In deze zaak, die betrekking heeft op een wrakingsverzoek, hebben verzoekers zich gericht tot de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag. Het wrakingsverzoek is ingediend tegen de rechters mr. M.T. Renckens en mr. M.M. Meessen, die eerder betrokken waren bij de behandeling van een andere zaak, aangeduid als 'Koninck I'. De verzoekers stellen dat de rechters niet onpartijdig kunnen oordelen in het vervolgonderzoek, aangeduid als 'Koninck II', omdat zij eerder hebben geoordeeld over een bezwaarschrift dat verband houdt met dezelfde materie. De wrakingskamer heeft op 16 juni 2014 de zaak behandeld, waarbij de verzoekers zich lieten vertegenwoordigen door hun advocaten. De rechters Renckens en Meessen hebben niet deelgenomen aan de zitting, maar hebben hun standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt. De officier van justitie was ook aanwezig en heeft zich op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat de verzoekers te laat zijn geweest met hun verzoek. De wrakingskamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verzoekers niet ontvankelijk zijn in hun verzoek tot wraking op basis van de deelname van mr. Renckens aan de eerdere zaak, maar heeft het verzoek tot wraking van mr. Meessen afgewezen op andere gronden. De beslissing is op 30 juni 2014 uitgesproken, waarbij de procesgang in de hoofdzaak voortgezet kan worden.