Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 april 2014 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 5 maart 2014 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 mei 2014.
2.De feiten
woningbelegger. Het is voor hem in het geheel niet opportuun en eigenlijk voor B alleen
Naar aanleiding van de prettige ontmoeting op de Rijswijkse Golf, bevestig ik hierbij de gemaakte afspraak dat we conform onderstaande e-mail bericht gaan werken aan het “Wageningen” project. (…)”
Dat gesprek is tot stand gekomen: op 13 september 2005 hebben [C], namens Bouwfonds, en [A] en [D] ([D]), namens MN Services, in aanwezigheid van [Q] , elkaar gesproken over het project tijdens een lunch in de brasserie van Karel V te Utrecht. Dat gesprek in Utrecht was vooraf gegaan door een (op initiatief van [Q] tot stand gekomen) voorbereidend gesprek tussen [Q], [A] en [D] in hotel De Wereld te Wageningen.
“Geachte heer [C], beste [C],
Hebben jullie al schriftelijk antwoord gehad van [C] van Bouwfonds mbt jullie e-m inzake ons gesprek in Utrecht?; anders ga ik daar achteraan.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Ten aanzien van het verweer van MN Services dat de bemiddelingsovereenkomst met [Q] (in ieder geval) in 2012 was ‘uitgewerkt’ geldt dat voor de aanvaarding van dat standpunt, tegen de achtergrond van het voorgaande, onvoldoende aanknopingspunten zijn aangedragen. In dat verband moet nog in aanmerking worden genomen dat gesteld noch gebleken is dat het te ontwikkelen project met het oog waarop [Q] en MN Services de bemiddelingsovereenkomst zijn aangegaan, een ander karakter heeft gekregen. Niet gezegd kan worden dat de uiteindelijk gesloten overeenkomst niet meer aansloot op het doel waarvoor de bemiddeling van [Q] is ingeroepen.