Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[A],
[B],
,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak vorderden eisers, aangeduid als '[A] c.s.', in kort geding de Staat der Nederlanden te verbieden om op strafrechtelijke gronden over te gaan tot ontruiming van door hen gekraakte panden. De panden waren inmiddels verkocht aan een derde partij, die verplicht was om deze ontruimd op te leveren en zorg te dragen voor de sloop van aanwezige opstallen. De voorzieningenrechter heeft in een tussenvonnis van 14 februari 2014 de Staat gelast om aan te tonen dat aan alle voorwaarden voor sloop was voldaan. De Staat heeft vervolgens voldoende bewijs geleverd dat de sloopwerkzaamheden op korte termijn konden aanvangen. Het gevorderde verbod tot ontruiming is afgewezen.
De procedure begon met een tussenvonnis waarin de Staat werd opgedragen aanvullende stukken te verstrekken. Na het indienen van deze stukken en een zitting op 25 februari 2014, heeft de voorzieningenrechter op 27 februari 2014 uitspraak gedaan. De Staat had rapporten over asbestinventarisatie en inspecties overgelegd, waaruit bleek dat de gemeente toestemming had gegeven voor de sloopwerkzaamheden. Eisers hebben de gang van zaken niet voldoende gemotiveerd weersproken, en hun bezwaren richtten zich voornamelijk op de gemeente, die geen partij was in deze procedure.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de sloopwerkzaamheden op korte termijn konden beginnen, en dat de strafrechtelijke ontruiming in dit geval proportioneel was. De vordering van '[A] c.s.' werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 1.424,--. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.H.I.J. Hage op 27 februari 2014.