ECLI:NL:RBDHA:2014:6245
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Soedanese eiser met betrekking tot Masalit afkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag van een Soedanese eiser, die claimde afkomstig te zijn uit Zuid-Darfur en tot de Masalit bevolkingsgroep te behoren. De eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die op 25 augustus 2011 was afgewezen. Op 25 april 2014 diende hij opnieuw een asielaanvraag in, maar deze werd eveneens afgewezen bij het bestreden besluit. De eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat op zijn beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 15 mei 2014 werd de eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter besloot dat nader onderzoek niet nodig was en dat er onmiddellijk op het beroep kon worden beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de documenten die de eiser had ingediend ter ondersteuning van zijn asielaanvraag, niet als nieuw bewijs konden worden aangemerkt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de documenten niet voldoende bewijs boden voor de herkomst en etniciteit van de eiser.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was, omdat de eiser niet had voldaan aan de vereisten voor het indienen van een nieuwe aanvraag. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.