ECLI:NL:RBDHA:2014:7053

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
6 juni 2014
Zaaknummer
C-09-451163 - HA ZA 13-1074
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.A.M. Ahsmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de overname van een administratiekantoor en de gevolgen van onjuiste informatie over het cliëntenbestand

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen de vennootschap onder firma ACM en de besloten vennootschap [Q] B.V. over de overname van een administratiekantoor. De overname vond plaats op 1 januari 2013, waarbij een bedrag van € 208.050,00 werd betaald, waarvan een aanzienlijk deel was gereserveerd voor goodwill. Na de overname ontstonden er geschillen over de hoogte van de goodwill en de werkelijke omzet van het kantoor. ACM c.s. stelde dat [Q] hen onjuist had voorgelicht over het cliëntenbestand en de te behalen jaaromzet, wat leidde tot een vordering van € 56.744,15 aan schadevergoeding. In reconventie vorderde [Q] een bedrag van € 25.988,20, onder andere wegens onbetaalde facturen voor verrichte werkzaamheden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat [Q] niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat de informatie die door [Q] was verstrekt over het cliëntenbestand niet onjuist was en dat de omzetprognoses niet significant afweken van de werkelijkheid. De rechtbank wees de vordering van ACM c.s. af, omdat er geen sprake was van wanprestatie door [Q].

In reconventie werd de vordering van [Q] tot betaling van € 22.500,00 afgewezen, maar de rechtbank oordeelde wel dat ACM c.s. gehouden was tot betaling van € 1.900,00 voor de verrichte werkzaamheden van [D]. De rechtbank veroordeelde ACM c.s. in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/451163 / HA ZA 13-1074
Vonnis van 28 mei 2014
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
ADMINISTRATIEKANTOOR ACM VOF,
gevestigd te Moordrecht, gemeente Zuidplas,
2.
[A],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
3.
[B],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. G.C. Blom te Nieuwerkerk aan den IJssel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADMINISTRATIEKANTOOR [Q] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Waddinxveen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G.H.G.M. van Berkel te Den Haag.
Eisers in conventie, verweerders in reconventie, worden hierna respectievelijk aangeduid als “ACM” (sub 1), [A] (sub 2), [A] c.s. (sub 2 en 3) en gezamenlijk als “ACM c.s.”. Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, wordt hierna aangeduid als “[Q]”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 september 2013, met tien producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met elf producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte overlegging
producties en vermindering van eis in conventie, met tien producties;
- het tussenvonnis van 20 november 2013 waarbij een comparitie is bevolen en de
beschikking van 23 december 2013 waarbij die comparitie is bepaald op 27
februari 2014;
- het proces-verbaal van comparitie van 27 februari 2014.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[A] c.s. zijn vennoten van ACM. Enig aandeelhouder en bestuurder van [Q] is Ma-Co Beheer Waddinxveen B.V. (hierna: “Ma-Co”). Mevrouw [D] (hierna: “[D]”) is enig aandeelhouder en bestuurder van Ma-Co.
2.2.
Op 1 oktober 2012 hebben ACM c.s. en [Q] een koopovereenkomst
gesloten, op basis waarvan [Q] per 1 januari 2013 het door haar geëxploiteerde administratiekantoor aan ACM c.s. heeft overgedragen (hierna: “overnameovereenkomst”). Voor de overname is een bedrag van € 208.050,00 betaald, waarvan € 191.250,00 voor vergoeding aan goodwill. De goodwill is berekend aan de hand van de geschatte jaaromzet over 2012, te weten € 255.000,00.
2.3.
In de door beide partijen ondertekende overnameovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“3. Deze goodwill is onherroepelijk in die zin dat wijzigingen in het cliëntenbestand na de overnamedatum geen gevolg hebben voor de hoogte van de goodwill.
(…)
12. [A] garandeert mevrouw [D] maximaal drie dagen per week voor hem te kunnen werken op declaratiebasis tegen een uurtarief van € 50,--
(…)
16. Het is zowel mevrouw [D] als [X] verboden voor eigen rekening opdrachten te aanvaarden, c.q. werkzaamheden te verrichten voor overgedragen cliënten. (…)”
2.4.
Na de overname van het administratiekantoor door ACM c.s. hebben partijen – omstreeks maart 2013 – een korting op de koopprijs afgesproken van € 22.500,00 vanwege het vertrek (met medeneming van klanten) van ZZP-er de heer [X] (hierna: “[X]”). [Q] heeft de afgesproken € 22.500,00 aan ACM c.s. voldaan, zodat per saldo € 185.550,00 voor de overname is betaald.
2.5.
Bij e-mail van 8 mei 2013, met bijlage, heeft [D] het volgende aan [A] c.s. bericht:
“Na de controverses van de afgelopen maanden rondom de overname door u van de activiteiten van Administratiekantoor [Q] kunnen we nu na enig geven en nemen gelukkig een dikke streep onder het verleden
zetten en samen het volgende vaststellen, waar nodig in afwijking van of aanvulling op de overname-overeenkomst:
-
artikel 2: vanwege het vertrek van cliënten na 1 januari 2013 wordt de goodwill ad € 191.250 eenmalig met
€ 22.500 verlaagd tot € 168.750;
  • artikel 7: het op 31 december 2012 aanwezige onderhanden werk bedraagt € 2.011,63 (inclusief omzetbelasting) betreffende balanswerkzaamheden over 2011 voor diverse cliënten;
  • artikel 12: de vergoeding voor de werkzaamheden van mevrouw [D] voor diverse cliënten bedraagt: € 2.707,38 over januari 2013, € 4.386,25 over februari 2013, € 4.416,50 voor maart 2013 en € 3.418,25 voor april 2013 (alles inclusief omzetbelasting);
  • artikel 13: de garantie inzake werkzaamheden van de heer [X] vervalt volledig.
De verlaging van de goodwill wordt hierbij voldaan door verrekening met de facturen vanwege het hiervoor bedoelde onderhanden werk en de hiervoor bedoelde werkzaamheden; het resterende bedrag ad € 5.559,99 is reeds per bank voldaan.
Met het ondertekenen van deze brief verklaren wij onherroepelijk dat wij ter zake van artikel 2 (goodwill), artikel 7 (onderhanden werk) volledig en ter zake van artikel 12 (werkzaamheden) tot en met april 2013 niets meer van elkaar hebben te vorderen c.q. verschuldigd zijn. (…) De overige garanties die over en weer zijn verstrekt, blijven onverminderd van kracht: het betreft de artikelen (…) 12(werkzaamheden van mevrouw [D]) (…).”
2.6.
Bij e-mail van 17 mei 2013 heeft [A] het volgende aan [D] bericht:
“Na er over nagedacht te hebben geef ik je toch maar aan dat art. 12 van de overeenkomst, waarin ik je garantie geef om 3 dagen per week bij ACM te kunnen blijven werken, me toch wel drawrs zit. Nu weet ik dat we dit hebben besproken en je je daarin heel coulant hebt opgesteld, maar als ik de garantie zwart op wit geef is dat wat strijdig met de werkelijkheid. Zou je hier over na willen denken en aan willen geven wat je (minimale) garantie zou moeten zijn?(…)”
2.7.
Bij brief van 3 juni 2013 heeft ACM c.s. [Q] meegedeeld dat het verschil tussen de volgens haar afgesproken jaaromzet en de gerealiseerde jaaromzet van de administratie- en belastingadviespraktijk onacceptabel is. ACM c.s. heeft [Q] ingebreke gesteld en aanspraak gemaakt op terugbetaling van een deel van het voor goodwill betaalde bedrag, namelijk € 69.498,00. [Q] heeft niet betaald.
2.8.
Ma-Co heeft voor de werkzaamheden van [D] voor ACM c.s. over de maanden mei en juni 2013 een tweetal facturen verzonden op 18 juni 2013 voor een bedrag van in totaal € 3.388,00 inclusief btw (45 en 11 uur à € 50,00 exclusief btw) (hierna: “de facturen”).
2.9.
Bij e-mailbericht van 20 juni 2013 heeft [A] het volgende aan [Q] bericht:
“(…) Vanmorgen ontving ik je declaraties over de maanden mei/juni 2013. Ik was wel erg verbaasd dat je zelfs 9,5 uur aan me berekent inzake de door mij gevraagde specificatie van de omzet van Administratiekantoor [Q] B.V. in 2012. Ook besprekingen die we hadden over verschil van inzicht bereken je aan me door.
Dit is voor mij niet acceptabel. Ik verzoek je dan ook een nieuwe declaratie over de maand mei 2013 te sturen voor 38 uur à 50 euro per uur.
De declaratie over de maand juni kan ik niet beoordelen, omdat je het urenregistratieprogramma over juni blijkbaar niet hebt ingevuld. Over deze maand ontvang ik graag een specificatie welke aangeeft op welke dagen je voor welke klanten hebt gewerkt. (…)
ACM c.s. heeft de facturen onbetaald gelaten. Ma-Co heeft haar vordering uit hoofde van de facturen op ACM c.s. gecedeerd aan [Q]. Bij dagvaarding heeft [Q] ACM c.s. van deze cessie in kennis gesteld.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
ACM c.s. vordert – na vermindering van eis en samengevat – dat de rechtbank [Q], uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen tot betaling van een bedrag van
€ 56.744,15, vermeerderd met rente en proceskosten.
3.2.
ACM c.s. legt aan haar vordering ten grondslag dat [Q] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten overnameovereenkomst, nu [Q] haar onjuist heeft voorgelicht over het cliëntenbestand en daarmee over de te behalen jaaromzet over 2012. [Q] is gehouden de schade te vergoeden die ACM c.s. daardoor heeft geleden. De schade bestaat uit € 55.415,00 aan teveel betaalde goodwill. ACM c.s. stelt tevens buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt voor een bedrag van € 1.329,15 die eveneens door [Q] dienen te worden vergoed.
in reconventie
3.3.
[Q] vordert – samengevat – dat de rechtbank ACM c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van € 25.988,20, vermeerderd met rente en proceskosten.
3.4.
[Q] legt aan haar vordering ten grondslag dat ACM tekort is geschoten in de nakoming van de in het e-mailbericht van 8 mei 2013 vastgelegde afspraken (zie 2.5.) en dat zij op grond van die tekortkoming gerechtigd is de afspraken te ontbinden. [Q] vordert op grond van de ontstane ongedaanmakingsverbintenis aan de zijde van ACM betaling van € 22.500,00. Daarnaast stelt [Q] dat ACM in gebreke is gebleven met de betaling van de facturen die zien op door [D] verrichte werkzaamheden in de maanden mei en juni 2013 ter hoogte van € 3.388,00. De daarover verschuldigde rente tot de dag der dagvaarding bedraagt € 100,20. [A] c.s. zijn als vennoten van ACM hoofdelijk aansprakelijk voor nakoming van de verplichtingen van deze vennootschap.
in conventie en in reconventie
3.5.
[Q] en ACM c.s. voeren verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Tussen partijen is in geschil of [Q] voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst ACM c.s. met betrekking tot de overname van de administratie- en belastingadviespraktijk onjuist heeft voorgelicht over het cliëntenbestand en daarmee over de te behalen jaaromzet over 2012. Volgens ACM c.s. is weliswaar geen garantie over de te behalen omzet gegeven, maar was het cliëntenbestand na de overdracht kleiner dan vooraf voorgespiegeld, zodat [Q] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting als verkoper en mitsdien schadevergoeding verschuldigd is.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat, anders dan ACM c.s. lijkt te betogen, uit de koopovereenkomst zelf niet voortvloeit dat indien (zoals AMC c.s. stelt) verstrekte informatie niet klopt, sprake is van niet-nakoming van een contractuele verbintenis. De rechtbank begrijpt echter, mede gelet op de toelichting ter comparitie, dat AMC c.s. doelt op schending van een precontractuele informatieplicht van [Q] in de onderhandelingsfase, inhoudende dat [Q] voldoende deugdelijke omzetprognoses had moeten verschaffen.
Een dergelijke stelling kan in haar algemeenheid niet worden aanvaard; een verbintenis tot het betalen van schadevergoeding moet immers voortvloeien uit de wet (art. 6:1 BW). Evenmin vloeit uit hetgeen de redelijkheid en billijkheid eisen, in verband met de aard van de koopovereenkomst, de algemene regel voort dat op de verkoper van een administratiekantoor een verbintenis rust om de koper in te lichten omtrent de te verwachten omzet of omtrent de winstverwachting. De bijzondere omstandigheden van het geval kunnen zodanige verbintenis wel meebrengen, maar het bestaan van zodanige omstandigheden heeft ACM c.s. niet gesteld. Wel zal de verkoper die gegevens aan zijn wederpartij verschaft onder omstandigheden onrechtmatig handelen, indien hij weet dat de verstrekte gegevens ernstige fouten bevatten en hij zijn wederpartij niet op deze fouten opmerkzaam maakt. In dat geval is sprake van onrechtmatig handelen waardoor de verkoper verplicht is de door zijn wederpartij geleden schade te vergoeden (HR 25 januari 2002, NJ 2003, 31). Ter beoordeling ligt dus voor of sprake is van dergelijk gedrag.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [Q] voorafgaand aan de op 1 oktober 2012 gesloten koopovereenkomst op verzoek van [A] c.s. een lijst met namen van cliënten aan [A] heeft overhandigd. Het ging [A] c.s. daarbij, zoals [A] ter comparitie heeft verklaard, niet zozeer om de omzet die daaraan was gerelateerd maar [A] wilde graag weten wat voor type klanten het waren. Deze lijst met namen van cliënten is (overigens nadien) aan de overeenkomst gehecht. Op basis van deze lijst is de jaaromzet van [Q] over 2012 begroot op € 255.000,00 en een goodwill van 75% berekend. Dat de daadwerkelijk behaalde omzet in 2012 uiteindelijk € 248.816,00 bedroeg en geen € 255.000,00 kan niet aan [Q] worden tegengeworpen. Deze is immers nog geen 2,5% lager dan de voorspelde omzet over dat jaar en behoort tot het gewone bedrijfsrisico.
Evenmin kan [Q] worden tegengeworpen dat de omzet van 2013 lager is uitgevallen omdat de lijst met namen niet zou kloppen. Door [Q] is niet gemotiveerd betwist dat het merendeel van de namen van de cliënten die reeds voor 1 oktober 2012 hadden opgezegd niet op de door [Q] overhandigde lijst stonden. De lijst bevatte op dit punt derhalve geen onjuistheid. Dat geldt eveneens voor het feit dat enkele cliënten twee keer op de lijst stonden. [Q] heeft toegelicht dat het kan voorkomen dat in één jaar werkzaamheden worden verricht met betrekking tot jaarstukken van twee verschillende boekjaren. Dit is niet alleen een gebruikelijke wijze van boekhouden (en mitsdien ook kenbaar voor [A] c.s. als professional), maar [A] c.s. had ook zelf de lijst kunnen controleren en deze wijze van boekhoudkundige verwerking kunnen vaststellen. Mitsdien kan niet geoordeeld worden dat, zoals [A] ter comparitie verklaarde, [Q] geweten moet hebben dat de prognose van een jaaromzet van minstens € 255.000,00 over 2013 niet gehaald zou kunnen worden.
4.4.
Wat betreft de cliënten die door [X] zouden zijn meegenomen, overweegt de rechtbank dat, wat daar ook van zij, deze klanten hebben opgezegd na de overname van het bedrijf door [A] c.s. Blijkens artikel 3 van de overnameovereenkomst hebben wijzigingen in het klantenbestand na de overnamedatum geen gevolg voor de hoogte van de goodwill (zie 2.3.).
4.5.
Al het bovenstaande in overweging genomen, kan niet worden geoordeeld dat sprake is geweest van ernstige fouten in bovenvermelde zin, waardoor [A] c.s. een niet goed geïnformeerde beslissing heeft kunnen nemen over het al dan niet aangaan van de koopovereenkomst. Dat betekent dat de grondslag aan de vordering van ACM c.s. is komen te ontvallen en dat deze zal worden afgewezen.
in reconventie
4.6.
Ter beoordeling ligt voor of ACM c.s. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een volgens [Q] in maart 2013 mondeling gemaakte aanvullende overeenkomst en zoals verwoord in het e-mailbericht van 8 mei 2013 (zie 2.5.).
4.7.
Uit de e-mail, geschreven door [D], blijkt dat de bedoeling van de opsteller is geweest te komen tot een afspraak ter afwijking van of aanvulling op de artikelen 2, 7, 12 en 13 van de overnameovereenkomst. Niet in geschil is dat partijen ten aanzien van de “kwestie [X]” (waarop artikel 13 ziet) al tot overeenstemming waren gekomen. Anders dan [Q] betoogt, is echter omtrent de artikelen 2,7 en 12 geen overeenstemming bereikt. In de e-mail is expliciet opgenomen dat het ondertekenen van de brief voorwaarde is om – kort samengevat – ter zake van de artikelen 2,7 en 12 over en weer finale kwijting te verlenen; artikel 13 is in dit verband dan ook niet genoemd. Vast staat dat [A] c.s. de brief, ondanks het verzoek van [D], niet heeft ondertekend. [A] heeft juist, in reactie op voornoemd e-mailbericht, circa twee maanden later laten weten dat hij over het voorstel heeft nagedacht en doet daarin vervolgens een tegenvoorstel (zie 2.6.). Dat betekent dus dat ACM c.s. en [Q] geen overeenstemming over de vermeende afspraken hebben bereikt. Gelet op deze e-mailwisseling kan reeds hierom niet worden geconcludeerd dat partijen voordien, in maart 2013, de afspraken hebben gemaakt; die afspraak betrof immers slechts de kwestie [X].
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen sprake is van wanprestatie, zodat ontbinding van de aanvullende overeenkomst, met de daarbij behorende ongedaan-makingsverbintenissen, niet mogelijk is. De vordering van [Q] jegens ACM c.s. ten belope van € 22.500,00 zal dan ook worden afgewezen.
4.9.
Voorts maakt [Q] aanspraak op betaling van een bedrag van € 3.388,00, in rekening gebracht bij twee facturen van 18 juni 2013, ter zake van werkzaamheden verricht voor ACM c.s. in de maanden mei en juni 2013.
4.10.
De rechtbank stelt voorop dat ACM c.s. niet betwist dat Ma-Co, in de persoon van [D], in de maanden mei en juni 2013 werkzaamheden voor haar heeft verricht. Evenmin is de gestelde cessie van Ma-Co aan [Q] betwist. Dat betekent dat ACM in beginsel is gehouden tot betaling van de bij de desbetreffende facturen in rekening gebrachte bedragen aan [Q]. Vennoten van een vennootschap onder firma zijn hoofdelijk aansprakelijk voor schulden van de vennootschap. In beginsel zijn [A] c.s. dan ook hoofdelijk aansprakelijk voor betaling van de facturen voor de ACM. ACM c.s. betwist echter allereerst de hoogte van de bij de facturen in rekening gebrachte bedragen.
4.11.
ACM c.s. betoogt, onder meer met een verwijzing naar de e-mail van 20 juni 2013 van [A] aan [D] (zie 2.9.), dat ten onterechte uren in rekening zijn gebracht, namelijk voor de door [D] aan [A] verstrekte informatie over de behaalde jaaromzet van ACM in 2012 en de besprekingen die zij hebben gehad over hun verschil van inzicht. Volgens ACM c.s. zou [D] maximaal 38 uur x € 50,00 over de maand mei 2013 mogen declareren. Met betrekking tot de maand juni 2013 heeft hij in de e-mail om een specificatie van de verrichte werkzaamheden verzocht. Op deze e-mail heeft [D] niet gereageerd. Nu [Q] in de onderhavige procedure niet onderbouwd en gespecificeerd heeft aangegeven waarom de door haar in rekening gebrachte bedragen niettemin verschuldigd zijn, is het gevorderde slechts toewijsbaar tot het door ACM c.s. erkende bedrag ter hoogte van € 1.900,00 exclusief btw (38 uur à € 50,00).
4.12.
ACM c.s. doet vervolgens een beroep op verrekening en betoogt dat zij met [Q] heeft afgesproken dat de door [D] verrichte werkzaamheden weggestreept zouden worden tegen de door de voormalige medewerkers van [Q], die per 1 januari 2013 medewerkers van ACM zijn geworden, in januari 2013 gewerkte uren voor [Q]. [Q] betwist gemotiveerd dat partijen een dergelijke afspraak hebben gemaakt. Nu ACM c.s. op dit punt geen (conventionele) vordering heeft ingesteld en de gegrondheid van het verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, zal de rechtbank dit beroep passeren met toepassing van artikel 6:136 BW.
4.13.
Het voorgaande betekent dat ACM c.s. geen tegenvordering op [Q] heeft en dat zij gehouden is het bedrag van € 1.900,00 (exclusief btw) aan [Q] te voldoen. De hierover gevorderde rente vanaf 5 november 2013 zal de rechtbank, nu deze niet is betwist, als op de wet gegrond toewijzen.
in conventie en in reconventie
4.14.
ACM c.s. zal zowel in conventie als reconventie, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [Q] worden tot op heden begroot op € 4.518,00, waarvan € 1.836,00 wegens griffierecht en € 2.682,00 aan salaris advocaat (3 punten á € 894,00, volgens tarief ΙV).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt ACM c.s. hoofdelijk in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [Q] tot op heden begroot op € 3.624,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijftien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
in reconventie
5.3.
veroordeelt ACM c.s. hoofdelijk aan [Q] te betalen een bedrag van € 1.900,00 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt ACM c.s. hoofdelijk in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [Q] tot op heden begroot op € 894,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijftien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
in conventie en reconventie
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.M. Ahsmann en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2014, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: 1693