ECLI:NL:RBDHA:2014:6067

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
16 mei 2014
Zaaknummer
09-842513-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van MDMA en skimapparatuur door verdachte in Den Haag

Op 18 maart 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verkopen en in bezit hebben van MDMA, evenals het voorhanden hebben van skimapparatuur. De verdachte, geboren in 1960, werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen en/of afleveren van ongeveer 7941 gram MDMA op 8 oktober 2013 in 's-Gravenhage. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij samen met anderen skimapparatuur had vervaardigd en/of ontvangen, waarvan hij wist dat deze bestemd was voor het plegen van een misdrijf onder artikel 232 van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de zittingen op 13 januari en 4 maart 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A.E. Dutrieux, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. L.M.J. Duijverman, gehoord. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het eerste feit, namelijk het bezit van MDMA, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, voor het tweede feit, het voorhanden hebben van skimapparatuur, oordeelde de rechtbank dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat de skimapparatuur bestemd was voor criminele activiteiten, gezien de omstandigheden waaronder deze was aangetroffen in zijn woning. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van skimming op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/842513-13
Datum uitspraak: 18 maart 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats],
adres: [adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 13 januari 2014 en 4 maart 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E. Dutrieux en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. L.M.J. Duijverman, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 oktober 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad, ongeveer 7941 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij, op of omstreeks 8 oktober 2013 te Den Haag, tezamen en in vereniging met
een ander en/of anderen, althans alleen, meermalen,
voorwerpen en/of gegevens, te weten zogeheten skimapparatuur (te weten
(verdekte) elektronica voor het registreren en/of kopiëren en/of opslaan van
pincodes en/of magneetstripgegevens),
heeft vervaardigd en/of ontvangen en/of zich verschaft en/of verkocht en/of
overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s)
wist(en) dat voornoemde apparatuur bestemd was/waren tot het plegen van het in
artikel 232, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, omschreven misdrijf.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 8 oktober 2013 werd van het liaisonbureau van Bulgarije bij Europol de volgende informatie ontvangen: “Please be informed that Regional Agency National Security – Silistra possess current intelligence about a person who conceals drugs on the territory of The Netherlands.
Bulgarian national [verdachte], dob [geboortedatum], with nickname “[bijnaam]” (“[bijnaam 2]”) resides and works in The Hague. According to the received intelligence the person is with double citizenship and resides legally on the territory of the country. He is known to our authorities regarding to illegal position of weapons and explosives. In 2000 he had judicial registration for position of explosive materials. He has a lot of contacts and relations with other criminals.
[verdachte] lives in a house in The Hague where he receives guests and provides accommodation for criminals. His house was used also for temporary storage of drugs, skimming devices and other illegal goods.
In the beginning of September 2013 [verdachte] was visited by Bulgarian nationals (…). They went to The Hague with propose ATM manipulations, ID thefts and subsequent illegal money withdraws.
According to the received intelligence currently drugs – 1 cardboard box that contained over 200.000 tablets of amphetamines are concealed in the house of [verdachte]. The drugs are ready for transportation through border. [1]
Verdachte is op 30 november 1999 in Bulgarije veroordeeld vanwege ongeoorloofd bezit of gebruik van wapens, vuurwapens, met inbegrip van delen en onderdelen, munitie en explosieven. [2]
Op 8 oktober 2013 is de woning van verdachte, gelegen aan de [adres 2] doorzocht. De woning betreft een portiekwoning en heeft twee slaapkamers. In een slaapkamer van deze woning werd bovenop een kast een koelbox met daarin skim-apparatuur aangetroffen. In de andere slaapkamer van de woning werd, onderin een kledingkast, een vuilniszak met daarin skim-apparatuur aangetroffen. In de woonkamer, achter de bank, werd een kartonnen doos met zeven zakken met daarin vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. [3] De aangetroffen skimapparatuur betreft onder andere geprepareerde opzetstukken voor geldautomaten, diverse accu’s, diverse bedradingen en geheugenkaarten. [4]
Over bovengenoemde feiten, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, heeft ter terechtzitting geen discussie plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten als vaststaand kunnen worden aangemerkt en dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten is verwezen.
De vraag waar de rechtbank zich voor ziet gesteld is of verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van feit 1 omdat de bij verdachte aangetroffen pillen geen MDMA bevatten. De officier van justitie acht het onder feit 2 ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De (start)informatie verstrekt door Europol is te onbepaald en te weinig concreet om tot het bewijs te bezigen. Verdachte wist voorts ook niet dat er skimapparatuur in zijn woning aanwezig was. Niet is vastgesteld van wie de skimapparatuur was.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [5]
Vrijspraak feit 1
De rechtbank is met de raadsvrouw en de officier van justitie van oordeel dat er geen wettig bewijs is dat verdachte MDMA voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 2
Ten aanzien van de informatie verstrekt door Europol, overweegt de rechtbank dat die informatie voldoende concreet en specifiek is geweest om te kunnen dienen als startinformatie op grond waarvan een opsporingsonderzoek een aanvang kon nemen. De rechtbank is het in zoverre met de raadsvrouw eens dat de informatie in deze zaak niet kan dienen tot het bewijs dat de verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van de vraag of verdachte de skimapparatuur voorhanden heeft gehad, overweegt de rechtbank als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat het bewijs van het bestanddeel ‘voorhanden hebben’ veronderstelt dat de verdachte over de desbetreffende voorwerpen moet hebben kunnen beschikken en voorts en in het verlengde daarvan, dat er sprake is van (een zekere) bewustheid van de verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van die voorwerpen.
De aanwezigheid in een woning die door de verdachte wordt bewoond, vormt een aanknopingspunt van die bewustheid. Doorslaggevend is dat echter niet. Of die aanwezigheid voldoende is voor het bewijs kan afhankelijk worden geacht van de plaats en wijze waarop het voorwerp is aangetroffen, wie toegang heeft tot het voorwerp en welke verklaring de verdachte geeft voor de aanwezigheid van die voorwerpen.
De aangetroffen inbeslaggenomen skimapparatuur is in en op kledingkasten in slaapkamers van de woning van verdachte aangetroffen. Een gedeelte van de aangetroffen skimapparatuur is aangetroffen in een koelbox waarover verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat die koelbox van hem is. [6] Naast verdachte, zijn vriendin en zijn zoon, die een verstandelijke stoornis heeft, woonde er niemand anders in de woning van verdachte dan wel had iemand vrij toegang in de woning. Verdachte heeft ter zitting geen verklaring kunnen geven voor de aanwezigheid van de apparatuur. Hij heeft enkel ontkend dat hij wetenschap had van de goederen.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte skimapparatuur voorhanden heeft gehad. Daarbij laat de rechtbank in het bijzonder meewegen dat de apparatuur op meerdere plaatsen is en op makkelijk toegankelijke plekken in de woning is aangetroffen terwijl alleen verdachte en zijn huisgenoten van die woning gebruik maken. Een deel van de goederen zijn bovendien aangetroffen in een koelbox waarvan de verdachte heeft verklaard dat die koelbox van hem is. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte geen enkele aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van de goederen in zijn woning alsmede het feit dat de rechtbank zijn verklaring dat hij op geen enkele wijze heeft geweten van de aanwezigheid van de apparatuur in zijn woning ongeloofwaardig acht. De uiterlijke kenmerken van de in de woning van verdachte aangetroffen skimapparatuur is zodanig kenmerkend voor skimapparatuur – het betrof onder meer opzetstukken voor geldautomaten – dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat deze apparatuur bestemd was voor skimmen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen (zulks met verbetering van in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad) dat:
2.
hij
,op
of omstreeks8 oktober 2013 te Den Haag
, tezamen en in vereniging met
een ander en/of anderen, althans alleen,meermalen
,
voorwerpen
en/of gegevens,te weten zogeheten skimapparatuur
(te weten
(verdekte) elektronica voor het registreren en/of kopiëren en/of opslaan van
pincodes en/of magneetstripgegevens),
heeft vervaardigd en/of ontvangen en/of zich verschaft en/of verkocht en/of
overgedragen en/ofvoorhanden heeft gehad, waarvan hij
en/of zijn mededader(s)
wist
(en)dat voornoemde apparatuur bestemd was
/warentot het plegen van het in
artikel 232, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, omschreven misdrijf.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 83 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair bepleit om aan verdachte geen werkstraf op te leggen. Verdachte werkt zes dagen per week en een werkstraf zou een te zware belasting zijn voor verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt hiertoe in het bijzonder als volgt.
Door skimapparatuur in zijn woning op te slaan en voorhanden te hebben, heeft verdachte meegedaan aan (het voorbereiden van) skimactiviteiten. Skimming richt veel financiële schade aan bij financiële instellingen die de getroffen rekeninghouders veelal schadeloos stellen. Die rekeninghouders worden daarbij geconfronteerd met aanvankelijk financieel nadeel en administratieve rompslomp. Daarnaast doen skimactiviteiten afbreuk aan het vertrouwen dat door burgers in het elektronische betaalverkeer moet kunnen worden gesteld.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 februari 2014, waaruit naar voren komt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten in Nederland. Ter zitting is naar voren gekomen dat verdachte eerder in Bulgarije is veroordeeld maar die veroordeling is van lang geleden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d 22c, 22d en 234 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1. tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2. tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 83 (drieëntachtig) dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en veroordeelt verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
180 (honderdtachtig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Steenhuis, voorzitter,
mrs. M. van Seventer en A. Dantuma-Hieronymus, rechters
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2014.
De jongste rechter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van de Dienst Landelijke Informatie Organisatie i.o, Landelijke Eenheid, Team Dutch desk Europol met nummer 1058765 van 8 oktober 2013, p. 30 en p. 31.
2.Een geschrift zijnde een uittreksel van het Europees criminal records informatie systeem van 25 februari 2014.
3.Proces-verbaal aangaande doorzoeking de [adres 2] van 8 oktober 2013, p. 38 en p. 39.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 30 oktober 2013, p. 84.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1531-2013197356, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 121).
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 maart 2013.