ECLI:NL:RBDHA:2014:487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2014
Publicatiedatum
17 januari 2014
Zaaknummer
13/26176
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot afwijzing van aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis van kinderen uit een polygame relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en een aantal eisers, kinderen van Syrische nationaliteit, die een aanvraag hadden ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvragen werden door de staatssecretaris afgewezen, waarna de eisers bezwaar maakten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers kinderen zijn uit een polygame relatie van hun vader, de referent. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat de kinderen geen recht hebben op een verblijfsvergunning op basis van het beleid dat van toepassing is op nareis. De rechtbank wijst erop dat het beleid niet expliciet uitsluit dat kinderen uit een polygame relatie in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning. De rechtbank concludeert dat de motivering van de staatssecretaris ondeugdelijk is en dat het besluit niet kan standhouden. De rechtbank verklaart het beroep van de eisers gegrond, vernietigt het besluit van 4 oktober 2013 en verplicht de staatssecretaris om opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 944,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/26176

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],
geboren op [geboortedatum],
V-nummer [nummer], eiseres
mede ten behoeve van:
[eiser],
geboren op [geboortedatum],
V-nummer[nummer],
[eiser],
geboren op[geboortedatum],
V-nummer [nummer],
[eiser],
geboren op [geboortedatum],
V-nummer [nummer],
[eiser],
geboren op [geboortedatum],
V-nummer [nummer],
allen van Syrische nationaliteit, eisers,
gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: S. Albers.

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2013 heeft verweerder de aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis afgewezen.
Bij besluit van 4 oktober 2013 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2013. Eisers zijn niet verschenen, maar hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De heer [referent], referent, is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1.
Voor een verblijf langer dan drie maanden behoeft een vreemdeling een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 13 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Met het oog hierop pleegt de minister een aanvraag om verlening van een mvv te beoordelen aan de hand van dezelfde criteria als die, welke gelden voor de beoordeling van een aanvraag tot het verlenen van zodanige vergunning.
2.
De rechtbank stelt vast dat eisers kinderen zijn uit een polygame relatie van referent.
3.
Eisers beogen verblijf bij referent, hun vader, in het kader van nareis zoals neergelegd in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000. Bij besluit van 26 april 2013 is aan referent een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000.
4.
Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling die als echtgenoot of echtgenote of minderjarig kind feitelijk behoort tot het gezin van de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, die dezelfde nationaliteit heeft als die vreemdeling en gelijktijdig met deze vreemdeling Nederland is ingereisd dan wel is nagereisd binnen drie maanden, nadat aan de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend.
5.
In paragraaf C2/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), geldig tot en met
31 maart 2013, is - voor zover van belang - het volgende opgenomen, waarbij de rechtbank de relevante passages heeft onderstreept:
Huwelijk en partnerschap
Het moet gaan om een huwelijk of partnerschap dat reeds bestond toen beide echtgenoten nog in het land van herkomst verbleven. Een traditioneel huwelijk wordt gelijkgesteld aan partnerschap. Indien ten tijde van de aanvraag sprake is van een polygame situatie kan slechts één echtgenoot, geregistreerd partner of partner tegelijkertijd
en de uit die vreemdeling geboren kinderenvoor verblijf in aanmerking komen. Van een polygame situatie is sprake indien de vreemdeling of de persoon bij wie de vreemdeling verblijf beoogt, met een andere persoon (of meerdere andere personen) tegelijkertijd een huwelijk en/of een relatie is aangegaan (inclusief geregistreerd partnerschap).
Indien de in Nederland verblijvende hoofdpersoon reeds met een andere man of vrouw duurzaam samenleeft, komen de wettelijk echtgeno(o)t(e)
alsmede eventuele andere gezinsledenniet voor toelating in aanmerking.
6.
Bij WBV 2012/25 is voormeld beleid opnieuw vastgesteld en met ingang van 1 april 2013 in werking getreden. In de toelichting daarbij is - voor zover van belang - opgenomen dat de delen A en C opnieuw zijn vastgesteld en dat de wijzigingen de structuur en de wijze waarop de tekst is geformuleerd betreffen. Er zijn, behoudens de met name genoemde wijzigingen uit deel A, geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht.
7.
In WBV 2012/25 is paragraaf C2/4.3 van de Vc 2000 als volgt opgenomen:
Huwelijk en partnerschap
De IND verleent uitsluitend een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder e of f, Vw, als het huwelijk of partnerschap al bestond voor het vertrek van de hoofdpersoon uit het land van herkomst. De IND beschouwt een traditioneel huwelijk dat in het land van herkomst is gesloten als een partnerschapsrelatie. Een traditioneel huwelijk dat in het land van herkomst is gesloten, wordt niet gezien als een naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk.
De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e of f, Vw, als de hoofdpersoon in Nederland al duurzaam samenleeft met een andere man of vrouw.
8.
Bij WBV 2013/13 is voormeld beleid opnieuw gewijzigd, in die zin dat in paragraaf C2/4.3 van de Vc 2000, geldig ten tijde van het bestreden besluit, onder het kopje huwelijk en partnerschap, in de tweede alinea niet is opgenomen ‘man of vrouw’ maar ‘partner’. De tekst van de tweede alinea luidt thans:
De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e of f, Vw, als de hoofdpersoon in Nederland al duurzaam samenleeft met een andere partner.
De toelichting vermeldt niets over de reden van deze wijziging.
9.
De rechtbank stelt vast dat in het meest recente beleid de tekst ten aanzien van de polygame situatie is verwijderd. Ook is de zinsnede over de wettelijk echtgeno(o)t(e) en de eventuele andere gezinsleden, bij de duurzame samenleving van de hoofdpersoon met een andere man of vrouw, geschrapt. Daarvoor in de plaats staat nu de zin dat geen verblijfsvergunning wordt verleend als de hoofdpersoon in Nederland al duurzaam samenleeft met een andere partner. Het woordje “andere” wijst er op dat deze zin betrekking heeft op een partner. Omtrent de kinderen/andere gezinsleden van deze partner bepaalt het beleid niets meer. Het voorgaande betekent dat noch op grond van de wet noch op grond van het beleid de kinderen van een polygame relatie van de vader zijn uitgesloten van het verkrijgen van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000.
10.
Dat volgens de toelichting bij WBV 2012/25 geen inhoudelijke wijzigingen zijn beoogd, neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat feitelijk wel een wijziging heeft plaatsgevonden. Het door verweerder ter zitting ingenomen standpunt dat, gelet op de toelichting bij WBV 2012/25 moet worden gekeken naar de tekst van het oude beleid, volgt de rechtbank niet. Niet kan immers worden gevergd dat een vreemdeling er naast het huidige beleid ook andere, oudere, versies van het beleid op moet naslaan.
11.
Het standpunt van verweerder dat aansluiting moet worden gezocht bij het reguliere beleid, namelijk paragraaf B7/3.2.6 van de Vc 2000 kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet worden gevolgd. Uit voormeld beleid blijkt dat kinderen uit een polygame relatie met de andere vrouw niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier. Dat dit beleid van overeenkomstige toepassing moet worden geacht bij nareis, blijkt nergens uit. In dit verband merkt de rechtbank op dat in het beleid bij nareis onder het kopje huwelijk en partnerschap geen enkele verwijzing naar het reguliere beleid is opgenomen en dat gezinshereniging in het kader van nareis zich juist op belangrijke punten onderscheid van de verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’, zodat het door verweerder genoemde reguliere beleid niet zonder meer van toepassing is op nareis.
12.
Gelet op het voorgaande is sprake van een ondeugdelijke motivering en kan het besluit geen stand houden. Het overig aangevoerde kan dan ook onbesproken worden gelaten.
13.
Het beroep zal gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens schending van het bepaalde in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
14.
Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van de zaak redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 944,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 472,-; wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 4 oktober 2013;
  • bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaar dient te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 944,-, te voldoen aan eisers;
  • gelast dat verweerder het griffierecht ad € 160,- aan eisers vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Tobé, rechter, in aanwezigheid van P.P. van Essen-van ‘t Ende, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 januiari 2014.
hter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.