ECLI:NL:RBDHA:2014:8155

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
460794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

Op 16 juni 2014 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2001. Het verzoek tot verlenging was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, die zich zorgen maakte over de kwetsbaarheid van het gezinssysteem van de ouders en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige. De ouders, [A] en [B], die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, waren aanwezig bij de zitting, bijgestaan door hun advocaat, mr. R.W. de Gruijl. De minderjarige verblijft feitelijk bij de ouders thuis.

Tijdens de zitting is het eindverslag van Stek Jeugdhulp besproken, waaruit bleek dat de begeleiding positief was afgerond. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en het faxbericht van Bureau Jeugdzorg, maar oordeelde dat de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling niet aanwezig waren. De ouders hebben in de afgelopen periode actief meegewerkt aan de geboden hulpverlening en hebben zelf stappen ondernomen om de minderjarige te ondersteunen, waaronder het regelen van een psychologische behandeling.

De kinderrechter concludeerde dat er voldoende vertrouwen was in de vrijwillige hulpverlening en dat de ouders in staat waren om de noodzakelijke zorg voor de minderjarige te bieden. Daarom werd het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking werd uitgesproken door kinderrechter mr. A.J.J.M. Weijnen, in aanwezigheid van griffier mr. M.M. de Witte. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 14-456
Zaaknummer : C/09/460794
Datum beschikking: 16 juni 2014

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

Beschikking op het op 20 februari 2014 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Gouda (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats];
kind uit het huwelijk van:
[A],
de vader,
en
[B],
de moeder,
beiden wonende te [woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk bij de vader en de moeder thuis.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het faxbericht d.d. 11 juni 2014 van de zijde van Bureau Jeugdzorg.
Op 16 juni 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank opnieuw met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
mevrouw[X] namens Bureau Jeugdzorg;
de vader en de moeder, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl.
De minderjarige is op 16 juni 2014 in raadkamer gehoord.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting is door mr. De Gruijl het eindverslag d.d. 12 juni 2014 van Stek Jeugdhulp overgelegd.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 14 april 2014, waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd, de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 20 april 2014 tot 20 juni 2014 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot de onderhavige zitting.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar.
De grond voor het verzoek, is blijkens de stukken, dat het gezinssysteem bij de ouders kwetsbaar is zowel als gevolg van de persoonlijkheidsstructuur van de ouders als van de zorgelijke sociaal emotionele ontwikkeling van de minderjarige. Aangegeven is dat het belangrijk is dat de ingezette hulpverlening wordt voortgezet en dat daarnaast de gezinsvoogd de minderjarige kan volgen in haar ontwikkeling.
Mr. De Gruijl heeft namens vader en de moeder verweer gevoerd, welk verweer hierna
- voor zover nodig - zal worden besproken.

Beoordeling

Bij voornoemde beschikking d.d. 14 april 2014 heeft de kinderrechter Bureau Jeugdzorg verzocht uiterlijk één week voor de onderhavige zitting de rechtbank, de vader en de moeder en hun advocaat een schriftelijk verslag te doen toekomen met betrekking tot de afronding van de hulpverlening door Stek. Tevens diende te worden aangegeven welke acties de ouders hebben ondernomen om hulpverlening voor hun dochter te zoeken en of Bureau Jeugdzorg van mening is dat de ouders in het vrijwillige kader in staat moeten worden geacht de minderjarige de noodzakelijk geachte hulpverlening te bieden.
In het op 11 juni 2014 ontvangen faxbericht van Bureau Jeugdzorg wordt het antwoord op deze vragen naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende gegeven.
Ter zitting is van de zijde van Bureau Jeugdzorg door de nieuwe gezinsvoogd desgevraagd meegedeeld dat Bureau Jeugdzorg van mening is dat de samenwerking met de ouders nog te fragiel is. Hoewel de ouders open staan voor de geïndiceerde training Eigenwijs die de minderjarige zal moeten gaan volgen en haar er ook voor hebben gemotiveerd, heeft Bureau Jeugdzorg twijfels over het slagen van hulpverlening in het vrijwillige kader.
Meegedeeld is dat Bureau Jeugdzorg de minderjarige in de breedste zin wil beschermen en de ondertoezichtstelling pas wil afsluiten als ze er helemaal zeker van zijn dat alles goed gaat.
Mr. De Gruijl voert het woord namens de ouders en verwijst naar het overgelegde eindverslag van Stek Jeughulp. Deze begeleiding is positief afgerond.
Mr. De Gruijl bepleit afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling nu de gronden daartoe ontbreken.
Hij voert aan dat de vader en de moeder bereid zijn om mee te werken aan vrijwillige hulpverlening en gedurende de afgelopen 2,5 jaar ook alles hebben gedaan wat in het belang van de minderjarige was. Nu de vader en de moeder en ook de minderjarige bereid zijn aan de training Eigenwijs mee te werken, die overigens op korte termijn zal starten, is er geen noodzaak voor handhaving van de ondertoezichtstelling. Hulpverlening in het vrijwillige kader is aangewezen.
De moeder heeft ter terechtzitting nog meegedeeld dat zij via de huisarts een verwijzing voor behandeling van de minderjarige door een psycholoog heeft geregeld en dat de minderjarige daar later op de dag haar eerste gesprek zal hebben. Dit, ter overbrugging van de periode totdat de training Eigenwijs zal beginnen. De moeder heeft voorts meegedeeld dat de minderjarige zal worden gehaald en gebracht.
Van de zijde van Bureau Jeugdzorg wordt door de gezinsvoogd in tweede termijn meegedeeld dat zij positief verrast is dat de moeder zelf de behandeling door de psycholoog heeft geregeld en dat zij ook blij is dat de vader en de moeder zullen meewerken.
De gezinsvoogd heeft voorts aangegeven positief te zijn over de stappen die de vader en de moeder hebben gezet.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de vader en de moeder in de afgelopen periode alles hebben gedaan wat er van hen werd verwacht. Zij hebben de aangeboden hulpverlening goed opgepakt en de minderjarige hiervoor ook gemotiveerd.
Nu ook de gezinsvoogd positief is over de stappen die de vader en de moeder hebben gezet en de moeder inmiddels zelf ook al het initiatief heeft genomen om gesprekken bij de psycholoog voor de minderjarige te regelen, heeft de kinderrechter er voldoende vertrouwen
in dat hulpverlening in het vrijwillige kader toereikend zal zijn.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J.M. Weijnen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2014 in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.