Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2014
[eiser],
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Het procesverloop
De beoordeling
gis.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser, een Nicaraguaanse minderjarige, op 2 september 2009 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aangevraagd. Deze aanvraag werd op 21 mei 2010 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen. Eiser maakte bezwaar, maar dit werd op 19 november 2010 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, dat op 24 mei 2011 door de rechtbank werd gegrond verklaard, waarbij de IND werd opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. In een nieuw besluit van 20 december 2013 verklaarde de IND het bezwaar opnieuw ongegrond, wat leidde tot het huidige beroep van eiser.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat eiser sinds zijn komst naar Nederland in 2007 een sterke sociale en culturele band met Nederland heeft opgebouwd. De rechtbank oordeelde dat de IND onvoldoende rekening had gehouden met de omstandigheden van eiser, zoals zijn minderjarigheid en de ondertoezichtstelling door Bureau Jeugdzorg. De rechtbank concludeerde dat de IND niet deugdelijk had gemotiveerd dat de weigering om eiser vrij te stellen van het mvv-vereiste geen schending opleverde van het recht op eerbiediging van het privéleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de IND en droeg de IND op om opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de IND veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het griffierecht worden vergoed.