ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
458241
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2014 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2004. Het verzoekschrift was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die de minderjarige onder toezicht had gesteld. De kinderrechter heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een indicatiebesluit en een forensisch psychologisch onderzoek. Tijdens de zitting waren de ouders van de minderjarige aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, en vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg.

De kinderrechter heeft eerder, op 4 februari 2014, de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een bepaalde periode verleend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige problematiek vertoont en dat er behoefte is aan onderzoek naar haar ontwikkeling en de benodigde hulpverlening. Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven dat de minderjarige momenteel in een neutrale omgeving verblijft, maar dat er twijfels zijn over een plaatsing in een gezinshuis vanwege hechtingsproblematiek.

De ouders hebben verweer gevoerd tegen de uitkomsten van het onderzoek en hebben hun wens geuit om de minderjarige bij hen thuis te laten wonen. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en heeft besloten de machtiging te verlengen van 18 juni 2014 tot 1 oktober 2014. Tevens heeft de kinderrechter Bureau Jeugdzorg opgedragen om een plan van aanpak op te stellen voor de verdere behandeling en verblijfplaats van de minderjarige. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot een nader te bepalen zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 14-72
Zaaknummer : C/09/458241
Datum beschikking: 16 juni 2014

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op het op 13 januari 2014 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Den Haag Zuid/Rijswijk
(verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats];
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[A],
de vader,
wonende te [woonplaats],
en
[B],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk in [X].

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg d.d. 18 november 2013;
- het Forensisch Psychologisch Onderzoek d.d. 28 mei 2014.
Op 16 juni 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank opnieuw met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
de heer[Y] en mevrouw[Z] namens Bureau Jeugdzorg;
de vader, bijgestaan door mr. M.A. Ploemen;
de moeder, bijgestaan door mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen.

Feiten

De kinderrechter heeft bij beschikking d.d. 4 februari 2014 van de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 7 februari 2014 tot
7 februari 2015 en de aan Bureau Jeugdzorg verleende machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen verlengd van 7 februari 2014 tot 7 juni 2014, waarbij het verzoek voor het overige is aangehouden in afwachting van het rapport van het NIFP.
Bij beschikking van 2 juni 2014 is vervolgens de machtiging tot uithuisplaatsing nogmaals voor een korte periode, te weten van 7 juni 2014 tot 18 juni 2014, verlengd en het verzoek wederom aangehouden nu het onderzoek van het NIFP nog niet was afgerond.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt thans nog tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige voor de duur van de ondertoezichtstelling. Blijkens het verzoekschrift heeft Bureau Jeugdzorg hier het volgende aan ten grondslag gelegd.
De minderjarige kan aan de ene kant heel lief en rustig zijn, maar aan de andere kant ook enorm druk en driftig. Ze komt over als een meisje zonder grenzen die niet bang is en zichzelf snel pijn doet. Voorts zitten de ouders niet op één lijn qua opvoeding en communiceren zij nauwelijks met elkaar. Er moet onderzoek worden gedaan naar de ontwikkeling van de minderjarige, of zij beschadigd is en wat voor hulpverlening zij nodig heeft. Ook dient te worden geadviseerd waar de minderjarige na het onderzoek zou moeten wonen. Het is van belang dat de minderjarige gedurende dat onderzoek op een neutrale plek verblijft.
Mr. Ploemen en mr. Grimmelikhuijsen hebben namens de vader respectievelijk de moeder verweer gevoerd, welk verweer hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

Beoordeling

De kinderrechter deelt mee dat zij op het allerlaatste moment het zeer uitgebreide rapport van het Forensisch Psychologisch onderzoek heeft ontvangen, maar dat zij van de zijde van Bureau Jeugdzorg geen plan van aanpak heeft ontvangen, waarin de resultaten van het onderzoek zijn verwerkt en ook de nadere besluitvorming van Bureau Jeugdzorg is weergegeven. De kinderrechter heeft Bureau Jeugdzorg hiertoe bij beschikking van
4 februari 2014 opdracht gegeven.
Mevrouw [Z] heeft in reactie hierop ter zitting meegedeeld dat Bureau Jeugdzorg het rapport pas twee weken geleden heeft ontvangen en hoewel het rapport wel in het team is besproken, inderdaad geen plan van aanplak heeft opgesteld. Deze opdracht van de kinderrechter was Bureau Jeugdzorg eigenlijk ontgaan. Aangegeven is dat de minderjarige, op basis van de conclusies uit het onderzoek, niet naar huis kan en de plaatsing in [X] vooralsnog dient te worden voortgezet. De minderjarige moet inderdaad behandeld worden, maar Bureau Jeugdzorg zet haar vraagtekens bij een plaatsing in een gezinshuis, vanwege de hechtingsproblematiek die er bij de minderjarige speelt. Behandeling kan ook vanuit [X] plaatsvinden. Van de zijde van Bureau Jeugdzorg wordt vooralsnog dan ook het verzoek gehandhaafd.
Mr. Ploemen heeft namens de vader meegedeeld dat hij het niet met de uitkomst van het onderzoek eens is. De contra-indicaties die volgens onderzoekers spelen ten aanzien van een verblijf bij de vader spelen niet in de mate die wordt aangegeven. De vader erkent dat er bij de minderjarige een loyaliteitsconflict speelt, maar niet in de mate die de onderzoekers aangeven. Ook is het zo dat de vader begeleiding van PsyQ heeft voor zijn psychische problemen en dat het verblijf van zijn stiefzoon bij hem thuis geen problemen ten aanzien van het verblijf van de minderjarige zal opleveren. De vader wil graag dat de minderjarige bij hem thuis komt wonen en ziet de machtiging tot uithuisplaatsing als een laatste redmiddel.
Mr. Grimmelikhuijsen heeft meegedeeld dat de moeder het ook niet helemaal eens is met de uitkomst van het onderzoek, zeker ook omdat er geen keuze is gemaakt voor het verblijf van de minderjarige bij één van de ouders. De moeder ziet geen heil in plaatsing van de minderjarige in een gezinshuis. De moeder wil graag zelf voor de minderjarige zorgen.
Nu het momenteel goed gaat in [X] en de minderjarige aldaar ook behandeling krijgt, verzoekt de moeder verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van drie maanden, in welke periode Bureau Jeugdzorg een plan van aanpak kan opstellen, ook rekening houdend met de adviezen van [X].
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing thans nog aanwezig zijn.
De kinderrechter benadrukt dat zij op basis van de uitkomst van het onderzoek thans geen beslissing voor de langere termijn kan nemen. Bureau Jeugdzorg dient, zoals reeds eerder verzocht, een plan van aanpak op te stellen waarin de resultaten van het onderzoek zijn verwerkt en de nadere besluitvorming ten aanzien van de verblijfplaats van de minderjarige is vermeld. Ook dient uitsluitsel te worden gegeven over de door de minderjarige te volgen behandeling.
De kinderrechter zal, gelet hierop, de machtiging tot uithuisplaatsing voor een korte periode verlenen en de behandeling van het verzoek voor het overige aanhouden tot een nader bepaalde terechtzitting.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden verleende machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 18 juni 2014 tot 1 oktober 2014, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 18 november 2013;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de terechtzitting van
23 september 2014 te 13.30 uur(zijnde een zitting van mr. Weijnen);
zegtBureau Jeugdzorg, de vader en mr. Ploemen en de moeder en Mr. Grimmelikhuijsen
aanom op voormelde zitting zonder nadere oproep opnieuw te verschijnen;
verzoekt Bureau Jeugdzorg om twee weken vóór de nader bepaalde terechtzitting een plan van aanpak over te leggen waarin de resultaten van het onderzoek zijn verwerkt en de nadere besluitvorming ten aanzien van de verblijfplaats van de minderjarige is vermeld.
Ook dient uitsluitsel te worden gegeven over de door de minderjarige te volgen behandeling.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J.M. Weijnen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2014 in tegenwoordigheid van mr. M.M de Witte als griffier.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.