Uitspraak
Rechtbank den haag
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
onmachtaan de zijde van [eiseres] en niet van betalings
onwil.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiseres] de Staat der Nederlanden heeft aangeklaagd. [eiseres] was in gijzeling genomen op basis van meerdere machtigingen van kantonrechters, die haar waren opgelegd vanwege onbetaalde sancties op grond van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV). De gijzeling was aanvankelijk begonnen op 19 februari 2014 en zou eindigen op 25 juni 2014, wat resulteerde in een totale gijzeling van 126 dagen. [eiseres] voerde aan dat zij niet in staat was om de openstaande boetes van € 4.221,-- te betalen, omdat de verkeersovertredingen waren begaan door derden die haar voertuigen op haar naam hadden geregistreerd. Ze stelde dat de duur van de gijzeling buitenproportioneel was en niet in verhouding stond tot het doel van de gijzeling, namelijk het afdwingen van betaling.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de kantonrechters zich niet hadden gehouden aan de aanbevelingen van het landelijk overleg coördinerend kantonrechters (LOCK), die een maximale gijzeling van vijftien dagen voorstelden, tenzij er bijzondere omstandigheden waren. De Staat had geen concrete bijzondere omstandigheden aangetoond die een langere gijzeling rechtvaardigden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gijzeling van [eiseres] onrechtmatig was en dat deze onmiddellijk moest worden opgeheven. Tevens werd de Staat veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].