ECLI:NL:RBDHA:2014:7964

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
30 juni 2014
Zaaknummer
C-09-450957 - HA ZA 13-1065
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsfouten van accountantsmaatschap bij schuldsanering van cliënten en de gevolgen daarvan

In deze zaak vorderden eisers, [eiser] en EKO Bouwmanagement B.V., schadevergoeding van de maatschap [X] & Co Accountants en Belastingadviseurs en haar maten wegens beroepsfouten tijdens een schuldsanering. De rechtbank oordeelde dat de maatschap [X] niet de zorgvuldigheid in acht had genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend accountantskantoor verwacht mag worden. De eisers hadden in financiële problemen verkeerd en hadden een Bbz-krediet van € 100.000,- aangevraagd, dat door de maatschap [X] zou worden beheerd. De rechtbank stelde vast dat de maatschap [X] ernstige fouten had gemaakt door niet tijdig betalingen aan de hypothecaire schuldeiser Argenta te verrichten, wat leidde tot een executoriale verkoop van het onroerend goed van eisers en een aanzienlijke restschuld. De rechtbank oordeelde dat de maatschap [X] aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit deze beroepsfouten en veroordeelde hen tot betaling van € 67.976,35 aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden de maten van de maatschap hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel (civiele bodemzaken), zittingsplaats Den Haag

Vonnis van 25 juni 2014

in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/450957 / HA ZA 13-1065 van:
1.
de heer
[eiser],
2.
zijn besloten vennootschap
EKO BOUWMANAGEMENT B.V.,
beide eisers wonende / gevestigd te [woonplaats 1],
advocaat: mr. O. Huisman te Den Haag,
tegen
1.
de maatschap
MAATSCHAP [X] & CO ACCOUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS, deze gedaagde gevestigd te [woonplaats 2],
2.
haar maat de besloten vennootschap
[X] ACCOUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS B.V., deze gedaagde thans gevestigd te Arnhem,
3.
haar maat de heer
[Y],
deze gedaagde wonende te [woonplaats 1],
4.
haar maat de heer
[Z],
deze gedaagde wonende te [woonplaats 1],
advocaat: mr. N.E.N. de Louwere te Waalre.
De rechtbank zal de procespartijen hierna kortheidshalve zo veel mogelijk eisers en gedaagden noemen. Eisers afzonderlijk worden ook wel [eiser] en EKO Bouwmanagement BV genoemd, en de vier gedaagden afzonderlijk de maatschap [X] (gedaagde 1) en haar drie maten [X] BV, [Y] en [Z] (gedaagden 2 t/m 4).

De procedure

1.1 De rechtbank heeft bij het wijzen van dit vonnis rekening gehouden met de inhoud van de volgende processtukken, uit welke opsomming ook het procesverloop blijkt:
  • de twee dagvaardingen van 27 augustus 2013;
  • het herstelexploot 5 september 2013, de dagvaarding van 5 september 2013 en de twee dagvaardingen van 9 september 2013, alle dagvaardingen met de producties 1 t/m 22 van eisers, al die vier exploten tegen de nadere eerste rolzitting van 18 september 2013;
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en in het incident van 6 november 2013, met de producties 1 t/m 3 van gedaagden;
  • het vonnis in de hoofdzaak en in het incident ex art. 223 Rv van 18 december 2013 en de beschikking datumbepaling van 10 januari 2014 van de rechtbank;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 11 maart 2014;
  • de faxbrief van mr. Huisman van 31 maart 2014;
  • de faxbrief van mr. De Louwere van 4 april 2014.
1.2 Ter zitting van 11 maart 2014 bleek een minnelijke regeling niet mogelijk en is een vonnisdatum bepaald. Om organisatorische redenen is die vonnisdatum uitgesteld tot vandaag, 25 juni 2014.

De feiten

2.1 [eiser] (eiser 1) is directeur en enig aandeelhouder van zijn besloten vennootschap EKO Bouwmanagement BV (eiser 2). De maatschap [X] (gedaagde 1) was tot omstreeks eind 2011 actief als accountantskantoor en (belasting)advieskantoor te [woonplaats 2]. Haar drie maten (vennoten) waren en zijn in de thans relevante jaren gedaagden 2 t/m 4. Directeur en enig aandeelhouder van [X] BV (gedaagde 2) was tot 31 mei 2011 (de datum van aandelenoverdracht na verkoop) haar naamgever de accountant [X].
2.2 Sinds februari 2007 heeft de maatschap [X] (gedaagde 1) tegen betaling diverse werkzaamheden op het gebied van administratieve begeleiding en advisering verricht in opdracht van beide eisers, met als eerste contactpersoon voor eisers de accountant [X].
2.3 Omdat beide eisers in 2009 en 2010 in financiële moeilijkheden waren en hun faillissementen dreigden, is in overleg tussen beide eisers en de accountant [X] in februari 2010 bij de gemeente Zuidplas een zogenaamd Bbz-krediet van € 100.000,- voor beide eisers aangevraagd, opdat de maatschap [X] onder leiding van de accountant [X] met dat Bbz-krediet een schuldsanering voor beide eisers zou kunnen uitvoeren.
2.4 Over die Bbz-aanvraag (Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004) liet de gemeente Zuidplas zich adviseren door het IMK (Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf). De accountant [X] heeft namens de maatschap [X] voor beide eisers bezwaar aangetekend tegen een voor eisers negatief besluit van de gemeente Zuidplas van 21 juli 2010 na negatieve adviezen van het IMK over die Bbz-aanvraag van eisers. Bij besluit van 4 november 2010 heeft de gemeente Zuidplas in navolging van een alsnog positief advies van het IMK, waarbij de bezwaren en argumenten van de accountant [X] zijn gehonoreerd, aan beide eisers alsnog een Bbz-krediet verleend van € 100.000,- onder de in dat besluit opgesomde voorwaarden waaronder betaling van 8% Bbz-rente per jaar.
2.5 In dat verband heeft de accountant [X] namens de maatschap [X] voor beide eisers aan de behandelend adviseur van het IMK in een e-mail van 29 oktober 2010 nog vier verbeterpunten op het positieve IMK advies van 28 oktober 2010 voorgesteld, waaronder uitbetaling van het krediet op de kantoorrekening van de maatschap [X] die als schuldsaneerder voor beide eisers zou gaan optreden, en tenslotte geschreven:
(..) Verder bevestig ik hiermede formeel, dat [X] & Co momenteel een vordering heeft van ongeveer
€ 36.000 op de heer [eiser]. [X] & Co is bereid genoegen te nemen met een deelbetaling van
€ 16.000,-, zodat een bedrag van € 20.000,- niet hergefinancierd wordt en gestaag door de heer [eiser] aan [X] & Co zal worden afgelost. Deze aflossing aan [X] & Co mag niet ten koste gaan van de tijdige aflossing en rentebetaling aan de Gemeente Zuidplas.
Verder bevestig ik, mede namens mijn cliënt, in te kunnen stemmen met de overige voorwaarden in het adviesrapport. Wij zullen meewerken aan het in overleg met u concipiëren en ondertekenen van een overeenkomst van geldlening, waarin deze voorwaarden worden opgenomen. (…).
2.6 Later heeft de accountant [X] hierover in zijn verweerschrift van 2 januari 2012 aan de Accountantskamer (zie hierna alinea 2.31) meer specifiek nog geschreven:
De financieringsaanvraag voor Klager is in feite vier maal afgewezen door het IMK dan wel de gemeente voordat de adviseur van het IMK telefonisch in contact trad met de Accountant. De adviseur stelde het volgende. Wij willen wel een positief advies uitbrengen tot goedkeuring van de gevraagde lening, maar onder voorwaarden. U bent steeds zo enthousiast opgekomen voor de heer [eiser], dat wij concluderen dat u kennelijk vertrouwen heeft, dat hij zijn inkomsten gaat verhogen en zijn uitgaven nog beter gaat saneren. Daarom verstrekken wij een lening onder de voorwaarde, dat u accepteert dat alle achterstallige delen van schulden van derden worden gefinancierd met uitzondering van een deel van uw schuld. Uit uw opgave blijkt dat uw huidige vordering van allerlei werkzaamheden in de loop der jaar is opgelopen tot momenteel € 36.000,-. Als u er mee akkoord gaat, dat u € 20.000,- van de heer [eiser] tegoed houdt, dan zijn we er uit. Indien de heer [eiser] inderdaad er vol tegen aan gaat en zijn kasstromen op het geprognosticeerde niveau weet te brengen en te houden, dan kan uw restvordering van € 20.000,- door de heer [eiser] aan u betaald worden uit de vrij beschikbare ruimte in de kasstromen.
2.7 Per e-mail van 1 november 2010 schreef de behandelend adviseur van het IMK aan accountant [X] nog:
(…) De betaling van het Bbz-krediet (na verrekening voorschotten nog € 97.670) op uw bankrekening is door mij verwerkt. In dit verband merk ik op dat het de bedoeling is dat de correcte besteding van het Bbz-krediet wordt aangetoond door vóór 15 maart 2011 het betalingsoverzicht + de betreffende bankafschriften aan de gemeente te overleggen.De accountant [X] reageerde daarop per e-mail aan het IMK met kopie aan [eiser]:
Beste [Q], dat is prima. (…).
2.8 Daarna heeft de gemeente Zuidplas (zie alinea 2.4 ) in navolging van het aldus na en door de inspanningen en het commitment van accountant [X] tot stand gekomen positieve advies van het IMK op 4 november 2010 alsnog een voor beide eisers positief besluit genomen en een overeenkomst van Bbz-geldlening van € 100.000,- met beide eisers gesloten onder de vele in dat besluit en in die overeenkomst vermelde voorwaarden (zie daartoe nader productie 2 van eisers). Op 4 november 2010 heeft de gemeente Zuidplas aldus de voornoemde € 97.670,- uitbetaald op de kantoorrekening van de maatschap [X], dat is het Bbz-krediet van € 100.000,- minus 2 x € 1.165,- al eerder door die gemeente Zuidplas aan [eiser] betaalde Bbz-voorschotten voor levensonderhoud. Zowel het voornoemde besluit als de voornoemde overeenkomst van 4 november 2010 bepalen als voorwaarde onder meer dat het Bbz-krediet door en voor beide eisers als volgt moet worden besteed en dus de volgende bestemming heeft:
>
privé betalingsachterstanden € 52.100
>
zakelijke betalingsachterstanden:
  • crediteuren (waaronder accountant ad € 16.000) € 35.300
  • omzetbelasting en loonheffing oud€ 12.600 +

€ 47.900 +

>
totaal € 100.000
Het besluit van 4 november 2010 van de gemeente Zuidplas bevat voorts de volgende mededelingen aan [eiser] over de voormelde besteding en bestemming:
In dit verband verbinden wij aan de Bbz-kredietverlening de extra verplichting dat u de correcte besteding van het Bbz-krediet aantoont door het betalingsoverzicht met de betreffende bankafschriften vóór 15 maart 2011 aan ons te overleggen.
Op grond van artikel 39, lid 2, sub a Bbz 2004 is het bedrag van de lening terstond opeisbaar indien de lening niet overeenkomstig de bestemming is besteed.
2.9 Op 4 november 2010 berichtte de maatschap [X] om 22.15 uur per e-mail aan beide eisers:
Van harte gefeliciteerd, het geld is ontvangen! Met vriendelijke groet, [X] & Co Accountants en Belastingadviseurs, [X], Managing Partner.
Daarop was de reactie van eisers op 5 november 2010 om 09.16 uur:
Hartelijke dank, nu is mijn focus “op het binnenhalen van opdrachten”… en er zit al één aan te komen. Op korttermijn zou ik met je om tafel willen om een betaling inventarisatie te maken van de urgente schuldeisers, zodat je hen ook kan aanschrijven of bellen. Volgende week dinsdagochtend kan ik bij jouw aanwezig zijn. Met vriendelijke groet, [eiser], EKO Bouwmanagement.
Per e-mail van 5 november 2010 om 16.16 reageerde accountant [X] daarop met de mededeling:
Ik ben al begonnen met die inventarisatie. Zodra ik klaar ben nodig ik je uit om het samen door te nemen. Met vriendelijke groet, [X] & Co Accountants en Belastingadvieseurs, [X], Managing Partner.
2.10 Vervolgens heeft de maatschap [X] vanaf 4 november 2010 - tegen facturering aan eiseres 2 van alle daaraan bestede tijd en kosten - met het op haar eigen kantoorrekening van de gemeente Zuidplas ontvangen resterende Bbz-krediet van € 97.690,- voor beide eisers een schuldsanering trachten uit te voeren. Die schuldsanering werd namens de maatschap [X] feitelijk vooral uitgevoerd door enkele medewerkers waaronder de medewerkster [A], en slechts ten dele door de accountant [X] zelf. Er ontstonden daarbij toenemende problemen tussen enerzijds beide eisers en anderzijds de maatschap [X] over en door kort gezegd gebrekkige communicatie, gebrekkige informatievoorziening en onbetaalde facturen. Dit heeft in de loop van 2011 geleid tot eerst opschorting en daarna beëindiging van de werkzaamheden van de maatschap [X] voor beide eisers. Voor zover nu nog relevant was daarbij het volgende aan de orde.
2.11 Één van de met het verkregen Bbz-krediet van € 100.000,- (althans € 97.690,-) door de maatschap [X] voor beide eisers te saneren (oude) schulden was een destijds bij de aanvraag van het Bbz-krediet door de accountant [X] aan het IMK opgegeven betalingsachterstand van [eiser] bij Argenta Spaarbank NV van € 3.449,- per 30 september 2010 (zie productie 5 van eisers). Dit wegens een door Argenta aan [eiser] verstrekte hypothecaire geldlening met NHG garantie ter financiering van Konigferanders registergoed aan de [adres] te [woonplaats 2].
2.12 Bij brief van 10 december 2010 heeft de voornoemde medewerkster [A] van de maatschap [X] aan de heer [B] van HypoCasso BV - welke rechtspersoon toen optrad als incassobureau voor de voornoemde hypotheekhouder Argenta - een voorstel tot schuldsanering gedaan voor de volgens een eerdere opgave van [B] toen blijkbaar al van € 3.449,- tot € 5.932,63 opgelopen schuld van [eiser] aan Argenta.
2.13 Bij e-mail van 10 december 2010 schreef [B] aan [A] onder meer:
(…)Bij deze sturen wij u het overzicht van de achterstand van de heer [eiser] per heden. De achterstand bedraagt dus € 6.042,07. Wat betreft ons dossier het volgende.
Wij zijn gisteren geïnformeerd door Argenta dat er volgens de [gemeente] illegale verhuur Plaats vind in ons onderpand. Tevens is er een zolder illegaal omgebouwd tot kamer.
Argenta Spaarbank heeft een convenant met de [gemeente] en wij zijn hierin verplicht Onderzoek te doen naar genoemde. Op dit moment hebben wij opdracht gegeven aan onze makelaar om een taxatie uit te voeren op het pand. Hierna gaan wij kijken wat de vervolgstappen zullen zijn. (…)
2.14 Bij e-mail van 14 december 2010 schreef [eiser] aan [A] het volgende.
(…) De heer Zwaagstra (06-…) heeft mij gebeld voor een taxatiebezichtiging mbt de [adres]. Ik wil helemaal niet dat deze taxatie plaatsvindt en dat derhalve deze meneer voor de afspraak op woensdag 15-12-10 (…) wordt afgezegd. Morgen begin ik een nieuwe opdracht in Amsterdam. Ik wil mijn start dag niet verstoren. Ik hoop van harte dat je dit geregeld krijgt. Bij geen bericht ga ik er vanuit dat het afspraak is afgezegd. (…)
2.15 Bij e-mail van 15 december 2010 aan [A] reageerde [B] inhoudelijk op het voorstel tot schuldsanering in de brief van [A] van 10 december 2010 (zie alinea 2.12), bracht [B] enige verbeterpunten in dat voorstel van [A] aan en schreef [B] ook aan [A] het volgende.
(…) Bij deze willen wij nogmaals benadrukken, dat er nog steeds een onderzoek loopt naar de heer [eiser], met betrekking tot illegale verhuur van zijn pand en het illegaal ombouwen van een zolder in zijn woning tot kamer. Dit alles is ons verteld door de [gemeente], welke ons ook hebben opgedragen dit verder te onderzoeken. Wij gaan er vanuit dat de heer [eiser] meewerkt aan dit onderzoek en dat wij alles zo snel als mogelijk af kunnen gaan ronden.
Wij benadrukken dan ook dat uitbetaling van de genoemde € 5.932,63 door uw kantoor aan Argenta Spaarbank, de heer [eiser] niet ontslaat uit zijn verplichtingen. Wij doelen hier op het feit dat de heer [eiser] ten opzichte van Argenta Spaarbank en uit hoofde van de hypotheekakte zijn woning alleen mag gebruiken voor eigen bewoning. Wij zullen dan ook ons onderzoek blijven voortzetten ten einde hier uitsluitsel over te krijgen. De brief met de melding van de [gemeente] zullen wij u mailen. (…)
2.16 Bij e-mail van 20 december 2010 heeft [eiser] aan [B] een verklaring toegezonden, die [eiser] op 21 december 2010 daarna per e-mail ook aan [A] heeft doorgezonden. Die door [eiser] bij zijn twee e-mails gevoegde en op 18 december 2010 gedateerde
“verklaring van meewonend”had de volgende inhoud:
Geachte heer [B],
Hierbij verklaar ik dat mijn nicht; [C] geboren te [geboorteplaats], toestemming heb verleend mijn woning aan de [adres] te [woonplaats 2] tijdelijke te bewonen als anti kraak tot dat ik er zelf intrek kan doen na Verkoop van huidige woning. Ik hoop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet, [eiser]
2.17 Bij e-mail van 22 december 2010 heeft [eiser] daarna aan medewerkster [A] met kopie aan accountant [X] van de maatschap [X] in PDF een op 20 december 2012 gedateerde brief van HypoCasso BV doorgezonden, met het verzoek:
Beste [A] , Bijgaand doe ik je toekomen
- brief van hypocass, - mbt melding achterstand. - met verzoek deze in behandeling te nemen voor betalen.

Met vriendelijke groet, [eiser]

2.18 Die bijgesloten brief van 20 december 2010 van het door Argenta ingeschakelde incassobureau HypoCasso BV aan [eiser] bevat de volgende tekst:
(…) Momenteel worden door HypoCasso BV activiteiten ontplooid die moeten leiden tot de verkoop van het onderpand gelegen aan de [adres], [postcode] te [woonplaats 2]. Op dit pand is in het verleden een hypotheekrecht gevestigd in het kader van de door u afgesloten financiering bij Argenta Spaarbank N.V..
In dit kader willen wij u informeren dat wij u hebben belast met een bedrag ter dekking van de kosten die het gevolg zijn van onze bovengenoemde werkzaamheden. (…)
Uw huidige achterstand bedraagt€ 6.875,07; dit bedrag is inclusief de bovengenoemde vergoeding. Bij verkoop van de woning zal dit worden verrekend. Als de verkoopopbrengst onvoldoende is, zult u het dan resterende bedrag moeten voldoen. (…)
2.19 Per e-mail van 28 december 2010 om 11.23 uur heeft [eiser] aan [X] met kopie aan [A] een brief van deurwaarder De Jong van 23 december 2010 bijgevoegd en het volgende geschreven.
[X],
Sinds 18 november jl. heb ik via een betalingsoverzicht aangegeven welke schuldeiser per direct betaald moesten worden zodat ik geen aanmaningen van achterstallige betalingen op mijn deur mat krijgt.
Heden, 27-12-2010 is klaarblijkelijk deurwaarder De Jong met dossiernr. (...) nog niet betaald. Ik krijg steeds meer het gevoel dat de betalingen niet naar behoren of niet op tijd worden uitgevoerd, waardoor ik door alsnog banken en overige schuldeiser in problemen kan worden gebracht. Ik concludeer door de brief 23-12-2010 dat er zelf geen contact heeft plaatsgevonden met deze partij. Mogelijk zijn er meerdere partijen waar nog niets mee gedaan is of waarmee nog geen contact is gelegd. Ik laat me graag hierover informeren. Graag zie ik per ommegaand een overzicht van jou m.b.t. het bedrag dat nog openstaat en een overzicht welke partijen wel en welke partijen niet betaald zijn, afgeleid van mijn overzicht de dato 18-11-2010.
Overigens verwacht ik dat je mij de overzichten binnen 24 uur kan toezenden per mail. Overigens wil ik je herinneren aan het feit dat sinds de toekenning van de lening nog nooit een bespreking tussen jij en ik heeft plaats gevonden om volgorde en of prioriteit van betaling door te spreken, zoals je dat deed vóór de toekenning van de lening. Gezien ik verantwoordelijk ben en blijf voor het terug betalen van de lening en ook straks verantwoording aan de gemeente Zuidplas dien af te leggen, wil ik weten hoe, wie en wat betaald is.
Hierbij zend ik andermaal een kopie van de schuldeiser De Jong (zie bijlage). De geëiste schuld dient per direct te worden betaald.
Met vriendelijke groet, [eiser], EKO Bouwmanagement
2.20 Op 28 december 2010 reageerde [X] per e-mail om 12.16 uur als volgt:
[eiser], Even een kort bericht vanaf mijn vakantieadres. Wij zijn met iedereen in overleg. Veel is al betaald. Alles draait om de extreme kosten die zij er boven op willen zetten, daar heb jij geen geld voor. Dus dat kan helemaal niet. Zodra ik weer in Nederland ben hebben wij nader contact.
Daarop reageerde [eiser] per e-mail diezelfde dag om 12.23 uur als volgt:
[X], ik denk dat het niet veel inspanning moet kosten een overzicht van stand op te maken. Dat verwacht ik overigens ook, zonder ernaar te vragen.
2.21 Op 28 december 2010 om 12.26 uur zond [A] vervolgens aan [X] op diens vakantieadres per e-mail (opnieuw) de hiervoor in alinea 2.17 vermelde e-mail van 22 december 2010 van [eiser] met zijn verzoek tot betaling van de achterstand van de Argenta geldlening, met de volgende mededeling:
[X], Bijgaand de brief welke Hypocasso verzonden heeft aan [eiser]. Dit is het gevolg op de door [eiser] verstrekte verklaring.
Op 28 december 2010 reageerde [X] per e-mail van 13.31 uur aan [A] met kopie aan [eiser]:
[A], ik begrijp jouw teleurstelling en verbazing. Wij hadden een uitdrukkelijke afspraak met [eiser], dat hij geen brieven meer zou sturen zelf naar schuldeisers. Wij weten dat dit steeds grote problemen en extra kosten met zich meebrengt. Ik ben ook heel boos en diep teleurgesteld dat [eiser] deze afspraak weer niet is nagekomen. Op deze manier kunnen wij geen verantwoordelijkheid nemen voor de goede afloop.
[A], wil jij namens mij contact opnemen met deze bank namens mij en proberen of de gevolgen van die slechte brief nog te redden zijn. Geef aan dat er niets betaald wordt als zij de verkoop niet uitstellen en niet bereid zijn om de kosten te schrappen. Zeg maar dat wij geen andere keus hebben. Als zij [eiser] het faillissement indrijven, is het gevolg dat er ook geen cent meer uit komt en dat de opbrengst van het pand nu in de veiling extreem laag zal zijn. Zij blijven dan met een oninbare vordering zitten, want [eiser] is dan al failliet. Wij gaan dan ook nog een klacht indienen wegens het handelen in strijd met de zorgplicht van de bank. Zij zijn te formeel bezig en sturen aan op faillissement. Bovendien levert dit voor de bank minder op.
Zorg er voor dat [eiser] geen brieven, mails of telefoon naar schuldeisers zelf doet. Dit brengt zoveel schade met zich mee, dat wij dan het dossier moeten neerleggen.
Met vriendelijke groet, [X] & Co Accountants en Belastingadviseurs, [X], Managing Partner.
2.22 Op 21 januari 2011 heeft [B] namens HypoCasso BV om 10.47 uur het volgende aan [A] van de maatschap [X] geschreven.
Geachte mevrouw [A],
Zoals zojuist telefonisch besproken. Wij hebben contact gehad met Argenta inzake het voorstel wat u ons heeft gezonden betreffende de heer [eiser]. Argenta stelt zich op het standpunt dat wanneer zij de boeterentes af laten boeken, de heer [eiser] Dan wel de lopende termijnen moet gaan betalen. Dit is vanaf eind oktober 2010 niet meer gebeurd. Bij deze Stuur ik u een rapport waaruit dit ook blijkt. Wij hebben geprobeerd contact op te nemen met de heer [eiser], echter zonder resultaat. Wij horen graag van u. (…)
Op 21 januari 2011 om 11.34 heeft [A] deze e-mail van [B] doorgezonden aan [X] met de volgende begeleidende tekst.
[X],
Zie hieronder ontvangen email van de heer [B]. [eiser] komt nog steeds zijn betalingsverplichtingen niet na waardoor de schuld alleen nog maar meer oploopt. Ik heb inmiddels [eiser] telefonisch gesproken en hem benadrukt dat hij de lopende verplichtingen dient na te komen. (…) Tevens heb ik de heer [B] laten weten dat wij de brief waarschijnlijk niet aan zullen passen ivm dat het door de gemeente beschikbare bedrag anders niet meer toereikend zal zijn. Hierop antwoordde de heer [B] bevestigend en melde dat in dat geval door [eiser] de sinds oktober opgelopen schuld ingehaald dient te worden.
Tevens heb ik [eiser] benadrukt, dat ondanks Argenta voornemens was het pand te verkopen en doordat hij een verklaring aan Argenta heeft verzonden dat er iemand in de woning woont hij geen recht meer heeft op de NHG garantie, toch nog gezien onze inspanningen bereid is akkoord te gaan met ons voorstel. Daarnaast heb ik hem aangegeven dat indien hij zijn betalingsgedrag niet drastisch aanpast dit waarschijnlijk zijn laatste kans is.
Graag jouw bevindingen. Met vriendelijke groet,
[X] & Co Accountants en Belastingadviseurs, [A], Credit Management en Juridische Zaken.
2.23 Nadat het IMK per brief van 8 maart 2011 accountant [X] had herinnerd aan de verplichting om vóór 15 maart 2011 de correcte besteding van het Bbz-krediet aan te tonen (zie de voorgaande alinea’s 2.7 en 2.8), heeft [X] per fax van 15 maart 2011 aan het IMK gerapporteerd op welke wijze het Bbz-krediet was besteed, waarbij hij namens de maatschap [X] onder meer (zie nader productie 6 van eisers) heeft gemeld dat toen van de op de eigen kantoorrekening per saldo ontvangen € 97.670,- in totaal aan schuldeisers was betaald € 89.684,71, waaronder een schuld van € 23.124,47 privé/zakelijk aan de maatschap [X] voor accountantskosten, zodat er dus nog € 7.985,29 “in depot” beschikbaar was voor onder meer een nog onbetaalde schuld van € 5.932,63 privé aan HypoCasso BV (zie de alinea’s 2.11 t/m 2.22) en een nog onbetaalde schuld van € 1.675,- privé aan deurwaarderskantoor De Jong (zie alinea 2.19).
2.24 Op 25 maart 2011 heeft [eiser] vervolgens per e-mail aan [A] een door hem ontvangen brief van HypoCasso BV doorgestuurd met als begeleidende tekst:
(…) Van Hypocasso / Argenta spaarbank (hyp. Van [adres]) heb ik voor kort deze brief ontvangen, Zie Bijlage. Ik dacht geen achterstand te hebben bij argenta. Zie bankafschrift betaling via ING premie € 912,- tbv febr 2011 en de achterstand is door [X] toch over gemaakt? Deze achterstand van € 8082 snap ik dan niet! Graag overleg! (…)
De meegezonden brief van HypoCasso BV aan [eiser] van 17 maart 2011 heeft als onderwerp
“Opzeggen lening”en bevat de volgende tekst.
Het is gebleken dat u niet aan de betalingsverplichtingen, voortvloeiende uit de aan u verstrekte hypothecaire geldlening, voldoet. Hierdoor is een betalingsachterstand ontstaan die per 17 maart 2011€ 8.082,89bedraagt.
Opeisen lening
Wij nemen geen genoegen meer met deze situatie en zeggen hierbij namens Argenta Spaarbank N.V. uw hypothecaire lening op. Hierdoor is, op grond van de lening, de vordering op u direct opeisbaar. Wij sommeren u binnen 7 dagen na dagtekening van deze brief de totale vordering over te maken op rekeningnummer (…) ten name van Argenta Spaarbank N.V. (…)
De totale vordering bedraagt€ 206.082,89, waarvan betalingsachterstand€ 8.8082,89(…)
Openbare verkoop
Blijft u met de betaling in gebreke en/of is het gehele bedrag niet binnen de gestelde termijn door ons ontvangen, dan zijn wij genoodzaakt om namens Argenta Spaarbank N.V. overeenkomstig met het bepaalde in artikel 3:268 BW tot openbare verkoop van uw woning over te gaan. Die hieraan verbonden kosten komen geheel voor uw rekening. (…)
2.25 Op 11 april 2011 heeft [eiser] om 17.07 een e-mail aan [X] gezonden over het onderwerp “
Veiling aankondiging [adres] [woonplaats 2]”met de volgende tekst:
Met verbazing krijg ik melding per brief van een Notaris van Argenta (zie bijlage) dat het pand geveild wordt op 15 juni a.s. Ik was in de veronderstelling dat alle betalingen aan alle schuldeisers waren voldaan en dat ik geen achterstanden meer bij hypothecaire leners had openstaan. Met de lopende premies ben ik bij. Wat heeft tot deze veiling geleidt? En hoe kan deze veiling verkomen worden? Morgenochtend bel ik je voor overleg. (…)
Om 17.10 vraagt [X] daarna aan [A] onder doorzending van de e-mail van 17.07:
Hoe zat het ook alweer? (…)
Daarop heeft [A] om 17.14 aan [X] geantwoord:
[X],
[eiser] heeft schriftelijk verklaard dat er mensen in zijn woning zitten. Dit is in strijd met de overeengekomen NHG. Argenta heeft vervolgens controle gestuurd en opnieuw is er geconstateerd dat er mensen wonen in strijd met de voorwaarden. Na meerdere gesprekken met Argenta hebben ze laten weten niets meer te willen doen. Zij willen van [eiser] af. Ik heb nagezocht wie er verantwoordelijk is binnen Argenta en er is gebleken dat in Nederland de verantwoording bij Hypocasso ligt. Zij bepalen hoe en wat. Argenta doet helemaal niets zij zitten overigens in het buitenland gevestigd en hebben in Nederland geen kantoor. (…)
2.26 [X] heeft per e-mail van 12 april 2011 om 11.16 aan [A] én [eiser] in reactie op en met kopie van de voormelde drie e-mails van 11 april 2011 geschreven:
[A],
Graag nog een poging doen bij Hypocasso. Ik heb de brief van [eiser] aan de hypotheekbank gezien. Een slechte brief waarmee hij zelf deze ellende over zich heeft afgeroepen. Dit was zelfs na eerdere soortgelijke problemen en nadat [eiser] mij stellig beloofd had dat hij niet meer op eigen houtje dergelijke partijen zou benaderen. Wat [eiser] gedaan heeft is zijn eigen schuld en juridisch en tactisch extreem onhandig. De hypotheekbank gaat een groot verlies lijden als zij deze weg volgen. Dat is de enige kans om hen nog te vragen of zij deze eigenwijze brokkenpiloot nog een kans willen geven. Omdat wij een onafhankelijke partij zijn is soms de kleinste kans te benutten. probeer het maar. (…)
2.27 Op 15 april 2011 heeft [eiser] daarna een e-mail aan [X] gezonden met de volgende inhoud en met bijvoeging van een PDF-bestand:
Beste [X],
Gisteren heb ik per post ontvangen een brief van deurwaarder Argenta, waarbij de hypotheekosm wordt opgeeist en aankondiging van veiling [adres].
Ben je al gebeld met Argenta en heb je de achterstand al betaald? (…)
2.28 Op 15 juni 2011 is vervolgens de onroerende zaak van [eiser] aan de [adres] te [woonplaats 2] op verzoek van Argenta ter openbare executoriale veiling verkocht. De veilingopbrengst voor Argenta was € 124.209,84, waarna nog een aanzienlijke restschuld van [eiser] aan Argenta resteerde.
2.29 Op 29 juli 2011 heeft [eiser] aan de maatschap [X] in reactie op sommaties tot betaling van openstaande maandfacturen onder meer geschreven:
(…) Zoals u ook weet komen al mijn betalingen onregelmatig of te laat bijgeschreven op de bedrijfsrekening. U weet ook dat ik iedere maand heel veel schuldeisers (ook [X] & co) wil betalen. Het komt helaas niet ieder maand uit dat ik ook daadwerkelijk iedere schuldeiser kan betalen. In de afgelopen tijd heb ik ook betalingen aan [X] & co verricht. Van alle werkzaamheden die [X] & co voor mij verricht heeft, was beloofd door [X] en [A] dat ik volledig op de hoogte gehouden zou worden en tevens inzicht zou krijgen over alle acties. Helaas heb ik vanaf november 2010 tot op heden niets ontvangen. Vorige week werd ik opgeroepen bij de gemeente Zuidplas voor een afspraak, U begrijpt dat ik onvoldoende antwoordt kon geven en gemeente over een brief beschikte, waarvan ik géén kopie van [X] & co had ontvangen. (…) Het feit dat U nu de werkzaamheden voor EKO Bouwmanagent wilt stilleggen verbaast mij, maar ik begrijp het ook niet zo goed. Is dat omdat uw facturen door EKO Bouwmanagement onregelmatig betaald worden of zijn er andere zaken waar ik geen weet van heb? (…)
2.30 Daarna heeft de maatschap [X] de werkzaamheden voor eisers stilgelegd en beëindigd (zie ook al alinea 2.10), nadat er in augustus 2011 nog e-mail correspondentie had plaatsgevonden waarin accountant [X] zijn cliënt [eiser]
“onbetrouwbaar in het geven van voldoende prioriteit aan de betalingen ten gunste van [X]”had genoemd.
2.31 Vervolgens hebben eisers hun advocaten mr. [toenmalige advocaat] en mr. Huisman ingeschakeld. Correspondentie van die advocaten met de maatschap [X] en de accountant [X] van september 2011 tot april 2012 heeft niet tot een oplossing van de gerezen conflicten geleid. Wel hebben de advocaten van eisers meerdere klachten tegen de accountant [X] ingediend bij de Accountantskamer te Zwolle. Na verweer van accountant [X] (zie al alinea 2.6. en voorts nader productie 1 van gedaagden) heeft de Accountantskamer te Zwolle bij beslissing van 11 juni 2012 aan accountant [X] de tuchtrechtelijke maatregel van een berisping opgelegd. De Accountantskamer te Zwolle overwoog daartoe onder meer het volgende (zie nader productie 2 van gedaagden).
4.4 Ten aanzien van het klachtonderdeel onder b) geldt het volgende. Het is een feit dat de vordering van schuldeiser HypoCasso B.V. ter zake van achterstallige hypotheektermijnen niet is betaald, terwijl deze wel op de lijst van te betalen schulden stond. Betrokkene voert hiervoor als reden aan dat de bank, die de hypotheek op de [adres] had verstrekt, [eiser] niet meer als klant wilde hebben omdat hij derden in het pand liet wonen, wat in strijd was met de leningovereenkomst. Volgens betrokkene was HypoCasso B.V. niet eens geïnteresseerd in betaling van de achterstallige termijnen, maar alleen in verkoop van het pand. Voor deze lezing van betrokkene is steun te vinden in de feiten. [eiser] heeft immers op verzoek van HypoCasso B.V. een verklaring over inwoning verstrekt, waarna HypoCasso B.V. hem per kerende post heeft laten weten dat de verkoop van het pand in gang was gezet. Die brief van HypoCasso B.V. bevat, anders dan namens [eiser] is betoogd, geen aanmaning of sommatie tot betaling van de achterstand, terwijl gebruikelijk is dat indien een bank vanwege achterstand in de betalingen executoriale verkoop van het onderpand overweegt, de schuldenaar de gelegenheid krijgt de achterstand alsnog aan te zuiveren om zo de verkoop te voorkomen. De Accountantskamer is dan ook van oordeel dat betrokkene dit klachtonderdeel genoegzaam heeft weerlegd. Van het feit dat de schuld aan HypoCasso B.V. niet is betaald, kan betrokkene geen verwijt worden gemaakt en dit klachtonderdeel is dan ook in zoverre ongegrond.
4.5 Klachtonderdeel b) betreft voorts het uit het Bbz-krediet innen van facturen van betrokkenes kantoor tot een hoger bedrag dan de afgesproken € 16.000,=. Hierover wordt als volgt overwogen. Vast staat dat betrokkene uit het Bbz-krediet in ieder geval € 23.124,47 aan facturen van zijn kantoor heeft voldaan. Dat is meer dan het met IMK en de gemeente afgesproken bedrag van € 16.000,=. Hiermee heeft betrokkene in strijd gehandeld met die afspraak. Dat wordt niet gerechtvaardigd doordat de schuld van klagers aan betrokkene inmiddels verder was opgelopen en er meer openstond dan € 20.000,=, het bedrag waarvan betrokkene had toegezegd het niet uit het Bbz-krediet te zullen nemen, maar het in de loop van de tijd uit de cashflow te laten voldoen. Het moge zo zijn dat klagers de schuld verder lieten oplopen, maar dat was geen vrijbrief voor betrokkene om in afwijking van de afspraak met de gemeente een groter deel van het Bbz-krediet aan te wenden voor betaling van zijn openstaande declaraties. Die afspraak was immers een van de voorwaarden waaronder de gemeente bereid was geweest het krediet aan [eiser] te verstrekken, ondanks de twijfels over diens kredietwaardigheid. In dit licht is niet relevant of [eiser] er zelf mee had ingestemd dat meer dan € 16.000,= van het krediet werd gebruikt voor de betaling van de openstaande facturen. Terzijde kan op dit punt overigens opgemerkt worden dat in deze procedure niet is gebleken dat die instemming van [eiser] er was. Naar het oordeel van de Accountantskamer is het schenden van de aan de gemeente gedane toezegging als in strijd met de voor betrokkene geldende fundamentele beginselen integriteit en professioneel gedrag tuchtrechtelijk verwijtbaar, zodat dit klachtonderdeel in zoverre gegrond is.
4.6 (…)
4.7 Klachtonderdeel d) kan bij gebreke aan feitelijke grondslag niet slagen. Niet gebleken is immers dat betrokkene naar derden buiten zijn kantoor onbetamelijke of beledigende uitlatingen over klagers heeft gedaan, wat er ook gevonden mag worden van de bewoordingen waarin betrokkene zich binnen zijn kantoor - overigens ook vaak in ‘cc’ aan klagers – over klagers heeft uitgelaten. Het klachtonderdeel is ongegrond.
4.8 (…)
4.9 Ten slotte hebben klagers nog opmerkingen gemaakt over het niet verschaffen van informatie over het verloop van de sanering van de schulden maar daarover niet expliciet geklaagd. Nu het klaagschrift dient als basis voor de beoordeling van de zaak, moet dit punt onbesproken blijven. Ten overvloede merkt de Accountantskamer op dat de gestelde gebrekkige informatievoorziening tegenover het gemotiveerde verweer van betrokkene ter zitting niet aannemelijk is gemaakt.
4.10 De slotsom van al het hiervoor overwogene is dat onderdeel b) van de klacht deels gegrond is. De Accountantskamer is van oordeel dat aan betrokkene daarvoor de maatregel van berisping moet worden opgelegd. De gemeente heeft immers het Bbz-krediet alleen aan [eiser] willen verstrekken - terwijl zij het risico eigenlijk te groot vond - onder de voorwaarde dat betrokkene ‘een duit in het zakje’ zou doen door af te zien van directe betaling van een groot deel van de vordering van zijn kantoor. Betrokkene heeft dit vertrouwen van de gemeente geschonden, terwijl aangenomen mag worden dat het vertrouwen (mede) was gestoeld op het gegeven dat betrokkene accountant is en juist van een accountant mag worden verwacht dat deze op integere wijze zijn afspraken nakomt. Dit acht de Accountantskamer verwijtbaar. Bij oplegging van de maatregel houdt de Accountantskamer er wel rekening mee dat de extra betaling aan betrokkene er niet toe heeft geleid dat andere crediteuren niet betaald hebben gekregen en dat betrokkenes kantoor op zichzelf recht had op betaling van zijn declaraties.
4.11 De Accountantskamer merkt ten slotte, en nu hierover niet is geklaagd ten overvloede, op dat, indien een accountant gelden in beheer houdt voor een cliënt, het voor een zich professioneel gedragende accountant sterk aanbeveling verdient dat die gelden niet worden gehouden op de kantoor(derden)rekening, maar op een (derden)rekening die toebehoort aan een entiteit – bijvoorbeeld een stichting – die onder een ander bestuur valt dan het accountantskantoor. (…)
2.32 Bij e-mail van 6 maart 2013 heeft de heer [D] van de Afdeling Bijzonder Beheer te Breda van Argenta Spaarbank NV te België aan de advocaat van eisers desgevraagd het volgende geschreven:
Geachte mevrouw Huisman,
De openstaande vordering (restschuld) bedraagt momenteel € 86.160,56. De veiling is destijds opgestart met als reden een oplopende betalingsachterstand en illegale kamerverhuur van het onderpand.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben en ga er van uit dat u uw cliënt van deze vordering op de hoogte stelt. Graag verneem ik tevens van u of uw cliënt in staat is een regeling te treffen tot terugbetaling van deze restschuld. (…)
2.33 Bij e-mail van 26 maart 2013 heeft de voornoemde heer [D] namens Argenta voornoemd aan de advocaat van eisers desgevraagd nog geschreven:
Geachte mevrouw Huisman,
Het dossier is destijds door Argenta beoordeeld aan de hand van de op dat moment bekende feiten, te weten een oplopende betalingsachterstand en ongeoorloofde/illegale kamerverhuur. Deze twee feiten hebben er toe geleid dat de woning destijds is geveild.
Als er op dat moment geen sprake was geweest van een betalingsachterstand was Argenta wellicht tot een ander besluit gekomen. Dit sluit echter niet uit dat het op basis van de bekende huursituatie (en eventuele andere zaken die uit nader onderzoek naar boven waren gekomen) op enig moment toch tot een veiling had kunnen komen.
Ik ga er van uit u voldoende te hebben geïnformeerd en zal het dossier hier sluiten. (…)

De geschillen

3.1 Eisers vorderen dat de rechtbank de maatschap [X] (gedaagde 1) zal veroordelen tot betaling aan eisers van - verkort weergegeven - primair € 105.842,02 in totaal in hoofdsom
“als voorschot op de schade voor gemaakte beroepsfouten”wegens wanprestatie en/of onrechtmatige daad van de maatschap [X] jegens eisers, met nevenvorderingen. Ook vorderen eisers dat de rechtbank daarnaast de drie maten [X] BV, [Y] en [Z] (gedaagden 2 t/m 4) van de maatschap [X] op grond van de wetsartikelen 7A:1679 BW t/m 7A:1681 BW hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan eisers van ieder 1/3de deel van de voornoemde hoofdsom en nevenvorderingen.
3.2 Gedaagden voeren daartegen gemotiveerd verweer, dat hierna bij de beoordeling door de rechtbank voor zover nodig en relevant aan de orde zal komen.

De beoordeling

4.1 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de maatschap [X] jegens eisers in de specifieke omstandigheden van dit geval in meerdere opzichten niet de zorgvuldigheid in acht genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend accountantskantoor als professioneel opdrachtneemster mag worden verwacht. De maatschap [X] is dus uit wanprestatie en/of onrechtmatige daad aansprakelijk voor de schade van eisers die kan worden toegerekend aan de beroepsfouten van de maatschap [X]. De rechtbank overweegt daartoe nader het volgende. In navolging van de procespartijen zal de rechtbank daarbij geen onderscheid maken tussen de afzonderlijke posities en schadeposten van beide eisers afzonderlijk ten opzichte van gedaagden. Daarover bestaat immers in deze procedure kennelijk geen door de rechtbank te beslissen geschil tussen de procespartijen.
4.2 Met eisers en anders dan gedaagden en (kort gezegd) de Accountantskamer, is de rechtbank van oordeel dat de maatschap [X] in de kwestie Argenta / HypoCasso ernstige beroepsfouten jegens eisers heeft gemaakt. Het Bbz-krediet was na interventie van de maatschap [X] verkregen om daarmee vanaf de kantoorrekening van de maatschap [X] bestaande schuldeisers van eisers te betalen, waaronder ook Argenta / HypoCasso voor een schuld van € 3.449,- per 30 september 2010 (zie alinea 2.11). Zonder nadere toelichting - die ontbreekt – is onbegrijpelijk en onrechtmatig jegens eisers dat de maatschap [X] in november 2010 uit het beschikbare saneringsfonds van € 97.970,- die € 3.449,- niet aan Argenta / Hypocasso heeft betaald, en/of naderhand in december 2010 of januari 2011 niet de in de inmiddels ontstane correspondentie (zie de alinea’s 2.12 t/m 2.22) door Argenta’s Nederlandse incassobureau HypoCasso genoemde opgelopen achterstand van
€ 5.932,63, € 6.042,07 en/of € 6.875,07. Daarvoor was toen immers nog ruim voldoende saldo in de saneringkas bij de maatschap [X] aanwezig, zoals ook blijkt uit de bedragen en berekeningen hiervoor vermeld in alinea 2.23.
4.3 Een redelijk bekwaam en redelijk handelend professioneel accountant, bedrijfsadviseur en schuldsaneerder van eisers zoals in dit geval de maatschap [X] had behoren te beseffen dat nu juist een betalingsachterstand aan een hypothecair schuldeiser zoals Argenta extra riskant was voor de positie van eisers door het evidente risico van een fikse restschuld na een executoriale verkoop wegens betalingsachterstanden. In die zin had de betaling van deze hypothecaire schuld voor eisers feitelijk prioriteit boven de betaling van concurrente schuldeisers. De maatschap [X] heeft zich dat kennelijk onvoldoende gerealiseerd en het evidente risico heeft zich vervolgens helaas voor eisers verwezenlijkt met een onweersproken restschuld - en thans gevorderde schadepost - voor eisers van
€ 86.150,86 (zie alinea 2.32) tot gevolg. Argenta heeft blijkens de brief van 17 maart 2011 (zie alinea 2.24) de geldlening uiteindelijk van [eiser] opgeëist wegens voortdurende betalingsachterstanden en om uitsluitend die reden de openbare verkoop van de [adres] aangekondigd met de voornoemde extra restschuld tot gevolg.
4.4 Anders dan gedaagden betogen, blijkt in deze procedure uit niets steekhoudend dat de werkelijke reden van de openbare verkoop door Argenta eventuele illegale kamerverhuur door [eiser] was in plaats van een voortdurende betalingsachterstand. In ieder geval heeft de maatschap [X] door ten onrechte niet uit de door haar beheerde saneringskas tijdig de betalingsachterstand aan Argenta te voldoen, desnoods met rente en kosten tot de genoemde bedragen van € 6.875,07 in januari 2011 of desnoods tot € 8.082,89 in maart 2011 (zie alinea 2.23), aan Argenta en haar incassobureau HypoCasso de kans gegeven om de geldlening op te zeggen wegens betalingsachterstanden in plaats van wegens eventuele illegale kamerverhuur. Dit klemt temeer nu de rechtbank evenals de advocaat van eisers en anders dan de advocaat van gedaagden uit de e-mails van 21 januari 2011 (zie alinea 2.22) begrijpt dat HypoCasso en/of Argenta aan [eiser] na de inspanningen van [A] nog een laatste kans had(den) gegeven en dus niet zou(den) zijn overgegaan tot executoriale veiling indien er vanaf dat moment geen betalingsachterstanden meer zouden bestaan, ongeacht dus eventuele gestelde maar betwiste “illegale kamerverhuur” door [eiser].
4.5 De voorgaande beroepsfouten van de maatschap [X] jegens eisers worden nog versterkt door het feit dat de maatschap [X] in strijd met de afspraken met het IMK, de gemeente Zuidplas en ook eisers niet de afgesproken € 16.000,- (zie de alinea’s 2.5, 2.6 en 2.8) maar € 23.124,47 (zie alinea 2.23), en dus € 7.124,47 teveel aan haarzelf heeft betaald uit de door haar beheerde saneringskas van eisers. Evenals de Accountantskamer (zie alinea 2.31) en eisers, is dat naar het oordeel van de rechtbank een ernstig verwijtbare beroepsfout. Met de voornoemde € 7.124,47 had de maatschap [X] immers nog extra geld beschikbaar. Daarmee had zij gelet op de evidente belangen van eisers in de gegeven omstandigheden Argenta behoren te betalen en niet de maatschap [X] zelf. Daarmee heeft zij haar eigen belangen ten onrechte gesteld boven die van eisers. Aldus heeft de maatschap [X] Argenta de kans gegeven tot een executoriale verkoop wegens wanbetaling en eisers de kans onthouden om die veiling wegens betalingsachterstanden te voorkomen, met een extra restschuld en schadepost van € 86.160,56 tot gevolg.
4.6 Anders dan gedaagden betogen, blijkt overigens uit de processtukken met producties in het geheel niet dat er daadwerkelijk sprake was van “illegale kamerverhuur” door [eiser] die Argenta aanleiding had kunnen geven tot openbare verkoop om die reden. Uit de op verzoek van HypoCasso door [eiser] verzonden verklaring van 18 december 2010 (zie alinea 2.16) blijkt immers hooguit dat er op dat moment sprake was van antikraak bewoning van de [adres] door een familielid van [eiser] in afwachting van een geslaagde verkoop van de (andere) eigen woning van [eiser] te [woonplaats 1]. [eiser] heeft als productie 10 in deze procedure voorts een schriftelijke verkoopopdracht van 21 oktober 2010 van hem aan een makelaarskantoor voor zijn woning te [woonplaats 1] overgelegd, die zijn antikraak verklaring van 18 december 2010 aan HypoCasso bevestigt en destijds had kunnen bevestigen. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien dat Argenta en/of HypoCasso met alleen deze antikraak verklaring van [eiser] de hypothecaire geldlening rechtens met succes had(den) kunnen opzeggen. Uit de latere schriftelijke verklaringen van Argenta zelf (zie de alinea’s 2.32 en 2.33) leidt de rechtbank evenals eisers en anders dan gedaagden af dat de kans verwaarloosbaar was en is, dat Argenta tot executoriale verkoop zou zijn overgegaan zonder de - zoals blijkt uit de voorgaande overwegingen 4.2 t/m 4.5 van de rechtbank - aan de maatschap [X] ernstig verwijtbare betalingsachterstand. Voor wat betreft deze antikraak bewoning en/of zelfs eventuele kamerverhuur op dat moment heeft de maatschap [X] zich echter kennelijk neergelegd bij een feitelijk en rechtens betwistbaar telefonisch standpunt van een medewerker van een incassobureau van de hypotheekhouder, en aldus onvoldoende tegenactie ondernomen in het evidente belang van haar eigen cliënten.
4.7 Daarbij komt nog dat de maatschap [X] deze voor eisers desastreus afgelopen schuldsanering met het verkregen Bbz-krediet zoals blijkt uit de correspondentie tussen de maatschap [X] en eisers (zie nader de alinea’s 2.9 t/m 2.30) geheel op eigen houtje zonder behoorlijk overleg met en zonder behoorlijke informatievoorziening aan eisers heeft uitgevoerd, hoewel eisers meermalen om dat overleg en om die informatievoorziening hebben gevraagd en hoewel eisers ook ten aanzien van de hypothecaire schuld aan Argenta / Hypocasso bij de maatschap [X] meerdere malen schriftelijk hebben aangedrongen op betaling daarvan. Door dat alles in deze omstandigheden desondanks na te laten en eisers zonder behoorlijk eigen onderzoek, zonder behoorlijk overleg en zonder behoorlijke eigen relevante actie in de riskante kwestie Argenta het spreekwoordelijke bos in te sturen met onbetamelijke termen als “slechte brief”, “eigenwijze brokkenpiloot” en “onbetrouwbaar”, maar tegelijkertijd wel alle aan de kwestie Argenta achteraf zinloos bestede tijd van iedere medewerker en de accountant [X] zelf tot op de minuut aan eisers te declareren en daarbij ten onrechte aan te dringen op prioriteit voor de betaling van de eigen facturen, heeft de maatschap [X] eens te meer ernstige beroepsfouten gemaakt in de kwestie Argenta.
4.8 Al het voorgaande betekent dat de maatschap [X] naar het oordeel van de rechtbank de gevorderde en onweersproken gelaten schadepost van € 86.160,56 in hoofdsom aan eisers moet betalen, nu die schadepost anders dan gedaagden menen aan de voormelde beroepsfouten van de maatschap [X] kan en moet worden toegerekend als bedoeld in art. 6:98 BW. De bewijsaanbiedingen van gedaagden zal de rechtbank passeren, omdat die na en in het licht van al het voorgaande onvoldoende concreet en/of relevant zijn.
4.9 De “als voorschot op de schade voor gemaakte beroepsfouten” in totaal gevorderde hoofdsom van € 105.842,02 (zie alinea 3.1) bestaat naast de voormelde toe te wijzen eerste schadepost van € 86.160,56 nog uit een tweede schadepost van € 15.109,76 wegens volgens eisers ten onrechte door de maatschap [X] uit het Bbz-krediet betaalde of in depot gehouden eigen facturen plus de daarover tot 3 september 2013 vervallen 8% Bbz-rente van € 3.571,70, en uit een derde schadepost van € 1.000,- immateriële schade wegens “voortdurende spanningen en frustratie” bij eisers over deze beroepsfouten van de maatschap [X] en de financiële gevolgen daarvan voor eisers.
4.10 Gelet op het desbetreffende verweer van gedaagden is de gevorderde immateriële schade van € 1.000,- niet toewijsbaar. De gestelde “voortdurende spanningen en frustratie” van eisers zijn immers - hoe begrijpelijk menselijkerwijs wellicht in dit geval ook - onvoldoende om te kunnen concluderen dat aan de voor toewijzing van smartengeld geldende stringente civielrechtelijke vereisten van art. 6:106 BW is voldaan.
4.11 Voor wat betreft de door eisers gevorderde schadepost van € 15.109,76 plus
€ 3.571,70 voor daarover verstreken rente, doen gedaagden naar de rechtbank begrijpt een beroep op verrekening met de nog onbetaalde en dus openstaande facturen van de maatschap [X] aan eisers van in totaal € 22.484,21 (zie nader de omvangrijke productie 3 van gedaagden). Bij dat laatste in de boeken van de maatschap [X] nog openstaande bedrag is door de maatschap [X] van voornoemde € 15.109,76 in de loop van 2011 feitelijk al verrekend € 10.809,76 maar nog niet € 4.300,-, welk laatste bedrag de maatschap [X] naar de rechtbank begrijpt nog van het Bbz-krediet in depot houdt ter verdere verrekening met haar eigen nog onbetaalde facturen van € 22.484,21.
4.12 Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van gedaagden op verrekening, reeds omdat gedaagden naar het oordeel van de rechtbank terecht betogen dat eisers jegens gedaagden voor wat betreft de verschuldigdheid van de gefactureerde maandbedragen niet tijdig aan hun klachtplicht hebben voldaan. In het midden kan blijven of eisers in dit geval in redelijkheid volgens de toepasselijke algemene voorwaarden van de maatschap al dan niet binnen dertig dagen na ontvangst van iedere maandfactuur hadden behoren te reclameren op straffe van “verval van ieder vorderingsrecht”. Onweersproken gelaten is immers de subsidiaire stelling van gedaagden dat in ieder geval op 9 september 2011, de eerste “klachtbrief” van de advocaat van eisers aan de maatschap [X], door eisers te laat is geklaagd en dat er dus met andere woorden sprake is van rechtsverlies van eisers door niet tijdig te protesteren tegen de verschuldigdheid van de gefactureerde maandbedragen zoals bedoeld in art. 6:89 BW.
4.13 Strikt genomen ten overvloede merkt de rechtbank daarbij nog op, dat uit de inhoud van de processtukken met alle producties overigens blijkt dat de voormelde brief van 9 september 2011 en ook de overige geproduceerde correspondentie buiten rechte feitelijk geen protesten namens eisers bevatten tegen de omvang van de nog onbetaalde maandfacturen van de maatschap [X] uit de periode van juli 2008 t/m juli 2011. Voor zover thans bekend is er feitelijk daarover pas voor het eerst terloops en summier geklaagd in alinea 37 van de dagvaardingen van eind augustus en begin september 2013, en iets meer concreet pas ter zitting van 11 maart 2014. Daardoor is op dit punt eens te meer art. 6:89 BW door eisers jegens de maatschap [X] geschonden.
4.14 Het slagen van dit beroep op verrekening door gedaagden betekent naar het oordeel en naar de berekening van de rechtbank het volgende voor de hoofdvordering van eisers. Van de gevorderde “schadepost” van in hoofdsom € 15.109,76 heeft de maatschap [X] in de loop van 2011 jegens eisers feitelijk al € 10.809,76 verrekend met openstaande facturen aan eisers en mag zij in deze procedure de resterende in depot behouden 4.300,- alsnog verrekenen met haar restvordering van € 22.484,21, waarna nog een door de maatschap [X] jegens eisers te verrekenen saldo resteert van € 18.184,21 in hoofdsom. Conform de stellingen van gedaagden zal de rechtbank deze door de maatschap [X] wegens openstaande facturen nog te verrekenen € 18.184,21 in mindering brengen op de aan eisers toewijsbare schade van in hoofdsom € 86.160,56 (zie alinea 4.8), waarna dus door de maatschap [X] per saldo nog € 67.976,35 in hoofdsom aan eisers verschuldigd is.
4.15 Door deze verrekening van hoofdsommen hebben eisers anders dan gevorderd jegens de maatschap [X] ook geen recht op de voormelde € 3.571,70, zulks voor de gestelde tot 3 september 2013 verstreken maar door gedaagden in algemene termen betwiste 8% Bbz-rente over de voormelde verrekenbare € 15.109,76. De aldus na verrekening nog aan eisers toewijsbare hoofdsom van per saldo € 67.976,35 (zie alinea 4.14) zal zoals onweersproken gevorderd worden vermeerderd met de door eisers gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van de dag van (eerste) dagvaarding, dat is 27 augustus 2013.
4.16 Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank in dit geval toewijsbaar als zijnde voldoende concreet toegelicht en onvoldoende concreet weersproken, echter met dien verstande dat die forfaitaire incassokosten moeten worden berekend over de uiteindelijk toewijsbare hoofdsom van € 67.976,35 en dus niet over de gevorderde hoofdsom van € 105.842,02. De toewijsbare incassokosten zijn aldus forfaitair € 1.788,- in plaats van de gevorderde € 2.842,-.
4.17 Als de in relevante mate in het ongelijk gestelde partij moet de maatschap [X] (gedaagde 1) de proceskosten van eisers betalen, die de rechtbank in dit geval tot heden begroot op in totaal en in redelijkheid € 322,10 voor deurwaarderskosten, € 3.715,- voor betaald griffierecht en € 1.788,- aan forfaitair salaris advocaat, dat is in totaal € 5.825,10. De overige in dit geval door eisers kennelijk gemaakte deurwaarderskosten waaronder die van het herstelexploot zijn naar het oordeel van de rechtbank nodeloos jegens gedaagden gemaakt en moeten daarom voor eigen rekening van eisers blijven. De rechtbank zal de nog openstaande proceskosten van het incident ex art. 223 Rv tussen partijen compenseren, gelet op de financiële inzet en uitkomst van incident en hoofdzaak.
4.18 De advocaat van eisers heeft de hoofdvordering in haar dagvaardingen ingesteld
“als voorschot op de schade voor gemaakte beroepsfouten”,maar vordert daarbij geen verwijzing naar een schadestaatprocedure voor eventuele overige schadeposten van eisers naast het gevorderde “voorschot” en stelt ook niets over eventuele overige aannemelijke schadeposten van eisers door de beroepsfouten van de gedaagde maatschap [X] jegens eisers. Voor een verwijzing naar een schadestaatprocedure en/of voor een toewijzing van de vorderingen bij wijze van voorschot is daarom in deze procedure geen plaats.
4.19 Voor wat betreft de positie van de overige gedaagden 2 t/m 4 jegens eisers geldt het hierna volgende. De gedaagden [X] BV, [Y] en [Z] zijn naar de rechtbank begrijpt door eisers naast hun contractuele wederpartij de maatschap [X] gedagvaard als maten (vennoten) van de maatschap [X] (gedaagde 1). Volgens de in dat opzicht onweersproken stellingen en vorderingen van eisers zijn deze drie maten (vennoten) van de maatschap [X] ieder voor 1/3de deel hoofdelijk verbonden jegens eisers naast de maatschap [X] op grond van de wetsartikelen 7A:1679 BW t/m 7A:1681 BW. De rechtbank zal die vorderingen tegen de gedaagden 2 t/m 4 aldus toewijzen op de wijze zoals hierna volgt, met voorbijgaan derhalve aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 15 maart 2013, LJN BY7840 geboden extra mogelijkheden voor eisers op de voet van art. 7:404 BW.
4.20 Het voorgaande lijkt overigens in feite vooralsnog zonder praktisch belang voor eisers en gedaagden, omdat de advocaat van gedaagden ter zitting desgevraagd door de rechtbank heeft geantwoord dat er in geval van aansprakelijkheid voldoende dekking onder de verzekering tegen beroepsaansprakelijkheid van de maatschap [X] bestaat. Die maatschap bestaat nu ook nog slechts in afwachting van de uitkomst van deze procedure en heeft geen bedrijfsactiviteiten meer verricht, nadat de accountant en naamgever [X] “spoorloos voor de overige gedaagden is verdwenen” na de verkoop en overdracht van zijn aandelen in [X] BV aan een tot de zogenaamde Lodder-groep behorende besloten vennootschap (zie alinea 2.1 en zie nader het proces-verbaal van de zitting).

De beslissingen

De rechtbank:
- veroordeelt de maatschap [X] (gedaagde 1) tot betaling aan eisers van per saldo
€ 67.976,35in hoofdsom, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over die hoofdsom met ingang van 27 augustus 2013;
- veroordeelt de maatschap [X] (gedaagde 1) tot betaling aan eisers van
€ 1.788,-voor de buitengerechtelijke kosten plus
€ 5.825,10voor de proceskosten van eisers;
- veroordeelt daarnaast de drie maten (vennoten) [X] BV, [Y] en [Z] (gedaagden 2 t/m 4) van de voornoemde maatschap [X] (gedaagde 1) zoals gevorderd hoofdelijk tot betaling van ieder 1/3de deel van de voornoemde bedragen;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af al hetgeen eisers meer of anders hebben gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2014.