In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van een gemeente. De eiser had verzocht om wijziging van zijn voor- en achternaam, geboortedatum en geboorteplaats in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Dit verzoek was eerder afgewezen door verweerder, wat leidde tot een beroep van eiser tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank overwoog dat eiser op 11 december 1995 onder ede had verklaard dat de door hem verstrekte gegevens juist waren. Eiser had in 2013 verzocht om wijziging van zijn persoonsgegevens, maar verweerder stelde dat eiser niet had aangetoond dat de nieuwe gegevens hem toebehoren. De rechtbank benadrukte dat voor wijziging van eenmaal geregistreerde gegevens in de GBA onomstotelijk moet vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. Eiser had documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat deze documenten niet voldoende bewijs boden voor de gevraagde wijziging.
De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser niet kon slagen, omdat hij niet had aangetoond dat de geregistreerde gegevens onjuist waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel vermeld voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.