Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het vonnis van 23 april 2013 van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Alphen aan den Rijn, waarbij de zaak is verwezen naar de civiele meervoudige kamer van deze rechtbank;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring ex artikel 210 Rv, tevens incidentele vordering ex artikel 843a Rv, met 21 producties, van de zijde van [gedaagde];
- de conclusie van antwoord in de incidenten ex artikel 210 Rv en 843a Rv, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv, van de zijde van Vestia;
- de conclusie van antwoord op incidentele vordering ex artikel 843a Rv, van de zijde van [gedaagde].
2.De geschillen
in de hoofdzaak
ad € 550 miljoen;
e-mailadressen van [aandeelhouder FMS], over de periode 2004 tot heden, althans tot 16 april 2012 betreffende (i) derivatentransacties die Vestia is aangegaan, (ii) feebetalingen van de Banken, en (iii) betalingen aan [gedaagde] door [aandeelhouder FMS] en EMS Finance B.V. [aandeelhouder FMS] is enig aandeelhouder en bestuurder van FMS Finance Beheer B.V., welke vennootschap op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder is van FMS;
3.De beoordeling
in incident I
fishing expeditions’ dienen te worden voorkomen.
margin callsvan de banken jegens Vestia. Hoewel het WSW uiteindelijk wel een gedeelte van het faciliteringsvolume (tijdelijk) ter beschikking heeft gesteld, heeft de drastische beleidswijziging van het WSW een versnelde afwikkeling van de derivatenportefeuille onvermijdelijk gemaakt. Indien het WSW reeds in de eerste maanden van 2011 of eerder aan Vestia haar beleidswijziging bekend zou hebben gemaakt, zou de schade aanzienlijk lager zijn geweest.
fishing expeditions’ is de toewijsbaarheid van een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering in dat wetsartikel aan meerdere beperkende voorwaarden gebonden. Ten eerste dient de eiser tot exhibitie een rechtmatig belang te stellen en te hebben, waarbij rechtmatig belang moet worden uitgelegd als bewijsbelang. Bewijsbelang bestaat indien een bewijsstuk kan bijdragen aan het onderbouwen en/of aantonen van een voor de te beoordelen vorderingen relevante, mogelijk doorslaggevende stelling, die voldoende concreet is onderbouwd en voldoende concreet is betwist. Ten tweede moet de vordering “bepaalde bescheiden” betreffen waarover, ten derde, de verweerder daadwerkelijk de beschikking heeft of kan krijgen. Ten vierde dient de eiser tot exhibitie partij te zijn bij de rechtsbetrekking waarop de gevorderde specifieke bescheiden zien. Hieronder valt ook de rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad ontstaan. Indien aan al deze voorwaarden is voldaan, bestaat desondanks géén gehoudenheid tot overlegging indien, ten vijfde, daarvoor gewichtige redenen zijn of indien, ten zesde, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder die gegevensverschaffing is gewaarborgd.
margin calls, de eventuele opzegging van kredieten en het opeisen van gelden is naar het oordeel van de rechtbank ook zonder toelichting evident dat deze in het kader van de beoordeling in de hoofdzaak betreffende een eventueel conditio sine qua non-verband van belang zullen zijn.
4.De beslissing
margin calls, de eventuele opzegging van kredieten en het opeisen van gelden;