ECLI:NL:RBDHA:2014:5396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2014
Publicatiedatum
30 april 2014
Zaaknummer
09/749608-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van oplichting van de IND en mensensmokkel door het arrangeren van een schijnhuwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van oplichting van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en mensensmokkel door het arrangeren van schijnhuwelijken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij het opzetten van schijnhuwelijken met als doel illegaal verblijf in Nederland te verkrijgen. De verdachte heeft in de periode van 17 september 2006 tot en met 11 september 2012, in Den Haag en Zoetermeer, handelingen verricht die gericht waren op het verkrijgen van verblijfsdocumenten door middel van valse verklaringen en documenten. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen, waaronder de verklaringen van de slachtoffers, als bewijs gebruikt om de oplichting en mensensmokkel aan te tonen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het arrangeren van meerdere schijnhuwelijken, waarbij hij financieel voordeel heeft behaald. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het geheel. De rechtbank heeft ook de afsplitsing van een feit bevolen en de verdachte vrijgesproken van een ander ten laste gelegd feit, omdat daar onvoldoende bewijs voor was. De uitspraak benadrukt de ernst van het misbruik van het immigratiesysteem en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen en de maatschappij.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/749608-12
Datum uitspraak: 29 april 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1971 te [geboorteplaats]
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 april 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Homans-de Boer en van hetgeen door de raadsman van verdachte
mr. R.I. van Haneghem, advocaat te Rotterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 17 september 2006 tot en met 11 september 2012 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door
een samenweefsel van verdichtsels, de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) heeft bewogen tot de afgifte van goederen/geld, in elk geval enig goed, te weten tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9 Vreemdelingenwet, voor verblijf bij een partner die EU-onderdaan is, hierin bestaande dat verdachte tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid in zijn aanvraag voor afgifte van een document voor verblijf bij een partner die EU-onderdaan is heeft aangegeven dat hij een duurzame relatie en/of gemeenschappelijk huishouden had met [slachtoffer 1] (met de Litouwse nationaliteit) en/of ter onderbouwing daarvan diverse documenten heeft overlegd waardoor de IND werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 11 september 2012 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd en/of zich noemende [slachtoffer 2] geboren in de Sovjetunie en/of een of meer ander(en), in elk geval (een) illega(a)l(e) perso(o)n(en),
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/is verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachte(n)
-een (schijn)huwelijk gearrangeerd en/of aangegaan tussen [slachtoffer 2] (met de Oekraïense nationaliteit) en [slachtoffer 3] (met de Portugese nationaliteit) en/of
-hiervoor een overeenkomst opgesteld of getekend waarin staat aangegeven dat [slachtoffer 3] niet mocht scheiden voor een bepaalde tijd en/of periode en/of
-(een) ontmoeting(en) geregeld tussen de perso(o)n(en) van het (schijn)huwelijk en/of
-instructies gegeven en/of gekregen over de afstemming voor het verhaal omtrent het (schijn)huwelijk en/of
-(een) geld(bedrag)(en) gegeven aan een of meer perso(o)n(en) van het (schijn)huwelijk en/of
-geld heeft gekregen voor het arrangeren van het (schijn)huwelijk en/of
-de perso(o)n(en) van het (schijn)huwelijk begeleid naar de IND en/of
-teneinde die [slachtoffer 2] in Nederland legaal verblijf te verschaffen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2011 tot en met 11 september 2012 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn beroep of gewoonte een persoon en/of personen genaamd en/of zich noemende [slachtoffer 4] geboren in de Sovjetunie in elk geval (een) illega(a)l(e) perso(o)n(en),
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachte(n)
-een (schijn)huwelijk gearrangeerd en/of aangegaan tussen [slachtoffer 5] (met de Estse nationaliteit) en [slachtoffer 4] (met de Azerbeidjaanse nationaliteit) en/of
- ( een) ontmoeting(en) geregeld tussen de perso(o)n(en) van het (schijn)huwelijk en/of
-huisvesting geregeld voor de perso(o)n(en) van het (schijn)huwelijk en/of
-geld gegeven aan een of meer perso(o)n(en) van het (schijn)huwelijk en/of
-geld heeft gekregen voor het arrangeren van het(de) (schijn)huwelijk(en) en/of
-teneinde die [slachtoffer 4] in Nederland legaal verblijf te verschaffen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2011 tot en met 11 september 2012 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn beroep of gewoonte een persoon en/of personen genaamd
en/of zich noemende [slachtoffer 6] geboren in de Sovjetunie, in elk geval (een) illega(a)l(e) perso(o)n(en)
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachte(n)
-een (schijn)huwelijk gearrangeerd en/of aangegaan tussen [slachtoffer 6] (met de Oekraïense nationaliteit) en [slachtoffer 7] (met de Griekse nationaliteit) en/of
-(een) ontmoeting(en) geregeld tussen de perso(o)n(en) van het (schijn)huwelijk en/of
-instructies gegeven en/of gekregen over de afstemming voor het verhaal omtrent het (schijn)huwelijk en/of
-geld gegeven aan een of meer perso(o)n(en) van het (schijn)huwelijk en/of
-geld heeft gekregen voor het arrangeren van het(de) (schijn)huwelijk(en)
en/of teneinde die [slachtoffer 6] in Nederland legaal verblijf te verschaffen.
Afsplitsing van feit 4
Door de raadsman is (voorwaardelijk) verzocht [slachtoffer 7] , die eerder als getuige is opgeroepen bij de rechter-commissaris maar niet is verschenen, alsnog als getuige te horen. De rechtbank honoreert dit verzoek van de raadsman en ziet hierin reden ten aanzien van feit 4 afsplitsing te bevelen, opdat [slachtoffer 7] als getuige wordt opgeroepen en gehoord.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Feit 1: verdachte en [slachtoffer 1]
3.1.1
Inleiding [1]
In deze zaak kan ten aanzien van feit 1 worden vastgesteld dat verdachte op 8 juni 2006 is gescheiden van medeverdachte [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en op 17 september 2006 in Litouwen in het huwelijk is getreden met medeverdachte [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ).
Voorts kan worden vastgesteld dat verdachte, die op 2 juni 2006 door de justitiële autoriteiten Nederland was uitgezet na een verblijf in vreemdelingenbewaring, op 14 juli 2010 bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) een aanvraag tot afgifte van een document, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, heeft ingediend. [2] Verdachte heeft in zijn aanvraag opgegeven met [slachtoffer 1] getrouwd te zijn en ten bewijze van hun gemeenschappelijke huishouding diverse documenten als bijlage overgelegd. De aanvraag is door de IND namens de minister van Immigratie en Asiel op 11 november 2010 afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is op 11 augustus 2011 gegrond verklaard, waarna verdachte in het bezit is gesteld van vorenbedoeld document. [3]
Over bovengenoemde feiten en omstandigheden, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, bestaat geen discussie. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde medeplegen van oplichting van de IND wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Verdachte ontkent de feiten zoals ten laste gelegd te hebben gepleegd en de verklaringen van [slachtoffer 1] kunnen niet dienen voor het bewijs omdat die verklaringen onbetrouwbaar zijn, nu ze zijn ingegeven door liefdesverdriet en frustratie.
3.1.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De verklaringen van [slachtoffer 1]
heeft als volgt verklaard. Zij kwam in de zomer van 2006 met verdachte in contact en is op 17 september 2006 met hem getrouwd. Het aangaan van een huwelijk was voor het eerst ter sprake gekomen, toen haar huisgenoten dit idee opperden, nadat de toenmalige echtgenote van verdachte ( [slachtoffer 2] ) had verteld dat verdachte was gearresteerd en bang was en dat zij alleen achter bleef met een meisje. [slachtoffer 1] was niet bij dat gesprek aanwezig, maar heeft [slachtoffer 2] eerst later ontmoet. [slachtoffer 2] vertelde haar dat zij en verdachte haar konden helpen met alles wat zij nodig had, zoals met een woonadres en met werk. Alle uitgaven met betrekking tot het huwelijk zouden worden betaald, zo beloofde [slachtoffer 2] . [4] is naar Litouwen gegaan om met verdachte te trouwen. Zij zou hem op deze manier helpen zodat [slachtoffer 2] in Nederland kon blijven en verdachte naar Nederland kon terugkeren. [5]
Aan de [straatnaam] in Rotterdam heeft [slachtoffer 1] niet gewoond. [6] Verdachte had haar echter gevraagd bij de IND te zeggen dat zij aan de [straatnaam] hadden gewoond. [7] [slachtoffer 1] heeft evenmin aan de [straatnaam 2] in Den Haag gewoond. [8] Verdachte betaalde de huur van de woning aan de [straatnaam 2] en had [slachtoffer 1] gevraagd om daar kleding van haarzelf neer te leggen, zodat als iemand het zou vragen, er kleding van haar zou liggen. [9] Sinds verdachte en [slachtoffer 1] in Nederland waren, hebben zij niet samengewoond. [10] [slachtoffer 1] wist dat verdachte en zijn ex-echtgenote [slachtoffer 2] samenwoonden. [11] Verdachte had - als geheugensteuntje - notities gemaakt voor het geval zij vragen zouden krijgen van de IND. [slachtoffer 1] is met verdachte in april 2011 bij de IND in Rijswijk geweest om vragen te beantwoorden. [12] De tijdens de doorzoeking in de woning aan de [straatnaam 3] te Den Haag aangetroffen trouwfoto’s zijn in 2011 bij een fotograaf gemaakt, voordat verdachte en [slachtoffer 1] naar de IND in Rijswijk gingen. Verdachte had de fotograaf gevraagd of hij de datum van 17 september 2006 op de foto’s wilde zetten. Deze datum is vals aldus [slachtoffer 1] . [13]
In het begin had [slachtoffer 1] naar haar idee een relatie met verdachte. Later kreeg zij door dat het een schijnhuwelijk was. [14] [slachtoffer 1] wilde op enig moment van verdachte scheiden, maar hij antwoordde dat de tijd nog niet was gekomen. [15] Zij is nog steeds getrouwd met verdachte.
De verklaringen van verdachte
Verdachte heeft als volgt verklaard. Hij heeft [slachtoffer 1] in 2004/2005 leren kennen. In 2006 zijn zij een relatie begonnen. Hij trouwde met haar in september 2006. Hij woont met [slachtoffer 1] op het adres [straatnaam 4] in Zoetermeer. Soms verblijft hij bij zijn ex‑echtgenote aan de [straatnaam 3] te Den Haag omdat hun dochter niet luistert en zijn ex-echtgenote hem vaak vraagt te helpen. Hij heeft een trouwring met [slachtoffer 1] , maar die ligt bij haar of in Litouwen. Hij draagt een ring waarin gegraveerd staat: ‘with love from [naam] ’. Het huwelijk tussen [slachtoffer 1] en verdachte is iets tussen een huwelijk en een schijnhuwelijk in. Het was echter geen vooropgezet plan om met [slachtoffer 1] te trouwen en op die manier een verblijfstatus in Nederland te krijgen. De in de woning aangetroffen notitie is door [slachtoffer 1] gemaakt in verband met een gesprek dat verdachte en zij hadden bij de IND. Omdat [slachtoffer 1] niet zo’n goed geheugen heeft, heeft zij de belangrijkste punten van hun leven op papier gezet.
De tapgesprekken en observaties
Uit meerdere tapgesprekken in de periode van mei en juli 2012 komt naar voren dat verdachte regelmatig telefonisch contact had met zijn ex-echtgenote [slachtoffer 2] . Tijdens deze gesprekken vroeg [slachtoffer 2] verdachte onder meer een pak melk mee te nemen en of hij op tijd thuis zou zijn voor het eten. [16]
Uit observaties in mei, juni, juli en september 2012 rondom de woning waar [slachtoffer 2] staat ingeschreven, de [straatnaam 3] in Den Haag, blijkt dat verdachte op verschillende tijdstippen uit deze woning kwam en weer naar binnen ging en dat hij de voordeur van de woning opende met een sleutel. [17]
De documenten in het dossier
In het dossier bevindt zich een afschrift van het IND-dossier van verdachte. Onderdeel daarvan is een document ter voorbereiding op de hoorzitting die op 26 april 2011 bij de IND in Rijswijk heeft plaatsgevonden in het kader van de bezwaarprocedure. In dit document is vermeld dat een van de doelen van de zitting was om informatie te verkrijgen over de relatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] . [18] In een (concept) minuut van de IND unit Rijswijk staat vermeld dat verdachte en [slachtoffer 1] op deze zitting over hun huwelijk geen tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd en dat hun antwoorden over waar en hoe ze elkaar hebben leren kennen redelijk overeenkwamen. Verder is daarin vermeld dat er, mede naar aanleiding van de door verdachte tijdens de zitting getoonde trouwfoto’s, twijfels blijven bij de betreffende medewerker, maar dat het bezwaar gegrond kan worden verklaard. [19]
In het IND-dossier bevindt zich voorts een huurcontract tussen Actys Wonen bv enerzijds en verdachte en [slachtoffer 1] anderzijds. Het huurcontract is getekend op 9 juni 2010 en betreft de woning aan de [straatnaam] in Rotterdam. [20] Verder bevat het IND-dossier een huurovereenkomst betreffende de woning aan de [straatnaam 2] in Den Haag, getekend op 25 november 2010 en gesloten tussen [slachtoffer 8] enerzijds en verdachte en [slachtoffer 1] anderzijds. [21] Beide huurcontracten heeft de raadsman van verdachte aan de IND bij brief van 5 mei 2011 overgelegd in het kader van de bezwaarprocedure.
Voorts is in de woning aan de [straatnaam 3] een notitie aangetroffen waarop onder meer data en jaartallen worden vermeld alsook verschillende adressen, zoals [straatnaam] en [straatnaam 2] in Den Haag. [22] In de woning zijn voorts trouwfoto’s van verdachte en [slachtoffer 1] aangetroffen waarop vermeld staat: ‘Klaipéda 2006m rugséjo 17d.’. [23]
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer dat de verklaringen, afgelegd door [slachtoffer 1] , niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. De aangevoerde omstandigheid dat haar verklaring is ingegeven door verdriet en frustratie, vormt onvoldoende onderbouwing van de gestelde onbetrouwbaarheid, nu [slachtoffer 1] door te verklaren dat zij een schijnhuwelijk is aangegaan ook zichzelf heeft belast. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen, nu deze gedetailleerd zijn en steun vinden in de tapgesprekken, aangetroffen documenten en observaties.
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] vast dat verdachte en [slachtoffer 1] niet op de adressen [straatnaam] in Rotterdam en [straatnaam 2] in Den Haag hebben samengewoond. Ook de tapgesprekken en de observaties wijzen erop dat verdachte, ondanks dat hij is gescheiden van [slachtoffer 2] en is getrouwd met [slachtoffer 1] , feitelijk met [slachtoffer 2] is blijven samenwonen, zoals door [slachtoffer 1] verklaard. De verklaring van verdachte dat hij slechts af en toe bij [slachtoffer 2] verbleef in verband met hun dochter, acht de rechtbank in het licht van deze omstandigheden niet aannemelijk. De aan de IND overgelegde huurovereenkomsten betreffen derhalve valse stukken. Ook de aan de IND overgelegde trouwfoto’s acht de rechtbank vals. Deze foto’s zijn immers niet genomen op de datum waarop het huwelijk is voltrokken, terwijl die datum daarop wel wordt vermeld en daarmee de indruk wordt gewekt dat het een op die dag genomen foto betreft.
Op basis van al het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het huwelijk tussen verdachte en [slachtoffer 1] een schijnhuwelijk betreft, met als enige doel dat verdachte een rechtmatig verblijf in Nederland zou verkrijgen.
Het voorgaande betekent dat verdachte tijdens de hoorzitting bij de IND in het kader van de bezwaarprocedure in strijd met de waarheid ten overstaan tegen de IND heeft verklaard dat hij een duurzame relatie had met [slachtoffer 1] en een gemeenschappelijke huishouding met haar voerde en dat hij ter onderbouwing daarvan valse foto’s heeft getoond en nadien valse huurcontracten heeft overgelegd. Verdachte heeft met deze handelswijze de IND wederrechtelijk bewogen tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en aldus de IND opgelicht.
De rechtbank acht het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Feit 2: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
3.2.1
Inleiding
Ten aanzien van feit 2 kan worden vastgesteld dat ten behoeve van medeverdachte [slachtoffer 2] op 27 november 2009 bij de IND een aanvraag tot afgifte van een document, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, is ingediend. Deze aanvraag is afgewezen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn vervolgens op 2 maart 2010 getrouwd. Op 3 maart 2010 is opnieuw een aanvraag bij de IND ingediend. Bij deze aanvraag was ten bewijze van hun gemeenschappelijke huishouding een relatieverklaring gevoegd waarop stond vermeld dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met elkaar zijn gehuwd. Deze aanvraag is door de IND namens de minister van Immigratie en Asiel op 26 juli 2010 toegewezen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Meer in het bijzonder dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte heeft gehandeld uit winstbejag.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard.
3.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit en daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 3] niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat zijn verklaringen onbetrouwbaar zijn vanwege innerlijke tegenstrijdigheden. Voorts was verdachte binnen de Oost-Europese gemeenschap degene die praktische hulp bood en is van handelen uit winstbejag geen sprake, aldus de raadsman.
3.2.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De verklaringen van [slachtoffer 3]
heeft als volgt verklaard. Nadat de aanvraag bij de IND (de rechtbank begrijpt: de eerste aanvraag van 27 november 2009) was afgewezen, stelde [slachtoffer 2] hem voor om te trouwen. Hij is met [slachtoffer 2] getrouwd om haar op deze manier een legale status te geven. Hij heeft hierover afspraken gemaakt met [slachtoffer 2] en verdachte. Eerst waren deze afspraken mondeling gemaakt, maar later werd een contract opgemaakt. [slachtoffer 2] en verdachte waren erbij toen het contract werd ondertekend. [slachtoffer 3] had met [slachtoffer 2] afgesproken dat zij over vijf jaar zouden scheiden. [slachtoffer 3] ontving voor het huwelijk in delen een geldbedrag van
€ 5.000,00. [slachtoffer 3] kon geld verdienen en verdachte zou werk voor hem kunnen regelen. Door middel van een relatieverklaring met [slachtoffer 2] kon bij de IND een verblijfsvergunning worden aangevraagd. [slachtoffer 3] heeft nooit met [slachtoffer 2] een gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Verdachte had gezegd dat hij een vals arbeidscontract zou opmaken om aan te tonen dat [slachtoffer 3] zijn vrouw kon onderhouden. Verdachte is steeds bij de gesprekken geweest en [slachtoffer 3] heeft [slachtoffer 2] nooit alleen gesproken. Verdachte heeft [slachtoffer 3] verteld wat hij bij de IND moest antwoorden. Het was altijd verdachte die de instructies gaf.
De verklaringen van [slachtoffer 2]
heeft als volgt verklaard. Zij heeft eigenlijk een relatie met twee mannen. Verdachte helpt haar met huishoudelijke taken. Met [slachtoffer 3] heeft zij geen gemeenschappelijke huishouding. Zij verdienen allebei geld en besteden dit apart van elkaar. Er is geen sprake van een schijnhuwelijk tussen haar en [slachtoffer 3] .
De verklaringen van verdachte
Verdachte heeft als volgt verklaard. Soms verblijft hij bij zijn ex-vrouw omdat hun dochter niet luistert en zijn ex-vrouw hem vaak vraagt te helpen. Het huwelijk tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] was geen vooropgezet plan om [slachtoffer 2] op die manier aan een verblijfstatus te helpen.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gesloten huwelijk tot doel had [slachtoffer 2] rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan te verschaffen. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte een leidende rol heeft gehad bij het arrangeren van dit huwelijk en dat aan [slachtoffer 3] , in ruil voor het aangaan van het huwelijk, geld is betaald.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet valt af te leiden dat het handelen van verdachte is ingegeven door financieel gewin, dan wel verbetering van zijn economische situatie. Evenmin valt uit het dossier af te leiden dat verdachte daadwerkelijk financieel voordeel heeft verkregen door het arrangeren van dit schijnhuwelijk. Waarschijnlijker is dat het hem geld heeft gekost, in ruil waarvoor zijn partner [slachtoffer 2] een verblijfstatus heeft gekregen. Hoewel betoogd zou kunnen worden dat verdachte daardoor ook in een economisch gunstigere situatie is gekomen (hij kon immers zijn woonlasten delen met [slachtoffer 2] ), gaat de rechtbank ervan uit dat het primaire doel van verdachte was dat hij in Nederland wilde samenleven met zijn partner. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier ook overigens geen bewijs voor het uit winstbejag behulpzaam zijn, zoals is vereist voor een bewezenverklaring op de voet van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder 2 ten laste gelegde.
3.3
Feit 3: [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4]
3.3.1
Inleiding
Met betrekking tot feit 3 kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) op 4 oktober 2011 bij de IND een aanvraag tot afgifte van een document, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, heeft ingediend. [24] Als bijlage bij deze aanvraag is onder meer een ‘Relatieverklaring partner EU-burger’ [25] gevoegd. In deze relatieverklaring staat vermeld dat [slachtoffer 4] een exclusieve relatie onderhoudt met [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) en daartoe een gemeenschappelijke huishouding voert en feitelijk samenwoont op het adres [straatnaam 5] te Den Haag. [slachtoffer 4] is op 13 februari 2012 getrouwd met [slachtoffer 5] . [26] Op 11 april 2012 heeft [slachtoffer 4] opnieuw een aanvraag tot afgifte van een document, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, ingediend. Door de IND is namens de minister voor Immigratie en Asiel beslist op de (eerste) aanvraag van 4 oktober 2011, waarna op 4 juni 2012 aan [slachtoffer 4] bericht is gestuurd dat de aanvraag tot afgifte van een document, als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, was ingewilligd. [27]
Over bovengenoemde feiten en omstandigheden, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, bestaat geen discussie. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 3 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3.3
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is vrijspraak bepleit van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het uit winstbejag behulpzaam zijn niet kan worden bewezen. Voor zover verdachte betrokken is geweest bij het huwelijk tussen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , was dat enkel omdat hij hen vanwege taalproblemen en onbekendheid met de Nederlandse situatie heeft willen helpen. Voor zover [slachtoffer 4] aan verdachte geld heeft betaald, was dit voor [slachtoffer 5] bedoeld en heeft verdachte het enkel aan haar doorgegeven.
3.3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De verklaringen van [slachtoffer 5]
, afkomstig uit Estland, [28] heeft als volgt verklaard. [slachtoffer 7] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 7] ) deed [slachtoffer 5] het voorstel een huwelijk aan te gaan en bracht haar in contact met verdachte. Al tijdens haar eerste ontmoeting met verdachte in de zomer van 2011 in een café in Rijswijk werd gesproken over een huwelijk en over documenten. Verdachte was daar toen bij aanwezig. [29] De reden voor [slachtoffer 4] om met haar te trouwen was dat hij dan het Nederlandse staatsburgerschap zou verkrijgen. [30] zou naar Estland moeten gaan om documenten te regelen en zij zou een bedrag van € 8.000,00 ontvangen als zij met [slachtoffer 4] zou trouwen. [31] De duur van het huwelijk zou vijf jaar zijn. [32] Deze afspraken heeft [slachtoffer 5] gemaakt met verdachte en [slachtoffer 4] . [33] is in augustus of september 2011 naar Estland gegaan om de documenten te regelen. Deze documenten heeft zij aan verdachte gegeven. [34] Vrij snel na het huwelijk had verdachte haar gezegd dat zij gedurende twee maanden niet weg mocht gaan. [35] Met verdachte en [slachtoffer 4] is aan [straatnaam 5] , waar [slachtoffer 4] woonde, besproken wat er bij de IND moest worden verteld, zoals hoe de ouders heten, hoe zij elkaar hebben leren kennen en waar zij hebben gewoond. [36] Verdachte zei dat zij alles op moesten schrijven en uit hun hoofd moesten leren. [37] De eerste keer dat [slachtoffer 5] naar de IND ging was laat in de herfst of begin van de winter. Zij woonde toen nog in de [straatnaam 6] . [38] De tweede keer dat zij naar de IND ging, was de dag na het huwelijk. Zij heeft nooit met [slachtoffer 4] samengewoond. [39] Op het adres [straatnaam 7] in Breda heeft zij ook niet gewoond en volgens [slachtoffer 5] heeft [slachtoffer 4] daar evenmin gewoond. [40] Het huurcontract betreffende deze woning herkende [slachtoffer 5] niet en het is niet haar handtekening die bij haar naam staat. [41] De relatieverklaring heeft zij blanco ondertekend. Verdachte wees haar waar zij moest tekenen. [42] [slachtoffer 4] had gezegd dat hij een behoorlijk bedrag moest betalen. Een deel van het geld dat [slachtoffer 4] moest betalen was voor [slachtoffer 5] , een deel voor verdachte en een deel voor een derde persoon. [43] heeft in totaal € 2.500,00 ontvangen van verdachte. [44] Verdachte betaalde ook haar vliegticket toen zij naar Estland vloog in 2011 en hij gaf haar zakgeld. Hij heeft € 100,00 naar haar rekening overgemaakt omdat zij in de min stond en ook € 30,00 overgeboekt voor de apostille. [45]
De verklaringen van [slachtoffer 4]
, afkomstig uit Azerbeidzjan, [46] heeft als volgt verklaard. [slachtoffer 5] is nooit in Breda geweest en [slachtoffer 4] weet niet wie de handtekening van [slachtoffer 5] op de huurovereenkomst voor de woning in Breda heeft gezet. [47] In het begin was sprake van een echte relatie en een echt huwelijk.
De verklaringen van verdachte
Verdachte heeft als volgt verklaard. [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] hebben hem gevraagd te helpen met de documenten. [48] Hij was als tolk bij de IND en bij de gemeente. [49] Hij heeft van [slachtoffer 4]
€ 1.500,00 ontvangen en dit aan [slachtoffer 5] gegeven. [slachtoffer 4] had hem gevraagd dit geld aan [slachtoffer 5] door te geven.
De tapgesprekken
Op 18 mei 2012 is een sms-bericht verstuurd naar de telefoon van verdachte met de volgende inhoud: ‘Ik verhuis volgende week naar België. Ik had gewacht. Ik had twee maanden gewacht toen je tegen mij gezegd had dat ik niet ergens naar toe kan gaan. Er is in deze periode niets gebeurd. Wanneer het nodig zal zijn dat ik kom laat het aan mij alstublieft op z’n minst een week van tevoren weten. Ik zal het Nederlands nummer hebben. Zodat er geen probleem is om mij te bellen’. [50]
In een gesprek op 25 mei 2012 tussen verdachte en [slachtoffer 6] (de rechtbank begrijpt: de vader van [slachtoffer 5] ) gaf [slachtoffer 6] te kennen dat hij [slachtoffer 5] heeft gesproken en dat zij nergens heen gaat voordat alle documenten zijn getekend. [51]
In een gesprek op 30 mei 2012 vroeg [slachtoffer 4] aan verdachte of hij ook namens ‘haar’ moet tekenen. Verdachte antwoordde daarop dat hij dit niet over de telefoon moest zeggen en het zelf moest bepalen. [52]
De documenten in het dossier
Op de relatieverklaring (gedateerd 20 september 2011), die als bijlage bij de aanvraag van 4 oktober 2011 is gevoegd, staat als adres van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] [straatnaam 5] te Den Haag vermeld. Blijkens het ‘Vragenformulier derde-landers/EU-partner’ van 4 oktober 2011 is aangegeven dat [slachtoffer 4] met zijn partner sinds augustus 2011 aan [straatnaam 5] te Den Haag woont. [53]
Het dossier bevat voorts een uitzendovereenkomst tussen Uitzendbureau Yil 2002 B.V. en [slachtoffer 5] van 29 juli 2011, waarop als adres van [slachtoffer 5] de [straatnaam 6] in Den Haag staat vermeld. [54] Op de werkgeversverklaringen van [slachtoffer 5] van 14 september 2011 [55] en 23 februari 2012 [56] staat eveneens dit adres vermeld. Voorts staat op de salarisspecificaties van [slachtoffer 5] over de tweede helft van 2011 (datum indiensttreding is 29 juli 2011) eveneens het adres [straatnaam 6] in Den Haag. [57]
Aan de IND is een huurovereenkomst - ingaande op 16 december 2011 en lopende tot 30 november 2012 - betreffende een woning aan de [straatnaam 7] te Breda overgelegd. [58] Als ondergetekenden staan vermeld AGC Wonen b.v. enerzijds en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] anderzijds. De door de IND naar het adres in Breda verstuurde post op 24 april 2012 en 4 juni 2012 is steeds retour gekomen. [59]
Voorts bevat het dossier een aantal handgeschreven kwitanties die in de woning aan de [straatnaam 3] in Den Haag zijn aangetroffen. Op de eerste kwitantie, gedateerd 17 oktober 2011, staat vermeld dat [slachtoffer 5] € 1.500,00 heeft ontvangen van verdachte. [60] Op de kwitantie gedateerd op 24 januari 2012 staat dat [slachtoffer 5] € 500,00 van verdachte heeft ontvangen, hetwelk in mindering zal worden gebracht op het totale bedrag. [61]
In de woning aan de [straatnaam 3] in Den Haag - waar verdachte blijkens de observaties [62] verbleef - zijn voorts aangetroffen de huwelijksakte van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] , [63] een kopie van het paspoort van [slachtoffer 4] [64] en een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Breda betreffende het adres [straatnaam 7] waar [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] stonden ingeschreven. [65]
De conclusie van de rechtbank
Bij de aanvraag zoals die bij de IND is ingediend, zijn door [slachtoffer 4] een aantal documenten overgelegd waaruit zou moeten blijken dat hij een relatie heeft met [slachtoffer 5] , met haar een gemeenschappelijke huishouding voert en feitelijk met haar samenwoont op het adres [straatnaam 5] in Den Haag. De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van [slachtoffer 5] , haar werkgeversverklaringen en salarisspecificaties vast dat zij niet op dat adres heeft gewoond, zodat van een gemeenschappelijke huishouding en van feitelijk samenwonen geen sprake is geweest. Ook ten aanzien van het later aan de IND verzonden huurcontract betreffende de [straatnaam 7] in Breda stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] daar nooit hebben (samen)gewoond.
Op basis van het vorenstaande en op basis van de verklaringen van [slachtoffer 5] concludeert de rechtbank dat de relatie en het huwelijk tussen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] een schijnrelatie en schijnhuwelijk betreffen, met als enige doel [slachtoffer 4] een rechtmatig verblijf in Nederland te verschaffen. De in de woning van verdachte aangetroffen kwitanties ondersteunen de verklaring van [slachtoffer 5] hierover.
Verdachte heeft in dit alles een leidende rol gehad. Verdachte heeft weliswaar zelf verklaard dat hij slechts als tolk heeft gefungeerd voor [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] bij de IND en bij de gemeente, maar blijkens de verklaringen van [slachtoffer 5] en de tapgesprekken gaf verdachte de instructies en werden de afspraken met hem gemaakt. Voorts blijkt zijn rol uit het feit dat het geld dat [slachtoffer 4] aan [slachtoffer 5] moest betalen, via verdachte werd betaald en dat in de woning waar verdachte verbleef persoonlijke documenten van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] zijn aangetroffen. Tot slot blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 5] dat verdachte door [slachtoffer 4] werd betaald voor zijn rol bij het arrangeren van het schijnhuwelijk. Onder al deze omstandigheden acht de rechtbank de lezing van verdachte, dat hij slechts een helpende hand heeft willen bieden aan twee jonge mensen, niet geloofwaardig.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1.
hij
inde periode van 17 september 2006 tot en met 11 september 2012 te Den Haag tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) heeft bewogen tot de afgifte van een document als bedoeld in artikel 9 Vreemdelingenwet, voor verblijf bij een partner die EU-onderdaan is, hierin bestaande dat verdachte tezamen met verdachtes mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid heeft aangegeven dat hij een duurzame relatie en
eengemeenschappelijk huishouden had met [slachtoffer 1] (met de Litouwse nationaliteit) en ter onderbouwing daarvan diverse documenten heeft
getoond en overgelegdwaardoor de IND werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij in de periode van 20 september 2011 tot en met 11 september 2012 te Den Haag tezamen en in vereniging met anderen een persoon genaamd [slachtoffer 4] geboren in de Sovjetunie,
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland terwijl hij
,verdachte
,wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachte(n)
- een schijnhuwelijk gearrangeerd tussen [slachtoffer 5] (met de Estse nationaliteit) en [slachtoffer 4] (met de Azerbeidjaanse nationaliteit) en
- een ontmoeting geregeld tussen de personen van het schijnhuwelijk en
- huisvesting geregeld voor de personen van het schijnhuwelijk en
- geld gegeven aan een of meer personen van het schijnhuwelijk en
- geld gekregen voor het arrangeren van het schijnhuwelijk
teneinde die [slachtoffer 4] in Nederland legaal verblijf te verschaffen.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich - subsidiair - op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. De raadsman heeft voorts verzocht er rekening mee te houden dat de voorlopige hechtenis van verdachte lang geleden is opgeheven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, door bij de IND in strijd met de waarheid te verklaren dat hij een duurzame relatie en een gemeenschappelijke huishouding voerde met [slachtoffer 1] en ter onderbouwing daarvan valse documenten te (laten) overleggen, de IND bewogen tot afgifte van een document waaruit rechtmatig verblijf bij een burger van de Unie blijkt, terwijl van rechtmatig verblijf van verdachte in Nederland geen sprake was. Verdachte heeft door zijn handelswijze het vertrouwen dat in de echtheid en juistheid van deze documenten moet kunnen worden gesteld, op grove wijze geschaad.
Daarnaast heeft verdachte een leidende rol gehad in het arrangeren van een schijnhuwelijk van anderen. Verdachte is daarmee een ander behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van illegaal verblijf in Nederland en heeft daarbij gehandeld uit winstbejag. Mensensmokkel doorkruist niet alleen het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf in Nederland,, maar draagt ook bij aan het in stand houden van een illegaal circuit van mensen. Het maatschappelijk verkeer wordt of kan hierdoor worden gefrustreerd en gecorrumpeerd. Voorts leiden gedragingen als die van verdachte ertoe dat de regels en procedures voor personen die op rechtmatige wijze een verblijfsvergunning aanvragen steeds verder worden aangescherpt om misbruik te voorkomen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 28 maart 2014 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de feiten en de initiërende en leidende rol die verdachte had, een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden. Dat verdachte reeds lange tijd uit de voorlopige hechtenis is, staat aan oplegging van deze straf niet in de weg. De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij minder feiten bewezen acht.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57, 63, 197a en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank,
beveelt de afsplitsing van feit 4;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij dagvaarding onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 3:
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.L. Frenkel, voorzitter,
mrs. S.L.M. Staals en A. Dantuma-Hieronymus, rechters
in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2014.
Mr. S.L.M. Staals is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 6640/2011/109 (onderzoek Tweed) van de Inspectie SZW, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1445).
2.Een geschrift, te weten een Aanvraag om toetsing aan het EU gemeenschapsrecht (bewijs van rechtmatig verblijf) d.d. 14 juli 2010, p. 1166-1169.
3.Een geschrift, te weten een brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst d.d. 11 augustus 2011, p. 1061-1062.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte A. [slachtoffer 1] d.d. 15 september 2012, p. 386.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte A. [slachtoffer 1] d.d. 15 september 2012, p. 387.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte A. [slachtoffer 1] d.d. 15 september 2012, p. 390.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte A. [slachtoffer 1] d.d. 15 september 2012, p. 389.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte A. [slachtoffer 1] d.d. 15 september 2012, p. 390.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte A. [slachtoffer 1] d.d. 15 september 2012, p. 389.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige A. [slachtoffer 1] bij de RC d.d. 2 april 2014, punt 6.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte A. [slachtoffer 1] d.d. 13 september 2012, p. 382.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte A. [slachtoffer 1] d.d. 15 september 2012, p. 390.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte A. [slachtoffer 1] d.d. 15 september 2012, p. 390 en 392.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte A. [slachtoffer 1] d.d. 13 september 2012, p. 372.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige A. [slachtoffer 1] bij de RC d.d. 2 april 2014, punt 20.
16.Een geschrift, te weten Uitwerking geselecteerde tapgesprekken d.d. 26 mei 2012, sessienummer 102, p. 1383; een geschrift, te weten Uitwerking geselecteerde tapgesprekken d.d. 28 mei 2012, sessienummer 232, p. 1312; een geschrift, te weten Uitwerking geselecteerde tapgesprekken d.d. 28 juli 2012, sessienummer 29, p. 1376; een geschrift, te weten Uitwerking geselecteerde tapgesprekken d.d. 30 juli 2012, sessienummer 45, p. 1381; een geschrift, te weten Uitwerking geselecteerde tapgesprekken d.d. 30 juli 2012, sessienummer 50, p. 1382.
17.Proces-verbaal van observatie d.d. 25 mei 2012, p. 670, 673, 674; proces-verbaal van observatie d.d. 30 mei 2012, p. 682; proces-verbaal van observatie d.d. 11 juli 2012, p. 692; proces-verbaal van observatie d.d. 11 september 2012, p. 700-702.
18.Een geschrift, te weten een intern document van de IND, p. 1067-1080.
19.Een geschrift, te weten een concept-minuut van de IND, p. 1063-1066.
20.Een geschrift, te weten een huurovereenkomst woonruimte d.d. 9 juni 2010, p. 1085-1089.
21.Een geschrift, te weten een huurovereenkomst woonruimte d.d. 25 november 2010, p. 1085 en 1090-1093.
22.Een geschrift, te weten een notitie, p. 1007-1010.
23.Een viertal geschriften, te weten foto’s, p. 1043-1046.
24.Een geschrift, te weten Aanvraag Toetsing aan het EU gemeenschapsrecht (bewijs van rechtmatig verblijf) d.d. 20 september 2011, p. 1290 t/m 1293.
25.Een geschrift, te weten ‘Bijlage Relatieverklaring partner EU-burger’ d.d. 20 september 2011, p. 1296 t/m 1297.
26.Een geschrift op grond van art. 44, eerste lid, onder k, boek 1 BW en art. 36a Wet GBA van de ambtenaar van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage, p. 1302.
27.Een geschrift, te weten een brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst d.d. 4 juni 2012, p. 1270 t/m 1271.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 17 september 2012, p. 465.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 17 september 2012, p. 469.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 17 september 2012, p. 471.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 17 september 2012, p. 469.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 17 september 2012, p. 469.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 17 september 2012, p. 469.
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 17 september 2012, p. 470.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 18 september 2012, p. 482.
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 17 september 2012, p. 470.
37.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 18 september 2012, p. 478.
38.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 18 september 2012, p. 478.
39.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 17 september 2012, p. 470.
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 18 september 2012, p. 477.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 18 september 2012, p. 477.
42.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 18 september 2012, p. 478.
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 17 september 2012, p. 470.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 19 september 2012, p. 486.
45.Proces-verbaal van verhoor verdachte K. [slachtoffer 5] d.d. 18 september 2012, p. 481.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 4] d.d. 17 september 2012, p. 410.
47.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 4] d.d. 18 september 2012, p. 444.
48.Proces-verbaal van verhoor verdachte D.O. Kabashinskas d.d. 21 september 2012, p. 135.
49.Proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling d.d. 14 september 2012, punt 3.
50.Een geschrift, te weten Uitwerking geselecteerde tapgesprekken d.d. 18 mei 2012, sessienummer 1499 en 1498, p. 1345-1346.
51.Een geschrift, te weten Uitwerking geselecteerde tapgesprekken d.d. 25 mei 2012 sessienummer 77, p. 1308.
52.Een geschrift, te weten Uitwerking geselecteerde tapgesprekken d.d. 30 mei 2012, sessienummer 332, p. 1314-1315.
53.Een geschrift, te weten ‘Vragenformulier derde-landers/EU-partner’ d.d. 4 oktober 2011, p. 1298 t/m 1300;
54.Een geschrift, te weten een Uitzendovereenkomst d.d. 29 juli 2011, p. 1280-1283.
55.Een geschrift, te weten ‘Bijlage Werkgeversverklaring’ d.d. 14 september 2011, p. 1294-1295.
56.Een geschrift, te weten ‘Bijlage Werkgeversverklaring’ d.d. 23 februari 2012, p. 1284-1285.
57.Een viertal geschriften, te weten salarisspecificaties van 2011/8, 2011/9, 2011/12 en 2011/13, p. 1286-1289.
58.Een geschrift, te weten een ‘Huurovereenkomst woonruimte’ d.d. 16 december 2011, p. 1276-1279.
59.Een tweetal geschriften, te weten een enveloppe behorende bij de brief van de IND aan verdachte d.d. 4 juni 2012 en een enveloppe behorende bij de brief van de IND aan verdachte d.d. 23 april 2012, p. 1272, 1275.
60.Een geschrift, te weten een kwitantie d.d. 17 oktober 2011, ondertekend door verdachte en D. Kabashinskas, p. 1019-1020.
61.Een geschrift, te weten een kwitantie d.d. 24 januari 2012, ondertekend door verdachte en D. Kabashinskas, p. 1023-1024.
62.Proces-verbaal van observatie d.d. 25 mei 2012, p. 670, 673, 674; proces-verbaal van observatie d.d. 30 mei 2012, p. 682; proces-verbaal van observatie d.d. 11 juli 2012, p. 692; proces-verbaal van observatie d.d. 11 september 2012, p. 700-702.
63.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de huwelijksakte betreffende [slachtoffer 4] en K. [slachtoffer 5] d.d. 13 februari 2012, p. 1015-1016.
64.Een geschrift, te weten een kopie van een paspoort ten name van [slachtoffer 4] , p. 1017.
65.Een geschrift, te weten een gezinsuittreksel van de Gemeente Breda d.d. 22 februari 2012, p. 1018.