ECLI:NL:RBDHA:2014:4830
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering persoonlijke betalingsregeling door de Belastingdienst wegens opzet of grove schuld
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van [Z], en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had verzocht om een persoonlijke betalingsregeling voor openstaande schulden, maar dit verzoek werd afgewezen door verweerder. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van opzet of grove schuld bij het ontstaan van de terugvorderingsbeschikking. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor deze stelling bij verweerder lag. Eiseres had eerder te maken gehad met terugvorderingsbeschikkingen voor de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget, en had deze bedragen uitgegeven, wat leidde tot de terugvordering.
De rechtbank concludeerde dat het feit dat eiseres de te veel betaalde kinderopvangtoeslag had uitgegeven, niet relevant was voor de vraag of er sprake was van opzet of grove schuld. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had aangetoond dat eiseres opzettelijk of met grove schuld had gehandeld. De nalatigheid van eiseres om tijdig te reageren op verzoeken om aanvullende informatie werd niet als voldoende bewijs voor opzet of grove schuld beschouwd. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder en verklaarde het beroep gegrond, wat betekent dat eiseres recht heeft op een nieuwe beoordeling van haar verzoek om een persoonlijke betalingsregeling.
De rechtbank droeg verweerder op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd het betaalde griffierecht aan eiseres vergoed. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Belastingdienst om zorgvuldig om te gaan met de bewijslast in zaken waarin opzet of grove schuld wordt gesteld.