ECLI:NL:RBDHA:2014:6911

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
842347-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld in vereniging tegen een 81-jarige vrouw

Op 4 juni 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 mei 2013 betrokken was bij een woningoverval in Den Haag. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het plegen van een poging tot diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op drie data: 10 december 2013, 26 februari 2014 en 21 mei 2014. De officier van justitie, mr. D.M. van Gosen, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Maastricht.

De tenlastelegging omvatte verschillende gewelddadige handelingen, waaronder het duwen en meesleuren van het slachtoffer, het dragen van een bivakmuts, en het uiten van bedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de woning van een 81-jarige vrouw heeft overvallen. Tijdens de overval heeft de vrouw verklaard dat de mannen zich als politieagenten voordeden en haar onder bedreiging hebben geprobeerd te dwingen tot het afgeven van geld.

De rechtbank heeft DNA-sporen en vingerafdrukken van de verdachte aangetroffen op de plaats delict, wat leidde tot de conclusie dat hij betrokken was bij de overval. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld voor de poging tot diefstal met geweld, maar sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit, omdat niet bewezen kon worden dat er daadwerkelijk goederen zijn weggenomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/842347-13
Datum uitspraak: 4 juni 2014
Tegenspraak
(
Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
adres: [adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 december 2013, 26 februari 2014 en 21 mei 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D.M. van Gosen, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Maastricht, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 mei 2013 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen goederen en/of geld van zijn gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- duwen en/of meesleuren (de woning in) en/of
- opdoen van (een) bivakmuts(en) en/of
- zeggen van de woorden: "Ik ga je doodmaken", althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- trachten de handen vast te binden met een snoer en/of
- trachten de mond af te plakken met tape;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 mei 2013 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen - met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, EN/OF
- met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld van zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s),
met (een of meer van) zijn mededader(s), althans alleen:
- die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of meegesleurd (de woning in) en/of
- ( een) bivakmuts(en) heeft opgedaan en/of
- de woorden heeft gezegd: "Ik ga je doodmaken", althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- heeft getracht de handen vast te binden met een snoer en/of
- heeft getracht de mond af te plakken met tape,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 31 mei 2013 is omstreeks 15.13 uur bij de politie een melding binnengekomen van een woningoverval in een woning aan de [adres 2] in Den Haag. Bij deze overval zouden twee mannen zijn betrokken van 20-25 jaar oud. Eén van de overvallers droeg een bivakmuts, en beide overvallers droegen TNT-jassen. Toen de politie ter plaatse kwam trof zij in de woning een wit elektriciteitssnoer aan. Op een bed lag een doos. Op de keukentafel lag een oranje plastic draagtas, een oranje/zwarte jas met de opdruk Post.nl, twee rollen tape en twee zwarte baseballcaps. [2]
De bewoonster van het pand, [slachtoffer 1], 81 jaar oud, heeft verklaard dat de deurbel ging. Zij heeft beneden de centrale toegangsdeur geopend, waarna de mannen met haar mee naar boven zijn gegaan. Ze zeiden dat ze van de politie waren. Toen de mannen, die haar Turks of Arabisch toeschenen, haar woning inkwamen hebben ze bivakmutsen opgezet. Vervolgens hebben de mannen haar meegesleurd naar de woonkamer. De mannen hebben geprobeerd haar vast te binden, maar dat lukte niet. De mannen zeiden: “parra, parra”, hetgeen in het Turks geld betekent. [slachtoffer 1] zei dat ze geen geld had. Eén van de mannen heeft zijn hand boven haar hoofd gehouden en gezegd: “Ik ga je doodmaken.” De overval heeft tien tot twintig minuten geduurd. [3]
Tijdens de overval zijn de mannen in verschillende kamers geweest, maar [slachtoffer 1] weet niet waar zij naar op zoek waren.
De oranje plastic tas is in beslag genomen en onderzocht. Op beide hengels van de tas werden DNA-sporen aangetroffen. [4] Deze sporen komen overeen met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de matchkans van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. [5]
Ook de twee baseballcaps zijn in beslag genomen en onderzocht. [6] Op beide caps zijn DNA-sporen aangetroffen die overeen komen met het DNA-profiel van verdachte. Van de sporen op één van de caps is vastgesteld dat de matchkans van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. [7]
Ook de doos is in beslag genomen en onderzocht. Op de doos zijn vingerafdrukken aangetroffen. [8] Eén van de afdrukken komt overeen met de linker ringvinger van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]). De andere afdruk is identiek aan de linker ringvinger van verdachte. [9]
Voorts bevinden zich in het dossier tapgesprekken die in het kader van een ander onderzoek zijn opgenomen. In deze gesprekken wordt, aldus de officier van justitie, een overval beraamd op de woning aan de [adres 2] in Den Haag, omdat daar een grote hoeveelheid harddrugs en geld zou liggen. Eén van de deelnemers aan deze gesprekken maakt gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer]. De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte de vaste gebruiker is van dit nummer.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak ten aanzien van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit bepleit en daartoe het volgende aangevoerd.
De aangetroffen sporen op de plastic tas en de petten zijn niet volgens de forensisch technische normen veiliggesteld en in beslag genomen en moeten daarom van het bewijs worden uitgesloten. Subsidiair geldt dat niet kan worden uitgesloten dat de sporen van verdachte elders op de tas, de petten en de doos terecht zijn gekomen en door de daders naar de plaats delict zijn meegenomen.
Verdachte heeft het telefoonnummer [telefoonnummer] wel eens gebruikt, maar hij is niet de vaste gebruiker. De door de officier van justitie als belastend aangemerkte tapgesprekken kunnen daarom niet aan verdachte worden toegeschreven. Verder is niet gebleken dat deze gesprekken betrekking hebben op de overval.
Tot slot is een alternatief scenario mogelijk, inhoudende dat [medeverdachte 1] informatie die hij van zijn tipgever had gekregen heeft doorgespeeld aan twee Polen, dat die twee Polen zijn auto hebben geleend om de overval te plegen en dat zij, om de politie op een dwaalspoor te brengen, bewust enkele goederen op de plaats delict hebben achtergelaten.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank dient de volgende vragen te beantwoorden:
  • Zijn de aangetroffen DNA-sporen en vingerafdrukken bruikbaar voor het bewijs?
  • Is verdachte de vaste gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer]?
  • Zo ja, hebben de tapgesprekken betrekking op de woningoverval?
  • Kan bewezen worden verklaard dat verdachte de overval heeft medegepleegd?
  • Zo ja, is er sprake van een voltooide diefstal?
Zijn de aangetroffen DNA-sporen en vingerafdrukken bruikbaar voor het bewijs?
Niet ter discussie staat dat familieleden van aangeefster voordat de politie de woning binnenkwam de baseballcaps, de doos en de plastic tas in hun handen hebben gehad en hebben verplaatst. De politie heeft echter vrijwel direct na aankomst de plaats delict bevroren waarna de hiervoor genoemde goederen volgens de forensische technische normen in beslag zijn genomen. Dat familieleden van aangeefster, voordat de politie was gearriveerd, de hiervoor genoemde goederen in hun handen hebben gehad en hebben verplaatst doet daar niet aan af. Het verweer wordt verworpen nu er geen sprake is van enig vormverzuim.
Is verdachte de vaste gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer]?
Op 24 mei 2013 is met het telefoonnummer [telefoonnummer] gebeld naar het uitkeringsloket van de gemeente Den Haag. De gebruiker van het telefoonnummer zei tegen de medewerker van het uitkeringsloket dat zijn Burgerservicenummer [burgerservicenummer] is en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1983. Deze gegevens behoren toe aan verdachte. Verder bleek de medewerker aan de telefoon meerdere malen naar ‘mijnheer [verdachte]’ te vragen. [10]
Tijdens voornoemd gesprek werd gebruik gemaakt van een telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer]. [11] Op 1 oktober 2013 is verdachte ingesloten. Bij de insluitingsfouillering werd een mobiele telefoon van het merk Samsung aangetroffen. Het IMEI-nummer van deze telefoon was [IMEI-nummer]. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een keer op straat een telefoon heeft geleend en toen heeft gebeld naar het uitkeringsloket van de gemeente Den Haag. Hij heeft ontkend dat hij de vaste gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer].
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk geworden. Het feit dat verdachte op 1 oktober 2013 in het bezit was van de telefoon waarmee op 24 mei 2013 naar het uitkeringsloket van de gemeente Den Haag was gebeld – waarbij de beller verdachte ’s Burgerservicenummer en geboortedatum opgeeft – duidt erop dat hij de vaste gebruiker van dat nummer en die telefoon was en dat hij niet die telefoon toevallig een keer op straat had geleend om te bellen. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte de vaste gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer].
Hebben de tapgesprekken betrekking op de woningoverval?
In het dossier bevindt zich een tapgesprek van 20 mei 2013. In dit gesprek zegt [medeverdachte 1] tegen verdachte dat hij een tip heeft gekregen van een Turk in het belhuis dat iemand 22 kilo en 100.000,- in huis zou hebben liggen. [13] Op 29 mei 2013 belt [medeverdachte 1] naar verdachte dat hij heeft gehoord dat de persoon in kwestie drie stapels met briefjes van 500,- naar huis zou hebben meegenomen en dat zij, [medeverdachte 1] en verdachte, daar in ieder geval gaan kijken. [14]
Uit voorgaande tapgesprekken blijkt onomstotelijk dat verdachte en [medeverdachte 1] een plan hadden om een overval te plegen. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de tapgesprekken betrekking hebben op de woningoverval aan de [adres 2].
Uit de mededeling dat er bij iemand thuis 22 kilo in huis zou liggen leidt de rechtbank af dat wordt bedoeld dat er 22 kilo verdovende middelen in huis liggen. In de woning aan de [adres 2] zijn een vacuüm-machine en een verpakking plastic vacuüm-zakken in beslag genomen. [15] Een vacuüm-machine wordt onder meer gebruikt bij het luchtdicht verpakken van pakketjes met verdovende middelen. Ook zaten er op de randen van het apparaat restanten van een substantie, [16] bevattende cocaïne en heroïne. [17] De rechtbank leidt hieruit af dat er zich soms, overeenkomstig de tip, verdovende middelen in de woning aan de [adres 2] bevonden.
In het dossier bevindt zich verder nog een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene] (hierna: [betrokkene]), waarin [medeverdachte 1] aan [betrokkene] heeft gevraagd of hij een TNT-jas voor hem kan regelen. [18] Verdachte heeft aan een onbekend persoon via een sms-bericht gevraagd of ‘hij nog heeft gevraagd voor die jacks’. [19] Voornoemde gesprekken hebben respectievelijk twee dagen en één dag voor de overval plaatsgevonden. Na de overval is in de woning aan de [adres 2] een TNT-jas aangetroffen.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat de tipgever [medeverdachte 2] heet. [20] Met [medeverdachte 2] bedoelde [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] [21] . Deze heeft verklaard dat aangeefster zijn tante is. [22]
Uit het voorgaande, in combinatie met de omstandigheid dat zowel van verdachte als van [medeverdachte 1] op achtergelaten goederen op de plaats delict DNA-sporen en vingerafdrukken zijn aangetroffen, leidt de rechtbank af dat de tapgesprekken betrekking hadden op de woningoverval aan de [adres 2].
Kan bewezen worden verklaard dat verdachte de woningoverval heeft medegepleegd?
Verdachte heeft aanvankelijk geen verklaring gegeven voor het feit dat zijn vingerafdruk en zijn DNA-sporen op goederen die op de plaats delict waren achtergelaten zijn aangetroffen. Eerst ter terechtzitting heeft verdachte hiervoor een verklaring gegeven, inhoudende dat [medeverdachte 1] hem goederen in een doos te koop heeft aangeboden, dat hij die doos en die goederen in zijn handen heeft gehad (maar niet heeft gekocht en weer heeft teruggegeven aan [medeverdachte 1]) en dat dit zou verklaren waarom zijn vingerafdruk en DNA-sporen op de plaats delict zijn aangetroffen. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig nu verdachte deze verklaring pas heeft afgelegd nadat hij het dossier had kunnen bestuderen en uit de tapgesprekken is af te leiden dat hij een overval op de woning aan de [adres 2] aan het voorbereiden was.
Het door de raadsman geschetste alternatieve scenario komt niet in de buurt van een aannemelijke verklaring voor de voor verdachte belastende bewijsmiddelen en wordt daarom door de rechtbank terzijde geschoven.
Uit het feit dat [medeverdachte 1] op 31 mei 2013 omstreeks 11:33 uur verdachte heeft gebeld om te zeggen dat hij over één minuut bij hem, verdachte, voor de deur zou staan, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] en verdachte op 31 mei 2013 samen waren. [23] Uit zendmastgegevens met betrekking tot de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat diens telefoon om 14:45 uur – kort voor de overval – in de directe nabijheid van de woning aan de [adres 2] was. Gelet op de inhoud van deze tapgesprekken, de zendmastgegevens, de aangetroffen DNA-sporen en de vingerafdrukken van [medeverdachte 1] en verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1] de woningoverval aan de [adres 2] heeft gepleegd.
Is er sprake van een voltooide diefstal?
Het dossier bevat CIE-informatie die inhoudt dat er bij de woningoverval een geldbedrag van meer dan € 200.000,- zou zijn weggenomen. Op grond van alleen die informatie kan de rechtbank niet bewezen verklaren dat een bedrag is weggenomen. Uit het dossier blijkt verder niet dat er bij de overval geld of goederen zijn weggenomen. Dat betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit en zal veroordelen voor het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten – kort gezegd – een gekwalificeerde poging tot diefstal in vereniging.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij op 31 mei 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken EN/OF
met zijn mededader:
- die [slachtoffer 1] heeft geduwd en meegesleurd de woning in en
- een bivakmuts heeft opgedaan en
- de woorden heeft gezegd: "Ik ga je doodmaken"
- heeft getracht de handen vast te binden met een snoer en
- heeft getracht de mond af te plakken met tape,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden wordt opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich bij de reclassering zal melden en zich op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de gevangenneming van verdachte zal bevelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf tussen één en twee jaar wordt opgelegd nu er geen sprake is van een voltooid delict, er geen geweld is gebruikt en verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft.
De raadsman heeft zich verzet tegen de gevangenneming van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft samen met zijn mededader een 81-jarige vrouw in haar woning overvallen. Slachtoffers van een dergelijke overval hebben vaak nog gedurende lange tijd last van psychische trauma’s, zoals ook blijkt uit één van de verklaringen die aangeefster bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat er een zeer grove inbreuk is gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Het feit vond plaats in haar eigen woning, een plek waar men zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Ook hebben verdachte en zijn mededader ernstig misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van een oude dame, hetgeen haar gevoel van veiligheid verder heeft aangetast. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen wegens onder andere mishandeling, bedreiging en vermogensdelicten. Naar het oordeel van de rechtbank is het een zorgelijke ontwikkeling dat eerdere veroordelingen verdachte niet hebben weerhouden van het plegen van een nieuw, zwaarder feit.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het beknopte reclasseringsadvies van Reclassering Nederland. Verdachte heeft niet aan het rapport willen meewerken. Op basis van een eerder omtrent verdachte opgemaakte rapportage schat de reclassering het recidiverisico in als hoog. Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een meldplicht.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen. De rechtbank acht een straf zoals geëist door de officier van justitie, gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, niet passend. De rechtbank zal niettemin, gelet op de ernst van het door verdachte gepleegde feit, een langdurige gevangenisstraf aan verdachte opleggen. De rechtbank acht een meldplicht bij de reclassering geïndiceerd, opdat de reclassering een poging kan wagen het delictpatroon te doorbreken. De rechtbank zal om die reden een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met als bijzondere voorwaarde een meldplicht. De rechtbank zal deze bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaren, zodat verdachte direct met de reclassering aan de slag kan.
De rechtbank zal geen bevel tot gevangenhouding afgeven zodat verdachte een eventueel in te stellen hoger beroep in vrijheid kan afwachten.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 4, 8, 9, 10, 16 en 17 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, dat de onder 5 en 21 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer, dat het onder 2 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de rechthebbende en dat de onder 3, 7, 11, 12, 13, 14, 15, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28 en 29 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat, met uitzondering van de ‘jammer’ en het ‘Rolex’-horloge, het belang van strafvordering zich niet langer tegen teruggave van de in beslag genomen goederen aan verdachte verzet. De raadsman verzet zich niet tegen onttrekking aan het verkeer van de ‘jammer’ en het ‘Rolex’-horloge.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 4, 8, 9, 10, 16 en 17 genummerde voorwerpen, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van het bewezenverklaarde misdrijf.
Ten aanzien van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag (nummer 1 op de beslaglijst) kan niet worden vastgesteld dat dat geldbedrag is verkregen door middel van een strafbaar feit. De rechtbank zal de teruggave daarvan aan verdachte gelasten.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 5 en 21 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 3, 7, 11, 12, 13, 14, 15, 19, 20, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28 en 29 genummerde voorwerpen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 33, 33a, 36b, 36d, 45, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) MAANDENniet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich uiterlijk op 10 juni 2014 zal melden bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag en zich daarna gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 4, 8, 9, 10, 16 en 17 genummerde voorwerpen, te weten:
  • 4. een stoorzender;
  • 8. een slijpmachine, kleur rood, merk Holzher;
  • 9. een sleutel, kleur grijs, merk Nemef;
  • 10. een boei;
  • 16. een boormachine, kleur rood, merk Miluaukee;
  • 17. een stuk gereedschap, kleur rood, merk Powerfix;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 5 en 21 genummerde voorwerpen, te weten:
  • 5. een horloge, kleur geel, merk ‘Rolex’;
  • 21. een jas, kleur zwart, merk Mont Clair;
gelast de teruggave aan de rechthebbende van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten:
2. een jas met opschrift Vestia;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1, 3, 7, 11, 12, 13, 14, 15, 19, 20, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28 en 29 genummerde voorwerpen, te weten:
1. een geldbedrag van € 2.363,60;
  • 3. een geheugensimkaart, kleur zwart, merk Transcend;
  • 7. een steen;
  • 11. een geheugensimkaart, merk Lebara;
  • 12. een geheugensimkaart, merk Ortel;
  • 13. een geheugensimkaart, merk Telecom;
  • 14. een geheugensimkaart, merk Lyca;
  • 15. een geheugensimkaart, merk T-mobile;
  • 19. een onderbroek, kleur beige, merk Louis Vuitton;
  • 20. een broek, kleur blauw, merk Karl Kani;
  • 22. een shirt, kleur groen, merk Karl Kani;
  • 23. een shirt, kleur zwart, merk Pellepelle;
  • 24. een shirt, kleur wit, merk Tommy Hilfiger;
  • 25. een trainingsjas, kleur blauw, merk Nike;
  • 26. een trainingsbroek, kleur blauw, merk Nike;
  • 27. een shirt, kleur zwart, merk Gucci;
  • 28. een shirt, kleur zwart, merk Iceberg;
  • 29. een riem, kleur bruin, merk Gucci.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. van As, voorzitter,
mrs D.M. Thierry en E.C.M. Bouman, rechters
in tegenwoordigheid van mrs W. Gunnewegh en M.R. Ekkart, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2014.
mr. Thierry is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1513 2013174048, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 606).
2.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 20-21.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], blz. 115-118.
4.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, blz. 63.
5.Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een diefstal met geweld gepleegd in Den Haag op 31 mei 2013, blz. 85-86.
6.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, blz. 63.
7.Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een diefstal met geweld gepleegd in Den Haag op 31 mei 2013, blz. 85-86.
8.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, blz. 63.
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 92
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 352.
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 355.
12.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 442.
13.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 313-314.
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 316-317.
15.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, blz. 104-105.
16.Proces-verbaal, blz. 108-109.
17.Rapport onderzoek naar sporen verdovende middelen op een vacuümsealapparaat, blz. 3-4 van dit rapport.
18.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 346.
19.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 346.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [medeverdachte 1], blz. 189.
21.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 494-495.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], blz. 573.
23.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 317.