ECLI:NL:RBDHA:2014:6149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2014
Publicatiedatum
20 mei 2014
Zaaknummer
09/817252-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak in woning te Abcoude met betrokkenheid van verdachte als politieman

Op 20 mei 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan woninginbraak. De inbraak vond plaats op 16 januari 2014 in Abcoude, waar de verdachte samen met anderen drie violen, waaronder een van het merk Landolfi, en andere goederen heeft gestolen. Na de inbraak heeft de verdachte contact opgenomen met het slachtoffer en zich voorgedaan als politieman om informatie over de gestolen goederen te verkrijgen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is bepaald dat de verdachte binnen één maand na de uitspraak de twee gestolen violen moet teruggeven aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de inbraak en het gedrag van de verdachte, die het slachtoffer extra leed heeft berokkend door zich als politieman voor te doen, zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft een strafblad en is eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld, wat de rechtbank heeft doen besluiten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar heeft rekening gehouden met de spijtbetuiging van de verdachte en zijn bereidheid om de gestolen goederen terug te geven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/817252-14
Datum uitspraak: 20 mei 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op[datum] 1991 te[plaats],
adres: [adres 1],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden" te Zoetermeer.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 mei 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Halderen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Almere, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2014 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen drie violen (waaronder een van het merk Landolfi) en/of vier strijkstokken en/of een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te weten door de schuifpui van die woning te forceren;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode 16 januari 2014 tot en met 22 januari 2014 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, drie violen (waaronder een van het merk C. Landolfi) en/of vier strijkstokken heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde violen en/of strijkstokken wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2013 tot en met 22 januari 2014 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, een horloge met het opschrift "Cartier" en/of een ING bankpas op naam van Timmerbedrijf [A] met pasnummer [nummer 1] en/of een ING bankpas op naam van[B] met pasnummer [nummer 2] en/of twee Hörmann handzenders type RS4-433 telkens heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij telkens ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij als (mede)pleger betrokken is geweest bij een diefstal met braak in Abcoude op 16 januari 2014 (feit 1 primair) dan wel dat hij zich in de periode van 16 tot en met 22 januari 2014 schuldig heeft gemaakt aan heling van violen en strijkstokken afkomstig van deze diefstal (feit 1 subsidiair). Voorts wordt verdachte heling van een aantal andere goederen verweten (feit 2).
3.2
Feit 1
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.2.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend, nu hij nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde overeenkomstig artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 257 en 258, met bijlage (p. 259 tot en met 261);
- het proces-verbaal van verhoor getuige[getuige], p. 76 tot en met 79;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 6 mei 2014.
3.3
Feit 2
3.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
3.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit vrijgesproken dient te worden.
3.3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, en zal verdachte van dit feit vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 16 januari 2014 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeninguit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen drie violen (waaronder een van het merk Landol
phi) en vier strijkstokken en een laptop, toebehorende aan [slachtoffer], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door middel van braak, te weten door de schuifpui van die woning te forceren;

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van ten hoogste vijf maanden op te leggen, waarvan de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Door aldus te handelen heeft verdachte ervan blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Daarbij heeft de verdachte met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat het slachtoffer in haar eigen woning zouden moeten hebben. De rechtbank neemt verdachte bijzonder kwalijk dat hij vrij kort na de inbraak contact heeft opgenomen met aangeefster en zich daarbij heeft voorgedaan als politieman teneinde op die wijze allerlei relevante informatie over de gestolen Landolphi-viool te krijgen. Dergelijk gedrag getuigt van een ongekende brutaliteit en zal ongetwijfeld extra leed aan aangeefster hebben berokkend. Het is evident dat dergelijke feiten doorgaans niet alleen financiële schade veroorzaken, maar ook veel hinder en overlast voor de gedupeerden opleveren. Verdachte heeft hier geen oog voor gehad, maar heeft slechts gehandeld uit eigen financieel gewin, hetgeen de rechtbank hem zwaar aanrekent.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 januari 2014, waaruit volgt dat verdachte veelvuldig voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest, waarbij aan verdachte al gevangenisstraffen zijn opgelegd. Dit alles heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft voor wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, die in geval van diefstal uit een woning en recidive uitgaan van een gevangenisstraf van vijf maanden. Daarbij zijn de omstandigheid dat verdachte het slachtoffer na de woninginbraak heeft opgebeld en de slinkse en geraffineerde wijze waarop hij zich heeft voorgedaan als politieagent om de waarde van de gestolen goederen te achterhalen, strafverzwarende factoren. Ook weegt de rechtbank de totale waarde van de gestolen goederen mee als strafverzwarende factor.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ten voordele van verdachte rekening met het feit dat hij ter terechtzitting heeft bekend en spijt heeft betuigd. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven dat hij nog twee violen in zijn bezit heeft en dat hij ervoor wil zorgen dat deze terugkomen bij de rechtmatige eigenaar. De rechtbank zal daarom bepalen dat een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk zal worden opgelegd, onder de bijzondere voorwaarde dat de twee gestolen violen, die naar eigen zeggen nog in verdachtes bezit zijn, binnen een maand na de uitspraak terug zijn bij mevrouw [slachtoffer].
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf, van na te noemen duur, een passende straf.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
2 (twee) MAANDENniet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- binnen één maand na de uitspraak, doch uiterlijk op 19 juni 2014, de twee gestolen violen, die naar eigen zeggen nog in zijn bezit zijn, heeft doen terugkomen bij de rechtmatige eigenaar, mevrouw [slachtoffer].
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.N.L. Donker, voorzitter,
mrs. H. Steenhuis en C.I.H. Kerstens-Fockens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 mei 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1511-2014016162, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 516).