ECLI:NL:RBDHA:2014:6469
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vrijstelling griffierecht en ontvankelijkheid van het beroep in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om vrijstelling van griffierecht door eiser, een Surinaamse man. Eiser had eerder een aanvraag ingediend tot opheffing van zijn ongewenstverklaring, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was ingewilligd, maar met een inreisverbod van tien jaar. Eiser heeft tegen het besluit van de staatssecretaris bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 24 januari 2014 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht beoordeeld. Eiser had aangevoerd dat hij lijfsdwang had ondergaan omdat hij de ontnemingsmaatregel niet had betaald, en dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat hij niet in verzuim was geweest. De rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden voldoende waren om het beroep ontvankelijk te verklaren.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser eerder had betoogd dat de ongewenstverklaring met terugwerkende kracht opgeheven had moeten worden, maar dat dit betoog niet meer ter beoordeling stond omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.