In de zaak van de verdachte, geboren op [geboortedag] 1965 te Den Haag, heeft de rechtbank Den Haag op 4 juni 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende de teelt van hennep. De verdachte werd beschuldigd van het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte grotendeels verantwoordelijk was voor de aanleg van de hennepkwekerij, maar niet kon bewijzen dat hij ook daadwerkelijk betrokken was bij de teelt van de hennep. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 21 mei 2014, waar de officier van justitie, mr. I. Streefland, en de raadsman van de verdachte, mr. G.L. Gijsberts, hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie eiste een veroordeling op basis van de tenlastelegging, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als medepleger van de hennepteelt aan te merken. De verdachte had weliswaar de infrastructuur voor de kwekerij aangelegd, maar er was geen bewijs dat hij betrokken was bij de daadwerkelijke teelt of de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffiers, mrs. W. Gunnewegh en M.R. Ekkart, en is openbaar gemaakt op 4 juni 2014.