ECLI:NL:RBDHA:2014:5978

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
15 mei 2014
Zaaknummer
C-09-13-220 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Homologatie van akkoord in schuldsaneringsregeling met betrekking tot uitdeling aan schuldeisers

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 mei 2014 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De schuldenaar had een akkoord aangeboden aan zijn concurrente en preferente schuldeisers, waarbij respectievelijk 40% en 80% van hun vorderingen zou worden uitgekeerd tegen finale kwijting. De rechter-commissaris had negatief geadviseerd over de homologatie van dit akkoord, omdat hij twijfels had over de haalbaarheid van de bij het akkoord aangeboden som in vergelijking met de te realiseren baten tijdens de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een situatie waarin de baten van de boedel aanmerkelijk boven de som van het akkoord uitkwamen. De hoogte van de uitdeling aan de schuldeisers was vooral afhankelijk van de verkoop van de woning van de schuldenaar, die al geruime tijd te koop stond. De rechtbank achtte het aannemelijk dat, rekening houdend met de huidige markt, de schuldenaar uiteindelijk ongeveer 43% aan de concurrente schuldeisers en 86% aan de preferente schuldeisers zou kunnen uitkeren.

De schuldenaar had zijn aanbod verhoogd en de benodigde gelden bijgestort, en de rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren zoals vermeld in artikel 153 lid 2 van de Faillissementswet. De rechtbank stelde vast dat het akkoord voldoende was toegelicht aan de schuldeisers, die geen bezwaar hadden gemaakt tegen de homologatie. De rechtbank besloot daarom het akkoord te homologeren, het salaris van de bewindvoerder vast te stellen en de kosten en het griffierecht te bepalen.

De beslissing van de rechtbank was als volgt: het akkoord werd gehomologeerd, het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 1.316,48, de kosten op € 17,39 en het griffierecht op € 599,--. Tegen deze uitspraak kon binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/13/220 R
uitspraakdatum : 14 mei 2014
In de schuldsaneringsregeling van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
woonadres: [woonplaats], [adres],
is de volgende beschikking gegeven.
Bij vonnis van 8 april 2013 werd de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken met benoeming van mr. R. Cats tot rechter-commissaris. Mr. L.E.M. Elbertse, kantoorhoudende te Waddinxveen, werd benoemd tot bewindvoerder.
De rechtbank heeft kennis genomen van het proces-verbaal van de op 23 april 2014 gehouden verificatievergadering, alsmede van het door schuldenaar aan zijn schuldeisers aangeboden akkoord.
Blijkens dit proces-verbaal werd het akkoord met de bij de wet vereiste meerderheid aangenomen.
Ingevolge artikel 337, lid 1van de Faillissementswet (hierna: Fw) heeft de rechter-commissaris op 1 mei 2014 schriftelijk verslag uitgebracht, waarvan de inhoud hier als ingelast moet worden beschouwd.
Bij brief van 5 mei 2014 heeft schuldenaar op basis van zijn berekeningen voorgesteld het aan de (concurrente) schuldeisers aangeboden akkoord te verhogen naar 43%.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Geen van de crediteuren heeft doen blijken van enige grond waarop de homologatie als niet wenselijk zou moeten of kunnen worden geweigerd, terwijl aan de rechtbank ook anderszins geen zodanige grond bekend is geworden. Het negatieve advies van de rechter-commissaris staat daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg. De rechter-commissaris heeft – kort samengevat – in zijn verslag verklaard dat er zijns inziens niet van kan worden uitgegaan dat de bij het akkoord aangeboden som ten minste gelijk zal zijn aan de bij voortduring van de schuldsaneringsregeling te realiseren baten. De rechtbank deelt niet het standpunt dat er sprake is van een imperatieve weigeringsgrond ex artikel 153 lid 2, aanhef en sub 1, Fw, inhoudende dat de homologatie zou moeten worden geweigerd, en overweegt daartoe als volgt.
Bij de huidige stand van zaken is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie waarbij ‘de baten des boedels, de som, bij het akkoord bedongen,
aanmerkelijkte boven gaan’. Bepalend voor de hoogte van de uitdeling aan de schuldeisers is met name de kwestie inzake de verkoop van de woning van schuldenaar. Daarbij moet worden betrokken de onzekerheid omtrent het moment van verkoop van de woning, de verkoopopbrengst ervan, de ingangsdatum van eventuele huur en de hoogte daarvan. Aangezien de woning van schuldenaar al lange tijd te koop staat en gelet op de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen, acht de rechtbank een scenario aannemelijk waarin de woning bij de huidige vraagprijs nog enige tijd te koop zal staan en/of waarin de woning uiteindelijk voor een aanmerkelijk lager bedrag dan de vraagprijs zal worden verkocht. In dat geval zal sprake zijn van een uitdelingspercentage dat gelegen is tussen dat van “scenario 3”en “scenario 4” als bedoeld in het verslag van de rechter-commissaris, wat neer zou komen op een uitdelingspercentage van (ongeveer) 43% aan de concurrente schuldeisers en 86% aan de preferente schuldeisers, zoals schuldenaar dat laatstelijk heeft verhoogd.
De rechtbank heeft de behandeling aangehouden om schuldenaar de gelegenheid te geven de gelden te verzamelen benodigd voor voornoemde uitdelingen van 43% respectievelijk 86%. Uit de e-mail van de bewindvoerder d.d. 12 mei 2014 is gebleken dat schuldenaar een aanvullende storting op de boedelrekening heeft gedaan en een aanvullende storting op de derdengeldrekening van mr. Eijer heeft laten doen, waarmee uitvoering kan worden gegeven aan vorengenoemde uitdelingen aan de schuldeisers tegen finale kwijting. De bewindvoerder heeft geadviseerd tot homologatie van het akkoord.
Aangezien vorenvermeld aanbod meer is dan het percentage dat in het aangenomen akkoord is vermeld, gaat de rechtbank ervan uit dat de schuldeisers hiertegen geen bezwaar zullen hebben. In deze situatie gaan de baten des boedel de aangeboden som naar het oordeel van de rechtbank niet (aanmerkelijk) te boven. Ook van de andere drie imperatieve weigeringsgronden als vermeld in artikel 153, lid 2, Fw is niet gebleken.
Op grond van artikel 153, lid 3, Fw kan de rechtbank de homologatie ook op andere gronden en ook ambtshalve weigeren. Ook een dergelijke situatie is naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde. In dit verband zij vermeld dat gesteld noch gebleken is dat er sprake is van verzwegen baten of andere onrechtmatigheden of onregelmatigheden; het akkoord is ruim voldoende toegelicht aan de schuldeisers, waarbij ook inzage is verstrekt in de afspraken die schuldenaar met de bank heeft gemaakt, waardoor een aanzienlijke (rest)schuld van deze hypotheekhouder buiten de schuldsanering is gehouden. Het akkoord is derhalve voldoende transparant. Kennelijk heeft de meerderheid van de schuldeisers, met de beschikbare informatie en dus rekening houdende met alle onzekerheden, gekozen voor het aangeboden akkoord. Ook de visie van de rechter-commissaris wordt geacht bekend te zijn bij de schuldeisers. Geen der schuldeisers heeft schriftelijk hierop gereageerd, en geen der schuldeisers is bij de homologatiezitting verschenen om verweer te voeren. Nu bovendien inmiddels het aanbod is verhoogd, is een weigering van de homologatie, in weerwil van een bewuste keuze van de schuldeisers, niet geïndiceerd. Derhalve dient het akkoord te worden gehomologeerd.

BESLISSING:

De rechtbank:
- homologeert het akkoord;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, mr. L.E.M. Elbertse, vast op € 1.316,48 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting);
- stelt het bedrag van de kosten vast op € 17,39;
- stelt het griffierecht vast op € 599,--.
Gegeven door mr. C.M. Derijks en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2014 in aanwezigheid van R. Becker, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.