Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
[Z], eiseres
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, een B.V., bezwaar gemaakt tegen de afdracht van de pseudo-eindheffing hoog loon die zij over het loon van een werknemer in 2012 had moeten betalen. De werknemer ontving een loon van € 194.984, waarover eiseres op basis van artikel 32bd van de Wet op de loonbelasting 1964 een bedrag van € 7.197 aan pseudo-eindheffing verschuldigd was. Eiseres betwistte de heffing en stelde dat deze in strijd was met de wetssystematiek en met verschillende internationale verdragsbepalingen, waaronder artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en artikel 26 IVBPR. De rechtbank heeft de standpunten van eiseres verworpen. De rechtbank oordeelde dat de wet duidelijk bepaalt dat de pseudo-eindheffing hoog loon wordt geheven in afwijking van andere bepalingen van de wet. De rechtbank concludeerde dat er geen ontoelaatbare aantasting van het eigendomsrecht was en dat er geen strijd was met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres om een integrale proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 7 mei 2014.