4.De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. De noodzaak tot het volgen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure vloeit van rechtswege voort uit de oordelen van verweerder dat het aangevraagde bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan en met het oordeel van verweerder dat deze strijdigheid alleen kan worden opgeheven door toepassing te geven aan de afwijkingsbevoegdheid van artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten derde, Wabo.
4.1.2. Het oordeel dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wegens strijdigheid met het ter plaatse geldende planologische regime tevens moet worden aangemerkt als een aanvraag om toestemming voor van dit regime afwijkend gebruik is een rechtsoordeel. Datzelfde geldt voor het oordeel dat deze toestemming slechts kan worden verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten derde, Wabo, waardoor de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is op de aanvraag. Daarmee is nog niet automatisch gegeven dat sprake is van een rechtsgevolg als bedoeld in artikel 1:3 Awb. Geen van beide rechtsoordelen leidt namelijk tot een wijziging van een rechtstoestand, nu immers vergunning wordt verleend noch geweigerd. Wel kan de daaruit voortvloeiende verplichting tot het volgen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, in plaats van de reguliere procedure ter voorbereiding van de beslissing op de aanvraag, als een rechtsgevolg van procedurele aard worden aangemerkt. In zoverre valt deze beslissing in de brief van 5 september 2012 dus wel als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb aan te merken. Aangezien deze beslissing in zoverre tevens een voorbereidingshandeling in de zin van artikel 6:3 Awb betreft, is deze alleen vatbaar voor beroep indien Residentie door deze beslissing los van het voor te bereiden besluit (de beslissing op de aanvraag) rechtstreeks in haar belang is getroffen.
4.1.3. Het belang van Residentie is er in dit geval in gelegen dat zij de aangevraagde omgevingsvergunning verleend krijgt. Dat belang wordt niet geraakt door de beslissing van 5 september 2012. De omstandigheid dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure meer tijd in beslag neemt en niet kan leiden tot een omgevingsvergunning van rechtswege valt niet aan te merken als een belang dat Residentie rechtstreeks treft. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de aan de beslissing ten grondslag liggende rechtsoordelen omtrent de strijdigheid van de aanvraag met het geldende bestemmingsplan en de toepasselijkheid van de afwijkingsbevoegdheden in de Wabo aan de orde gesteld kunnen worden in het kader van een beroep tegen de uiteindelijk op de aanvraag te nemen beslissing.
4.1.4. Nu gelet op artikel 6:3 Awb geen beroep openstaat tegen de in de brief van 5 september 2012 vervatte beslissing omtrent de toepasselijkheid van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure staat daartegen ook geen ontvankelijk bezwaar open. Verweerder heeft het bezwaarschrift van 16 oktober 2012 dan ook terecht, zij het niet met een geheel juiste motivering, niet-ontvankelijk verklaard.
4.2.1. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 15 december 2009, LJN: BK6720) is een beslissing tot het verlengen van een beslistermijn op een aanvraag aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb en tevens als een voorbereidingshandeling in de zin van artikel 6:3 Awb. Datzelfde geldt voor een beslissing op grond van artikel 4:5 Awb om de aanvrager gelegenheid te bieden nadere gegevens in te dienen en dus zeker voor een beslissing die zowel deze gelegenheid als opschorting van de beslistermijn behelst.
4.2.2. Residentie heeft in bezwaar noch beroep aangegeven in welk belang, los van haar belang bij het uiteindelijk te nemen besluit op haar aanvraag, zij rechtstreeks is getroffen door de verzoeken om nadere gegevens en de opschorting van de beslistermijn. Ter zitting is dit evenmin duidelijk geworden. Voor zover Residentie meent dat haar ten onrechte om de bedoelde gegevens is gevraagd kan zij opkomen tegen een eventuele buitenbehandelingstelling van haar aanvraag met toepassing van artikel 4:5 Awb, dan wel opkomen tegen een weigering de gevraagde vergunning te verlenen indien dat gebeurt vanwege een gesteld ontbreken van relevante gegevens.
4.2.3. Aangezien de brieven van 14 november 2012, 5 december 2012, 21 december 2012, 8 maart 2013 en 22 maart 2013, dus ook geen voor beroep vatbare besluiten bevatten, stond ook daar geen ontvankelijk bezwaar tegen open. Verweerder heeft de bezwaarschriften van Residentie van 5 december 2012, 8 januari 2013, 31 januari 2013, 18 april 2013 en 1 mei 2013 dan ook terecht, zij het niet met een geheel juiste motivering, niet-ontvankelijk verklaard.
4.3.De aanvraag is gedaan door Residentie. Gesteld noch gebleken is dat Enjoy een eigen rechtstreeks belang heeft bij de op deze aanvraag te nemen beslissing. Verweerder heeft in de beslissing op bezwaar van 14 mei 2013 het bezwaar, voor zover gemaakt namens Enjoy, dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard, met dien verstande dat verweerder Enjoy niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb had behoren aan te merken.
4.4.Gelet op artikel 6:22 Awb ziet de rechtbank reden de hierboven geconstateerde motiveringsgebreken te passeren, aangezien Residentie en Enjoy daardoor niet in enig materieel of processueel belang zijn geschaad. De uitkomst van de bezwaarschriften en de beroepen wordt er immers niet anders van en Residentie en Enjoy zijn, gelet op de gronden van het beroep, in beroep gegaan omdat zij de discussie over de strijdigheid van de aanvraag met het bestemmingsplan aan de rechter wensten voor te leggen. Aan een beoordeling daarvan kan de rechtbank hoe dan ook niet toekomen.
4.5.De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder geen toepassing heeft mogen geven aan artikel 7:3, aanhef en onder a, Awb.
4.6.Verweerder heeft de verzoeken om vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedures terecht afgewezen, aangezien niet is voldaan aan de criteria van artikel 7:15 Awb. Voor toekenning van een dergelijke vergoeding