5.Ingevolge artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan Onze Minister bepalen dat een vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten, onder andere indien een risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken.
Ingevolge artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 vaardigt Onze Minister een inreisverbod uit tegen de vreemdeling, die geen gemeenschapsonderdaan is, op wie artikel 64 niet van toepassing is en die Nederland:
a. onmiddellijk moet verlaten ingevolge artikel 62, tweede lid, of
b. niet uit eigen beweging binnen de daarvoor geldende termijn heeft verlaten, in welk laatste geval het inreisverbod slechts door middel van een zelfstandige besluit wordt uitgevaardigd dan wel een besluit die mede strekt tot wijziging van het reeds gegeven terugkeerbesluit.
Ingevolge het zevende lid kan, voor zover hier van belang, in afwijking van het zesde lid en artikel 8 en met uitzondering van het rechtmatig verblijf van de vreemdeling die een eerste aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 heeft ingediend zolang op die aanvraag nog niet is beslist, de vreemdeling jegens wie een inreisverbod geldt geen rechtmatig verblijf hebben, in geval de vreemdeling:
a. bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd dan wel hem ter zake de maatregel als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd;
b. een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid;
Ingevolge het achtste lid kan, in afwijking van het eerste lid, Onze Minister om humanitaire of andere redenen afzien van het uitvaardigen van een inreisverbod.
Ingevolge artikel 6.5a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) bedraagt de duur van het inreisverbod ten hoogste twee jaren.
Ingevolge het vierde lid, onder b, bedraagt, in afwijking van het eerste tot het met het derde lid, de duur van het inreisverbod ten hoogste vijf jaren, indien het betreft een vreemdeling die gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste reis- of identiteitspapieren dan wel opzettelijk reis- of identiteitspapieren heeft overgelegd die niet op hem betrekking hebben.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Procesbelang bij beoordeling afwijzing verblijfsvergunning regulier