ECLI:NL:RBDHA:2014:5885

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
14 mei 2014
Zaaknummer
857552-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontucht met minderjarig meisje door meerderjarige man

Op 14 mei 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige man, die werd beschuldigd van het verkrachten van een 12-jarig meisje en het plegen van ontuchtige handelingen. De feiten vonden plaats tussen 28 februari en 30 juni 2013, waarbij het slachtoffer door de verdachte en een mededader naar België werd meegenomen. In een hotel in Brasschaat moest het meisje zich omkleden in sexy lingerie en seksuele handelingen verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer dwong tot deze handelingen, waarbij hij misbruik maakte van zijn overwicht en de kwetsbaarheid van het meisje. Naast de verkrachting werd de man ook schuldig bevonden aan het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal van het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 4 jaar en 6 maanden, en de verdachte werd verplicht om € 7.500,- schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de blijvende impact op het slachtoffer, dat zijn hele leven met de gevolgen van deze misdaden zal moeten leven. De uitspraak is een duidelijke boodschap dat dergelijke delicten niet worden getolereerd en dat de bescherming van minderjarigen voorop staat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/857552-13
Datum uitspraak: 14 mei 2014

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats],
wonende [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [p.i.].

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 februari 2014 (pro forma) en 30 april 2014 (inhoudelijke behandeling).
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A. Dijkstra-Schellekens, advocaat te Waddinxveen, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. C. de Ceuninck van Capelle heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, eerste en tweede cumulatief en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 10.000,–, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 10.000,–, subsidiair 85 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 14 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer en dat de onder 1 tot en met 13 en 15 tot en met 24 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.

De tenlastelegging.

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 september 2013 te Leiden, althans in Nederland en/of in Brasschaat, althans in Belgie tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) meermalen, althans een maal, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
– zijn/hun tong in de mond en/of in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en/of
– zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
– misbruik ma(a)k(t)(en) van zijn/hun overwicht/dominiantie en/of het leeftijdsverschil en/of de feitelijke machtsverhouding en/of
– die [slachtoffer] onverhoeds 's nachts heeft/hebben gewekt en/of
– die [slachtoffer] (op dwingende wijze) heeft/hebben opgedragen (genoemde) seksuele handelingen te verrichten en/of
(aldus) voor genoemde [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
EN/OF
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 september 2013 te Leiden, althans in Nederland en/of in Brasschaat, althans in Belgie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans een maal, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
telkens:
– die [slachtoffer] seksueel prikkelende kleding laten aantrekken en/of
– die [slachtoffer] een vibrator en/of dildo, althans een daarop gelijkend voorwerp gegeven en/of
– die [slachtoffer] getongzoend en/of
– die [slachtoffer] geleerd en/of getoond hoe zij moest masturberen en/of
– zijn/hun vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of over de vagina en/of de schaamstreek gewreven en/of
– de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer] gelikt en/of
– haar, medeverdachtes, vagina door die [slachtoffer], laten likken en/of
– zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
– een vibrator en/of een dildo, althans een daarop gelijkend voorwerp in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 september 2013 te Leiden, in elk geval in Nederland, een of meermalen een of meer afbeelding(en) te weten een of meer foto(s) bevattende (een) afbeelding(en) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of verworven en/of in bezit gehad, zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding een seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde gedragingen bestonden uit:
een foto met daarop:
een meisje met een vermoedelijke leeftijdtussen 11 en 14 jaar oud, half liggend op een grijze en helder rode ondergrond, wat een bed kan zijn. Ze zit met de bovenkant van haar rug en haar hoofd iets hoger, vermoedelijk tegen de achterkant van dit bed. Deze achterkant is zwart van kleur. Dit meisje draagt een blauwe BH en een roodkleurige jarretel/gordeltje. Vervolgens is te zien dat dit meisje een zwarte zogenaamde hold-up panty draagt, die tot de bovenkant van haar linker dij komt en een riempje van haar jarretel zit vast aan deze zogenaamde hold-up. Het meisje ligt met haar benen uit elkaar. De vagina van het meisje is zichtbaar en zij houdt met haar rechterhand een zwartkleurig voorwerp bij en in haar vagina;
[afbeelding]

De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring.

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht – zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad – de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2013 tot en met 29 juni 2013 in Brasschaat, tezamen en in vereniging met een ander, door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of zijn mededader
– hun tong in de mond en in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
– zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte en zijn mededader
– misbruik maakten van hun overwicht/dominantie en het leeftijdsverschil en de feitelijke machtsverhouding en
– die [slachtoffer] op dwingende wijze hebben opgedragen genoemde seksuele handelingen te verrichten en
aldus voor genoemde [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
EN
hij in de periode van 1 maart 2013 tot en met 29 juni 2013 te Leiden en in Brasschaat, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en zijn mededader telkens:
– die [slachtoffer] seksueel prikkelende kleding laten aantrekken en
– die [slachtoffer] een vibrator of dildo gegeven en
– die [slachtoffer] getongzoend en
– die [slachtoffer] geleerd en/of getoond hoe zij moest masturberen en
– de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer] gelikt en
– haar, medeverdachtes, vagina door die [slachtoffer], laten likken en
– zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
– een vibrator of een dildo in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
2.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 september 2013 in Nederland, een afbeelding, te weten een foto bevattende een afbeelding heeft verworven en in bezit gehad,
enzich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en
metgebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding seksuele gedragingen zichtbaar zijn waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken:
een meisje met een vermoedelijke leeftijd tussen 11 en 14 jaar oud, half liggend op een grijze en helder rode ondergrond, wat een bed kan zijn. Ze zit met de bovenkant van haar rug en haar hoofd iets hoger, vermoedelijk tegen de achterkant van dit bed. Deze achterkant is zwart van kleur. Dit meisje draagt een blauwe BH en een roodkleurige jarretel/gordeltje. Vervolgens is te zien dat dit meisje een zwarte zogenaamde hold-up panty draagt, die tot de bovenkant van haar linker dij komt en een riempje van haar jarretel zit vast aan deze zogenaamde hold-up. Het meisje ligt met haar benen uit elkaar. De vagina van het meisje is zichtbaar en zij houdt met haar rechterhand een zwartkleurig voorwerp bij en in haar vagina.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs.

Dwang
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd, inhoudende dat de onder feit 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde verkrachting, wegens het ontbreken van dwang, niet kan worden bewezen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Van door een feitelijkheid dwingen is sprake indien de dader opzettelijk een zodanige psychische druk uitoefent of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie brengt dat het zich niet kan verzetten, dan wel dat de dader het slachtoffer in een zodanige (bedreigende) situatie brengt dat het zich niet aan de desbetreffende handelingen kan onttrekken. Van dwang is – kort gezegd – sprake als men toelaat wat men anders niet gedaan of geduld zou hebben.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] ten tijde van de ten laste gelegde feiten minderjarig en ruim dertig jaar jonger was dan verdachte. [slachtoffer] is door haar moeder in de auto meegenomen naar België. In Brasschaat zijn zij naar een hotel gegaan, waar [slachtoffer] zich in een hotelkamer moest omkleden en sexy lingerie moest aantrekken, aangezien verdachte zou komen. Hierna moest [slachtoffer] seksuele handelingen verrichten/dulden met haar moeder en met verdachte, welke handelingen mede bestonden uit het binnendringen van het lichaam. Toen [slachtoffer] zei dat ze het niet leuk vond, is tegen haar gezegd dat ze haar mond dicht moest houden.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer], door de afhankelijkheidsrelatie waarin zij zich tot haar moeder bevond en gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, is gedwongen tot het ondergaan van de in de tenlastelegging omschreven handelingen. De rechtbank acht het onder 1, eerste cumulatief /alternatief ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Tongzoenen
Met betrekking tot het onder 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde tongzoenen, overweegt de rechtbank voorts als volgt.
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het tongzoenen met [slachtoffer], nu dit gelet op het arrest van de Hoge Raad van 12 maart 2013, niet kan worden gekwalificeerd als verkrachting.
De rechtbank is zich ervan bewust dat de Hoge Raad in genoemd arrest heeft bepaald dat het enkele geven van een tongzoen in de regel niet meer als verkrachting in de zin van artikel 242 Wetboek van Strafrecht kan worden gekwalificeerd.
De rechtbank is echter van oordeel dat in casu geen sprake is van het enkele geven van een tongzoen, maar van een geheel aan handelingen die – wat betreft de ernst van de inbreuk op de seksuele integriteit van het slachtoffer – op één lijn kunnen worden gesteld met geslachtsgemeenschap. Gelet op de omstandigheden die uit het dossier blijken kan naar het oordeel van de rechtbank ook het bewezen verklaarde tongzoenen als verkrachting worden gekwalificeerd.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering.

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tussen 28 februari en 30 juni 2013 samen met een ander schuldig gemaakt aan de verkrachting van een meisje van twaalf jaar oud en hij heeft zich in deze periode samen met een ander ook nog schuldig gemaakt aan andere ingrijpende ontuchtige handelingen met haar. Voorts heeft verdachte in deze periode een kinderpornografische afbeelding van genoemd slachtoffer in zijn bezit gehad.
Buiten kijf staat dat met de gepleegde handelingen de lichamelijke en geestelijke integriteit van het jonge slachtoffer meermalen ernstig zijn aangetast. Verdachte heeft zich met zijn handelen echter kennelijk louter en alleen laten leiden door zijn eigen lust- en behoeftebevrediging en zich op geen enkele wijze bekommerd om de wil en de gevoelens van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachte heeft een normale ontwikkeling van het slachtoffer in een kwetsbare periode van haar leven ernstig in gevaar gebracht. Zij zal hetgeen haar overkomen is haar hele leven met zich meedragen en het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade toebrengt aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Dat de feiten grote gevolgen hebben gehad – en nog steeds hebben – voor het slachtoffer, is ook gebleken uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring.
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 november 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de rapportage van dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, d.d. 16 april 2014. Hierin concludeert de rapporteur dat bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Factoren die bij de delicten een rol speelden zijn verveling en seksuele behoefte. Geadviseerd wordt om verdachte als volledig toerekeningsvatbaar aan te merken. In lijn met de volledige toerekeningsvatbaarheid en een laag recidiverisico wordt een behandeling niet noodzakelijk geacht.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de op 19 november 2013 omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage. Gezien de lage kans op recidive en het gegeven dat behandeling geen meerwaarde heeft, wordt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geadviseerd.
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, de sectorale richtlijnen en rechterlijke uitspraken met betrekking tot soortgelijke feiten.
Als bijzondere omstandigheden die in dit geval strafverhogend werken heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Het slachtoffer was ten tijde van de gepleegde feiten jong (twaalf jaar). Het slachtoffer was bijzonder kwetsbaar doordat zij verregaande seksuele handelingen moest dulden/verrichten in aanwezigheid van haar moeder. Er was sprake van meer dan één dader waarbij ernstig misbruik is gemaakt van overwicht en vertrouwen. Bij de feiten stond het slachtoffer bovendien bloot aan gevaar voor besmetting met seksueel overdraagbare aandoeningen. Ten tijde van de verkrachting in Brasschaat was het slachtoffer ten slotte in haar vrijheid beperkt, doordat zij was meegenomen naar een hotelkamer in het buitenland.
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend.

De vordering van de benadeelde partij.

[slachtoffer], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 10.000,–.
De rechtbank acht deze vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 7500,– als vergoeding van immateriële schade, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 7.500,–.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade uiterlijk met ingang van 29 juni 2013 is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel.

Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 7.500,–, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 juni 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].

Inbeslaggenomen voorwerpen.

De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 14 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 bewezen verklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 13 en 15 tot en met 24 genummerde voorwerpen.

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
24c, 36b, 36c, 36f, 55, 57, 240b, 242, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Beslissing.

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief:
eendaadse samenloop van
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 1, tweede cumulatief/alternatief tevens:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) JAREN en 6 (zes) MAANDEN;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], een bedrag van € 7.500,–, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 juni 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in haar vordering;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 7.500,– ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 72 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 14 genummerde voorwerp, te weten: een telefoontoestel, zwart (Samsung Galaxy);
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 13 en 15 tot en met 24 genummerde voorwerpen, te weten:
  • 6 stk dvd-speler;
  • 1 stik geheugensim;
  • 1 stk computer (Apple iPad);
  • 1 stk camera, zwart (Minolta);
  • 1 stk camera, zilver (Sony cybershot);
  • 1 stk telefoontoestel, Nokia 1616;
  • 1 stk telefoontoestel iPhone Apple;
  • 1 stk paspoort Belgisch (EI167191);
  • 1 stk telefoontoestel iPhone Apple (gebarsten scherm);
  • 1 stk computer Medion (laptop zwarte tas);
  • 1 stk computer HP mini met voeding;
  • 1 stk telefoontoestel Nokia c1-01;
  • 1 stk geheugensim Apple iPod in rood hoesje;
  • 1 stk telefoontoestel, grijs, Samsung;
  • 1 doos Apple Iphone4, witte oortjes;
  • 1 stk telefoontoestel Nokia N96;
  • 1 stk telefoontoestel, zwart, Motorola;
  • 1 stk telefoontoestel, zilver Motorola;
  • 1 stk USB stick, Hema;
  • 1 stk USB stick, zwart, Kingston;
  • 1 stk USB stick, blauw, Kingston.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs T.L Fernig-Rocour en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 mei 2014.
mr. M.M. Dolman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.