Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2014 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser
de burgemeester van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- het gebruik van tenten en het vestigen van een kampement is niet toegestaan;
- nachtelijk verblijf (tussen 22.00 en 06.00 uur) is tijdens deze demonstratie niet toegestaan;
- het terrein moet iedere dat leeg worden opgeleverd;
- de demonstratie mag met het oog op de mogelijke ontruiming op de Koekamp niet in de omgeving worden gehouden.
13 december 2012 plaats te laten vinden. De betoging heeft echter nooit plaatsgevonden. Tussen de aankondiging van de betoging en de zitting van de rechtbank op 15 november 2013 zijn ruim elf maanden verstreken waarin geen door eiser, althans De Buitenkerk, georganiseerde betogingen hebben plaatsgevonden op de Koekamp. Gelet op die omstandigheid kan, wanneer er in de toekomst weer beoogd wordt een betoging door middel van een kampement plaats te laten vinden op de Koekamp, naar het oordeel van de rechtbank niet meer gesproken worden van een voortzetting van de op 9 december 2012 aangekondigde betoging. In dat geval zou sprake zijn van een nieuwe betoging waarvan eiser, overeenkomstig de daarvoor gestelde eisen, melding dient te maken bij verweerder. Verweerder dient vervolgens op grond van de feiten en omstandigheden zoals die zich dan voordoen en op grond van de dan geldende regelgeving een nieuw besluit te nemen ten aanzien van die betoging. Gelet daarop kan een inhoudelijke uitspraak over het bestreden besluit ten aanzien van de beperkingen per 13 december 2012 geen feitelijke betekenis meer hebben, zodat eiser in die zin geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten van € 974,-.