ECLI:NL:RBDHA:2014:6516

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2014
Publicatiedatum
27 mei 2014
Zaaknummer
AWB 14/4591
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • A.W. Ente
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging verblijfsvergunning regulier wegens verplaatsen hoofdverblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor verlenging van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'voortgezet verblijf'. De eiser had op 13 juni 2013 een aanvraag ingediend, die op 9 oktober 2013 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie werd afgewezen. Het bezwaar van de eiser tegen deze afwijzing werd op 3 februari 2014 ongegrond verklaard, waarna de eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 15 mei 2014 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank overwoog dat de afwijzing van de aanvraag was gebaseerd op het feit dat de eiser zijn hoofdverblijf buiten Nederland had gevestigd. Dit werd onderbouwd door het feit dat de eiser op 14 mei 2012 was uitgeschreven uit de gemeentelijke basisadministratie en sindsdien niet meer geregistreerd stond. Daarnaast had de eiser in het verleden meerdere keren niet tijdig om verlenging van zijn vergunning gevraagd en niet tijdig gereageerd op verzoeken om leges te voldoen. De rechtbank concludeerde dat de door de eiser ingebrachte verklaringen van vrienden en kennissen niet voldoende objectief bewijs boden om aan te tonen dat hij zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland had verplaatst.

Op basis van deze overwegingen oordeelde de rechtbank dat de staatssecretaris op goede gronden had besloten de verblijfsvergunning niet te verlengen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W. Ente, in tegenwoordigheid van griffier S.A.K. Kurvink, en een afschrift van de uitspraak werd op dezelfde dag aan de partijen verzonden. Tegen deze uitspraak staat binnen vier weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 14/4591
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 15 mei 2014 in de zaak tussen

[naam], eiser,

gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. M.P. de Boo.

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2013 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 13 juni 2013 voor verlenging van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘voortgezet verblijf’ afgewezen.
Bij besluit van 3 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 15 mei 2014. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk op 15 mei 2014 uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2.
De afwijzing van eisers aanvraag is gebaseerd op het argument dat geconcludeerd moet worden dat eiser zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd, nu hij op 14 mei 2012 is uitgeschreven uit de gemeentelijke basisadministratie en sindsdien niet meer geregistreerd staat, hij een postadres voert, in het verleden diverse malen niet tijdig om verlenging van zijn vergunning heeft gevraagd en eerder heeft verzuimd tijdig te reageren op verzoeken om de leges te voldoen. Eiser heeft niet aan kunnen tonen dat hij zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft verplaatst. Ook de door eiser in de beroepsfase ingebrachte verklaringen van zijn vriendin en andere vrienden en kennissen bieden hiervoor geen objectief bewijs.
3.
Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank kunnen concluderen dat eiser zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst. Verweerder heeft de verblijfsvergunning derhalve op goede gronden niet verlengd.
4.
Het beroep is ongegrond.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente, rechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 15 mei 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.