Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
3. [A],
4. [B],
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 december 2013, met producties 1 tot en met 27;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 45;
- de brief van de advocaat van Sirvis c.s. van 22 januari 2014, met producties, per abuis genummerd 26 tot en met 28, ter zitting opnieuw genummerd 28 tot en met 30, waarvan de laatste twee producties een (geactualiseerde) kostenopgave en specificatie van Sirvis c.s. bevatten;
- de op 22 januari 2014 ingekomen kostenopgave en specificatie van Medical Brands c.s.;
- de mondelinge behandeling, gehouden op 23 januari 2014;
- de pleitnota van Sirvis c.s.;
- de pleitnota van Medical Brands c.s.
2.De feiten
Lip compositions comprising a zinc containing compound dissolved in a hydrophobic phase”. EP 415 is verleend op 3 april 2013 op een aanvrage daartoe van 28 juli 2010. Het octrooi roept prioriteit in van 28 juli 2009 op basis van EP 09166660. De octrooiaanvraag is op 4 mei 2011 gepubliceerd. Tegen de verlening van EP 415 is geen oppositie ingesteld.
‘Virostatika in hydrophober Gelgrundlage’, waaronder de stof Aciclovir (beter bekend onder de merknaam ZOVIRAX®). In deze publicatie, hierna aangeduid als DE 322, komen onder meer de volgende passages voor:
1,0%
2,0%
1,0%
dadurch gekennzeichnet, daß es sich um eine konservierungsmittelfreie Zubereitung auf der Grundlage eines hydrophoben Gels handelt.
3.Het geschil
4.De beoordeling
bevoegdheid
herpes labialis, in de volksmond: een koortslip. Ook zijn zij het erover eens dat DE 322 een pharmaceutische samenstelling openbaart in de vorm van een hydrofobe fase (p. 2, r.3 en conclusie 1:
‘einer hydrophoben Gelgrundlage’) die onder meer zink ricinoleaat bevat (zie p. 3, r. 26; p. 5, Beispiel 7, 9 en 11; vgl. 2.8.). Deze samenstelling wordt onder meer gebruikt voor de behandeling van een koortslip. Het debat spitst zich toe op de vraag of DE 322 aan de vakman ook de maatregel uit conclusie 1 openbaart dat zink ricinoleaat in de hydrofobe fase is opgelost. Volgens Sirvis c.s. is dat niet het geval omdat DE 332 niet expliciet een verwarmingsstap noemt.
an sich bekannter Weise’ worden bereid en dat
‘Diese konnen dann in für pharmazeutische Gele übliche Verpackungsmittel wie etwa Tuben, Tiegel oder Portionspackungen zur topischen Applikation abgefüllt werden’. Het is algemeen bekend bij de vakman dat viskeuze samenstellingen zoals die volgens DE 322 worden gemengd en in een tube worden gebracht bij een temperatuur waarbij zij vloeibaar genoeg zijn om afgevuld te kunnen worden. Conclusie 1 van DE 322 spreekt over het mengen en homogeniseren, terwijl bovendien de beschrijving aan de vakman leert dat
‘Der Wirkstoff bleibt über lange Lagerzeit hinweg suspendiert, ohne irreversibel zu sedimentieren, ohne zu verklumpen oder sich an den Gefäßwandungen niederzuschlagen’. Anders dan Sirvis c.s. meent, is dit een extra aanwijzing dat ten minste een deel van het zink ricinoleaat bij de bereiding in de hydrofobe fase zal zijn opgelost, hetgeen volgens de eigen stellingen van Sirvis c.s. zelfs al mogelijk zou zijn bij kamertemperatuur (vgl. productie 22 Sirvis c.s., p. 4 en productie 28 Sirvis c.s., p. 3).
closest prior artvormt, verschilt dan van EP 415 in de maatregel dat zink ricinoleaat (volledig) opgelost is in de hydrofobe fase (i.p.v. mengen/ homogeniseren). Het technisch effect van deze maatregel heeft betrekking op een verbeterde biobeschikbaarheid van de werkzame stof. Het objectieve technische probleem kan dan worden geformuleerd als hoe een farmaceutische samenstelling van een zink zout op basis van een hydrofobe fase met een verbeterde biobeschikbaarheid van het werkzame bestanddeel te bereiden. Naar voorlopig oordeel zou de vakman zonder meer inzien dat hij door het zink ricinoleaat onder verwarming tot de smelttemperatuur van ca. 70-80°C op te lossen, zal bewerkstelligen dat het zinkzout in de samenstelling blijft zonder (ook op langere termijn) neer te slaan en dat hij daardoor een verbeterde biobeschikbaarheid van het zink ricinoleaat verkrijgt. Voorshands berust conclusie 1 van EP 415 dan ook niet op uitvinderswerkzaamheid. De volgconclusies 2 t/m 5 en 7 t/m 12 delen daarvan het lot nu Medical Brands c.s. heeft betoogd dat zij evenmin nieuw en/of inventief zijn en Sirvis c.s. niet heeft aangevoerd dat een van deze volgconclusies zelfstandig octrooieerbare materie zou bevatten.
€ 589,00