties reeds kon worden opgemaakt. Verdachte heeft immers verklaard dat [medeverdachte] een partij handel had en zijn broer [betrokkene 2] deze kwijt kon aan twee jongens. Hij heeft ook verklaard dat het best zou kunnen kloppen dat het gruis was (de rechtbank begrijpt: hennepgruis) en dat hij dacht dat dit wietafval was. Deze handel is op de [adres 7] (de rechtbank begrijpt: in Den Haag, het adres van [betrokkene 2]) in de auto van de twee jongens gezet. Vervolgens zijn zowel verdachte als [betrokkene 2] en [medeverdachte] achter deze jongens aangereden naar Schiedam. Daar deed een van de jongens zijn kofferbak open en toen zag verdachte twee dozen. Toen volgde er een gesprek over de betaling en zou er te weinig betaald worden. Een van de jongens is toen met de dozen nog in zijn auto weggereden. [25] Daarna is er telefonisch contact geweest, waarbij werd gezegd dat zij richting een coffeeshop in Delft moesten gaan. Verdachte is daar toen met [medeverdachte] naar binnen gegaan. [medeverdachte] heeft een gesprek gevoerd met de bedrijfsleider over het geld. [betrokkene 2] en [medeverdachte] hebben daarna een afspraak gemaakt met de jongens bij de Ikea, waarna [medeverdachte] verdachte opbelde dat hij was beschoten. [26]
Dat de betrokkenheid van verdachte bij de handel groter is geweest dan hij zelf doet voorkomen, volgt ook uit sms-berichten die op 18 maart 2012 tussen 20.31 en 20.34 uur zijn uitgewisseld tussen verdachte en [betrokkene 1]:
Verdachte naar [betrokkene 1]: Ja we moeten dat terug geven toch aan [betrokkene 3] als dat ruis op gehaald woort maar zie je morgen toch voor dat we na l gaan of je moet nog toevallig in die buurt zijn bij me
[betrokkene 1] naar verdachte: Ok dan dan kom je die twee duizend halen ok morgen dan haal je op dan breng je het na delft toch
Verdachte naar [betrokkene 1]: Is goed zie je morgen
[betrokkene 1] naar verdachte: Ok [27]
De rechtbank leidt uit deze berichten af - in lijn met de interpretatie van de tapgesprekken van 19 maart 2012 - dat verdachte op 18 maart 2012 ervan op de hoogte was dat er de volgende dag “ruis” (de rechtbank begrijpt: hennepgruis) bij [betrokkene 3] zou worden opgehaald, dat dit bestemd was voor Delft (de rechtbank begrijpt: coffeeshop [bedrijf]) en dat verdachte daarbij aanwezig zou zijn.
In samenhang met de hiervoor al gedane constatering dat het om hennepgruis moet zijn gegaan, kunnen de reacties van de verdachte, [medeverdachte], [betrokkene 2] en [betrokkene 1] en de door hen concreet genoemde aantallen en prijzen tot geen andere conclusie leiden dan dat het “geripte” een substantiële waarde vertegenwoordigde. Het betrof derhalve geen waardeloos hennepafval, zoals de verdediging heeft aangevoerd, maar een flinke hoeveelheid hennepresten over de prijs waarvan flink ruzie wordt gemaakt en waarvoor vanuit Den Haag naar Schiedam en Delft wordt gereden om het geld op te eisen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte, [medeverdachte], [betrokkene 2] en [betrokkene 1] – nu zij allen op de hoogte waren van en hun rol hadden bij de levering en het terughalen van hennepgruis en/of het corresponderende geldbedrag - tezamen en in vereniging ongeveer 17 kilogram hennepgruis hebben afgeleverd.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
3.
(Zaaksdossier Gruis)
hij op 19 maart 2012 te ’s-Gravenhage en Schiedam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft afgeleverd een grote hoeveelheid delen van hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden (voor de feiten 1 en 3).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, samen met anderen, 17 kilo hennepgruis verhandeld, zij het niet al te succesvol. Door een dergelijke handelwijze heeft de verdachte de normen ter bescherming van de volksgezondheid geschonden. Feit van algemene bekendheid is bovendien dat het leveren van drugs veelal gepaard gaat met diverse vormen van criminaliteit die ook op hun beurt weer schade toebrengen aan de maatschappij. Veelzeggend is dat een van de mededaders heeft aangegeven te zijn beschoten in het kader van de onderhavige deal.
Uit een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld, ook nog na het plegen van het onderhavige feit. Omdat een recente veroordeling ter zake van een drugsdelict nog niet onherroepelijk is, zal de rechtbank deze veroordeling niet ten nadele van verdachte laten meewegen.
Gezien de vrijspraak van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en de uiteindelijk relatief bescheiden rol die verdachte bij de bewezenverklaarde drugsdeal heeft gespeeld, zal de rechtbank geen gevangenisstraf opleggen maar volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 (eerste en tweede cumulatief/alternatief) ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van 60 (ZESTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 30 (DERTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 (twee) uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. Elkerbout, voorzitter,
mrs. C.W. de Wit en M.L. Ruiter, rechters
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Woertman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2014.

Voetnoten

1.Ook werd een tas met vermoedelijk hasj aangetroffen
2.Sinds 9 mei 2012 is dit middel wel vermeld op lijst I bij de Opiumwet.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500_2011 243346 (zaaksdossier Gruis), van de politie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 82 en AH 1 t/m 385).
4.Proces-verbaal, p. 30
5.Proces-verbaal, p. 31
6.Proces-verbaal, p. 32
7.Proces-verbaal, p. 33
8.Proces-verbaal, p. 34
9.Proces-verbaal, p. 35
10.Proces-verbaal, p. 36
11.Proces-verbaal, p. 37
12.Proces-verbaal, p. 38
13.Proces-verbaal, p. 40
14.Proces-verbaal Observeren d.d. maandag 19 maart 2012, AH/8/213
15.Proces-verbaal, p. 43
16.Proces-verbaal, p. 44
17.Proces-verbaal, p. 46
18.Proces-verbaal Observeren d.d. maandag 19 maart 2012, AH/8/214
19.Proces-verbaal, p. 47
20.Proces-verbaal Observeren d.d. maandag 19 maart 2012, AH/8/214
21.Proces-verbaal, p. 48
22.Proces-verbaal Observeren d.d. maandag 19 maart 2012, AH/8/214 en AH/8/215
23.Proces-verbaal, p. 50
24.Proces-verbaal, p. 51
25.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], AH/16/288
26.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], AH/16/289
27.Proces-verbaal, p. 29