Op 6 juni 2014 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren in 2001, 2002 en 2004. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van de kinderen in een onveilige opvoedingssituatie. De ouders, [A] en [B], zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag en de kinderen verblijven feitelijk bij hen. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en het rapport van de Raad, waarin wordt gesteld dat er sprake is van huiselijk geweld en een onveilige opvoedingssituatie. De moeder is verstandelijk beperkt en afhankelijk van de vader, die geen tijd heeft voor de kinderen vanwege zijn bedrijf en een tweede gezin. De Raad heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om de situatie te verbeteren, wat leidt tot de noodzaak van een ondertoezichtstelling.
Tijdens de zitting zijn de minderjarigen en de ouders gehoord, waarbij de kinderrechter zich zorgen heeft gemaakt over de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, met name de vader, niet openstaan voor hulpverlening, ondanks de zorgelijke signalen van verschillende betrokken instanties. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarigen te waarborgen en hen de benodigde ondersteuning te bieden.
De kinderrechter heeft besloten de minderjarigen voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. De ouders hebben de mogelijkheid om binnen deze periode samen te werken met de betrokken instanties om de situatie te verbeteren. De beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders kunnen binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep instellen.