In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2014 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2004. Het verzoekschrift was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die de minderjarige onder toezicht had gesteld. De kinderrechter heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een indicatiebesluit en een forensisch psychologisch onderzoek. Tijdens de zitting waren de ouders van de minderjarige aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, en vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg.
De kinderrechter heeft eerder, op 4 februari 2014, de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een bepaalde periode verleend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige problematiek vertoont en dat er behoefte is aan onderzoek naar haar ontwikkeling en de benodigde hulpverlening. Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven dat de minderjarige momenteel in een neutrale omgeving verblijft, maar dat er twijfels zijn over een plaatsing in een gezinshuis vanwege hechtingsproblematiek.
De ouders hebben verweer gevoerd tegen de uitkomsten van het onderzoek en hebben hun wens geuit om de minderjarige bij hen thuis te laten wonen. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en heeft besloten de machtiging te verlengen van 18 juni 2014 tot 1 oktober 2014. Tevens heeft de kinderrechter Bureau Jeugdzorg opgedragen om een plan van aanpak op te stellen voor de verdere behandeling en verblijfplaats van de minderjarige. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot een nader te bepalen zitting.