ECLI:NL:RBDHA:2014:7243
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over voorlopige voorzieningen in asielzaak van Somalische zeepiraten
Op 13 juni 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij drie veroordeelde Somalische zeepiraten hun beroep tegen een afgewezen asielaanvraag in Nederland mochten afwachten. De mannen zouden anders op 17 juni 2014 per vliegtuig uit Nederland worden verwijderd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker spoedeisend belang heeft, omdat de uitzetting onomkeerbare gevolgen kan hebben. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bij terugkeer naar Somalië, vooral gezien zijn strafrechtelijke verleden en de intentie van de Nederlandse autoriteiten om deze informatie te delen met de Somalische autoriteiten.
De voorzieningenrechter heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geschorst totdat er een uitspraak is gedaan in de beroepsprocedure. Dit betekent dat verzoeker niet kan worden uitgezet totdat de rechtbank een beslissing heeft genomen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de verplichting tot het betalen van griffierecht een wezenlijke inbreuk vormt op het recht op toegang tot de rechter, en heeft verzoeker vrijgesteld van het betalen van het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in asielprocedures en het recht op een effectief rechtsmiddel.
De voorzieningenrechter heeft de proceskosten van verzoeker vastgesteld op € 974,- en veroordeeld verweerder tot betaling hiervan. Het verzoek om een voorlopige voorziening geregistreerd onder AWB 14/13311 is afgewezen, omdat verzoeker geen belang meer had bij dit verzoek na de toewijzing van de eerste voorziening.