ECLI:NL:RBDHA:2014:6913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
797090-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepkwekerijzaak wegens gebrek aan bewijs van betrokkenheid bij teelt

In de zaak van de verdachte, geboren op [geboortedag] 1965 te Den Haag, heeft de rechtbank Den Haag op 4 juni 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende de teelt van hennep. De verdachte werd beschuldigd van het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte grotendeels verantwoordelijk was voor de aanleg van de hennepkwekerij, maar niet kon bewijzen dat hij ook daadwerkelijk betrokken was bij de teelt van de hennep. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 21 mei 2014, waar de officier van justitie, mr. I. Streefland, en de raadsman van de verdachte, mr. G.L. Gijsberts, hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie eiste een veroordeling op basis van de tenlastelegging, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als medepleger van de hennepteelt aan te merken. De verdachte had weliswaar de infrastructuur voor de kwekerij aangelegd, maar er was geen bewijs dat hij betrokken was bij de daadwerkelijke teelt of de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffiers, mrs. W. Gunnewegh en M.R. Ekkart, en is openbaar gemaakt op 4 juni 2014.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/797090-13
Datum uitspraak: 4 juni 2014
Tegenspraak
(
Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1965 te Den Haag,
adres: [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 mei 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. I. Streefland, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. G.L. Gijsberts, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met 7 januari 2013 te Hillegom tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) 551 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 8 januari 2013 te Hillegom tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) 455 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met 8 januari 2013 te Hillegom tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een pand aan de [adres 2]) heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op enig moment is bij de informatiedienst van de politie een ‘Meld Misdaad Anoniem’-melding binnengekomen. De melding hield in dat er een hennepkwekerij zou zitten achter de garage aan de [adres 2] in Hillegom. Verbalisant Karal is op 21 september 2012 ter plaatse gegaan. Hij zag dat het adres [adres 2] niet bestond. Wel was er op nummer 131 een autogarage, genaamd [bedrijf medeverdachte], gevestigd. Achter dit pand was een kantoor/bedrijfspand, dat verbonden was met het autobedrijf en behoorde tot hetzelfde perceel. Verbalisant Karal zag dat er op de eerste etage van het bedrijfspand licht brandde. Ook hoorde hij ter hoogte van dat pand een geluid dat vermoedelijk van een afzuiginstallatie afkomstig was. Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna ook aan te duiden als [medeverdachte 1]) is eigenaar van [bedrijf medeverdachte].
Op grond van artikel 2 van de Politiewet heeft de politie in de periode van 25 oktober 2012 tot en met 31 oktober 2012 met een vaste camera opnamen gemaakt van het pand. Op deze beelden is -kort samengevat- te zien dat medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna ook aan te duiden als [medeverdachte 2]) op meerdere dagen het pand in ging, ook wel op late tijdstippen. Soms bracht hij ook spullen het pand in. Op de beelden is verder te zien dat [medeverdachte 2] een aantal maal werd vergezeld door medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna ook aan te duiden als [medeverdachte 3]). Ook werd [medeverdachte 2] een paar keer vergezeld door een man die reed in een blauwe Chevrolet (de rechtbank begrijpt: Daewoo) Matiz.
De Daewoo Matiz bleek op naam te staan van [betrokkene], de vriendin van verdachte. Uit het politiesysteem bleek dat ook verdachte gebruik maakte van deze auto.
Op 8 januari 2013 is er onderzoek verricht aan het pand. De ramen van het pand waren afgedicht met luxaflex. Op een raam aan de achterzijde van het pand was condens te zien. Via het autobedrijf is het pand binnengetreden.
In de ruimtes die in het dossier zijn aangeduid als A, B, C, en D, gelegen op de begane grond, zijn accessoires voor een hennepkwekerij aangetroffen, zoals filters, folie, zakken met grond met hennepresten en losse hennepbladen, een paneel met 24 voorschakelapparaten, een openliggend elektrapaneel en een tijdklok. In de ruimte die als E is aangeduid, eveneens gelegen op de begane grond, werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De planten -249 in totaal- bevonden zich in de achtste week van de bloeifase.
De ruimtes op de eerste verdieping zijn in het dossier aangeduid als F, G en H. In ruimte F lagen 15 droogrekjes met hennepresten en een zak met hennepafval, naast diverse andere accessoires voor een hennepkwekerij. Ook werden er 29 potten met aarde en een afgeknipte steel aangetroffen. Het hart van de stekplug was nog vochtig, hetgeen erop duidt dat de planten korte tijd daarvoor waren afgeknipt. In ruimte G stonden twee kweektenten. In de eerste kweektent stonden 13 potten met planten die in de negende week van de bloeifase zaten. Aan de onderkant van de potten zat kalkaanslag. Midden in de tent lagen vier droogrekjes met henneptoppen. Achterin de tent stonden 67 potten met afgeknipte stelen. In de tweede tent stonden 96 potten met planten. Deze planten waren in de achtste week van de bloeifase. In ruimte H stond een kweektent met daarin een hoeveelheid hennepplanten. Deze planten bevonden zich in de vierde week van de bloeifase. Aan de onderzijde van de potten en op de grond onder de potten zat kalkaanslag. Ook bevond zich in ruimte H een box met daarin 7 potten met hennepplanten. Tegenover deze ruimte stonden twee zakken met hennepafval. In totaal werden er in ruimte H 97 hennepplanten aangetroffen.
In de ruimtes E, G en H bevonden zich in totaal 455 hennepplanten en 96 potten met daarin een afgeknipte steel van een stekplug.
Door Liander N.V. is aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. De fraudespecialist van Liander heeft verklaard dat hij op 8 januari 2013 in het perceel [adres 2] te Hillegom heeft geconstateerd dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Doordat de deksel van de hoofdaansluitkast niet meer gemonteerd was, was te zien dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de kwekerij en deze voorzag van elektriciteit. De hoofdbeveiliging was verzwaard van 3 keer 25 ampère naar 3 keer 35 ampère.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft algehele vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van enige vorm van samenwerking gericht op het telen en aanwezig hebben van hennep. Verdachte heeft alleen een hennepkwekerij gefaciliteerd, maar hij is niet betrokken geweest bij een begin van uitvoering. Het enkele inrichten van een hennepkwekerij om deze gereed te maken voor het kweken van hennep is nog geen telen in de zin van de Opiumwet. Voorts heeft verdachte met de diefstal van stroom, zoals onder 3 ten laste is gelegd, niets te maken. Daarmee is men pas begonnen op het moment van telen en bij dat proces was verdachte niet betrokken, aldus de raadsman.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank dient de volgende vragen te beantwoorden:
  • Welke rol heeft verdachte gespeeld?
  • Heeft verdachte, gelet op de rol die hij heeft gespeeld, zich schuldig gemaakt aan een of meer van de ten laste gelegde feiten?
De rol van verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met [bedrijf medeverdachte] en [medeverdachte 2] is overeengekomen om een kwekerij voor hen in te richten. Hij heeft vervolgens in de zomer van 2012 drie vloeren in het pand gemaakt ten behoeve van een kwekerij boven. Ook heeft hij de verwarming aangelegd, de lampen geïnstalleerd en de elektra van de lampen aangelegd. De omleiding vanuit de meterkast heeft hij niet aangelegd; deze was er al. Naar eigen zeggen heeft hij alles aangelegd wat nodig is om een kwekerij te draaien, maar met de planten en het onderhoud daarvan had hij niets te maken. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij in november 2012 de kwekerij beneden heeft afgerond.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij weliswaar werkzaamheden in het pand heeft verricht, maar dat hij er niet over nagedacht heeft waarvoor de ruimte zou worden gebruikt. Die verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig, niet alleen omdat uit de verklaring van verdachte bij de politie geenszins kan worden afgeleid dat verdachte door de politie woorden in de mond zijn gelegd, zoals verdachte heeft gesteld, maar ook omdat verdachte bekend is met hennepteelt, gelet op een veroordeling daarvoor in 2010.
Evenwel kan uit het dossier niet worden afgeleid dat verdachte een andere rol heeft gespeeld dan waarover hij zelf heeft verklaard. Dat verdachte op de camerabeelden uit oktober 2012 is te zien, maakt dit niet anders, nu niet kan worden uitgesloten dat verdachte juist in die periode de kwekerij beneden aan het opbouwen was.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de infrastructuur van de hennepkwekerij heeft aangelegd, maar dat hij bij het daadwerkelijke telen van hennep niet was betrokken.
Heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een of meer van de ten laste gelegde feiten?
Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken was bij het daadwerkelijke telen van hennep, kan hij niet als medepleger van het telen en opzettelijk aanwezig hebben van hennep worden aangemerkt. Evenmin bevat het dossier bewijsmiddelen waaruit volgt dat verdachte betrokken is geweest bij de aanleg van de illegale elektriciteitsaansluiting. Derhalve zal verdachte van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken. Aan de vraag of de rol van verdachte als medeplichtigheid kan worden aangemerkt, komt de rechtbank gelet op de inhoud van de tenlastelegging niet toe.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, voorzitter,
mrs. E.J. van As en M.L. Ruiter, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. W. Gunnewegh en M.R. Ekkart, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2014.