Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[A],
1.De procedure
- het op 9 april 2013 ingekomen verzoekschrift,
- de brieven van mr. Werink van 11 juli 2013, 20 november 2013, 5 december 2013 en
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [A] en [B], de wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige [C]. De verzoekers vroegen de rechtbank vast te stellen dat [B] de vader is van [C] en dat [C] door erkenning op 17 september 2010 de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [C] op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] (Togo) is geboren als zoon van de ongehuwde [A]. [B] is de biologische vader van [C] en was ten tijde van de geboorte gehuwd met [D], die op 21 januari 2012 is overleden. De rechtbank in Lomé heeft op 17 september 2010 vastgesteld dat [B] de vader is van [C]. De IND heeft erkend dat deze uitspraak naar Nederlands recht kan worden erkend en dat [C] op grond van artikel 4 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.
De rechtbank heeft de documenten die door de verzoekers zijn overgelegd, laten beoordelen door een documentdeskundige, die concludeerde dat er geen twijfel bestaat over de echtheid van de geboorteregistratie en de overgelegde brondocumenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden van artikel 10:100 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan, waardoor de Togoleese uitspraak in Nederland wordt erkend. De rechtbank concludeert dat [C] vanaf 17 september 2010 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit en wijst het meer of anders verzochte af. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 15 mei 2014.