Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 november 2013;
- de akte aan de zijde van Vroom van 22 januari 2013;
- de akte aan de zijde van [A] 19 februari 2014.
2.De beoordeling
2.842,00 (2 punt × tarief € 1.421,00)
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, vonnis van 28 mei 2014, heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de aansprakelijkheid van [A], directeur van Panagro, voor onrechtmatig handelen jegens Vroom Funderings technieken B.V. Vroom had een vordering ingesteld omdat [A] een garantstelling had ondertekend namens de Holding, terwijl hij daartoe niet bevoegd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] onbevoegd heeft gehandeld door de garantstelling te ondertekenen, maar dat dit handelen niet automatisch onrechtmatig was. De rechtbank overwoog dat onbevoegd handelen slechts als onrechtmatig kan worden aangemerkt indien dit gepaard gaat met omstandigheden die in strijd zijn met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. De rechtbank concludeerde dat Vroom onvoldoende bewijs had geleverd dat de schade die zij had geleden, het gevolg was van het onrechtmatig handelen van [A]. De vordering van Vroom werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van [A].