ECLI:NL:RBDHA:2014:4830

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
18 april 2014
Zaaknummer
SGR 13/6195
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering persoonlijke betalingsregeling door de Belastingdienst wegens opzet of grove schuld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van [Z], en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had verzocht om een persoonlijke betalingsregeling voor openstaande schulden, maar dit verzoek werd afgewezen door verweerder. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van opzet of grove schuld bij het ontstaan van de terugvorderingsbeschikking. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor deze stelling bij verweerder lag. Eiseres had eerder te maken gehad met terugvorderingsbeschikkingen voor de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget, en had deze bedragen uitgegeven, wat leidde tot de terugvordering.

De rechtbank concludeerde dat het feit dat eiseres de te veel betaalde kinderopvangtoeslag had uitgegeven, niet relevant was voor de vraag of er sprake was van opzet of grove schuld. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had aangetoond dat eiseres opzettelijk of met grove schuld had gehandeld. De nalatigheid van eiseres om tijdig te reageren op verzoeken om aanvullende informatie werd niet als voldoende bewijs voor opzet of grove schuld beschouwd. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder en verklaarde het beroep gegrond, wat betekent dat eiseres recht heeft op een nieuwe beoordeling van haar verzoek om een persoonlijke betalingsregeling.

De rechtbank droeg verweerder op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd het betaalde griffierecht aan eiseres vergoed. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Belastingdienst om zorgvuldig om te gaan met de bewijslast in zaken waarin opzet of grove schuld wordt gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/6195
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2014 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiseres
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft ten name van eiseres een terugvorderingsbeschikking kindgebonden budget 2011, [nummer 1] , met dagtekening 13 juli 2012, genomen.
Verweerder heeft ten name van eiseres een terugvorderingsbeschikking kinderopvangtoeslag 2009, [nummer 2], met dagtekening 15 september 2012. genomen.
Verweerder heeft ten name van eiseres een terugvorderingsbeschikking kinderopvangtoeslag 2012, [nummer 3], met dagtekening 21 november 2012, genomen.
Eiseres heeft door middel van een formulier verzoek persoonlijke betalingsregeling op 20 december 2012 verzocht om een persoonlijke betalingsregeling voor openstaande schulden.
Verweerder heeft bij beschikking van 2 januari 2013 het verzoek om een terugbetalingsregeling afgewezen. Eiseres heeft hiertegen op 8 januari 2013 een bezwaarschrift ingediend.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 12 juli 2013 inzake persoonlijke betalingsregeling het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de beschikking van 2 januari 2013 gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2013 te Den Haag.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [A]. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 9 oktober 2013 aan eiseres op het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 14 oktober 2013 op de afhaallocatie van PostNL aan eiseres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Overwegingen

Feiten
1.
Verweerder heeft ten name van eiseres een terugvorderingsbeschikking kindgebonden budget 2011, [nummer 1], met dagtekening 13 juli 2012, genomen, voor een bedrag van € 1.138.
2.
Verweerder heeft ten name van eiseres een terugvorderingsbeschikking kinderopvangtoeslag 2009, [nummer 2], met dagtekening 15 september 2012, voor een bedrag van € 827.
3.
Verweerder heeft ten name van eiseres een terugvorderingsbeschikking kinderopvangtoeslag 2012, [nummer 3], met dagtekening 21 november 2012, genomen, voor een bedrag van € 25.918.
4.
Eiseres heeft door middel van een formulier verzoek persoonlijke betalingsregeling op 20 december 2012 verzocht om een persoonlijke betalingsregeling voor openstaande schulden.
5.
Verweerder heeft bij beschikking van 2 januari 2013 het verzoek om een terugbetalingsregeling, gebaseerd op de betalingscapaciteit afgewezen, omdat het ontstaan van de terugvorderingsbeschikkingen waarvoor eiseres uitstel heeft gevraagd, te wijten is aan opzet of grove schuld van eiseres of haar partner. Verweerder heeft uitstel van betaling aan eiseres verleend onder de voorwaarde dat de terugvordering wordt voldaan in 24 gelijke maandelijkse termijnen. Dit komt neer op een bedrag van € 1.153 per maand. De laatste termijn dient vóór 31 december 2014 te zijn betaald.
6.
Eiseres heeft hiertegen op 8 januari 2013 een bezwaarschrift ingediend.
7.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaarschrift inzake persoonlijke betalingsregeling het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard en de beschikking van 2 januari 2013 gehandhaafd.
G
8. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht aan eiseres een persoonlijke betalingsregeling heeft geweigerd omdat er sprake is van opzet of grove schuld bij het ontstaan van de terugvorderingsbeschikking.
10.
Verweerder heeft– zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Een belanghebbende kan schriftelijk kenbaar maken dat hij niet in staat is de toeslagenschuld te voldoen onder de condities die gelden voor een standaardregeling.
Verweerder zal aan de hand van het ingevulde vragenformulier toetsen of de betalingscapaciteit van eiseres ontoereikend is om een standaard betalingsregeling te kunnen betalen. Pas als die betalingscapaciteit ontoereikend is om een standaardregeling te betalen volgt er een persoonlijke betalingsregeling op basis van de betalingscapaciteit van eiseres. Deze persoonlijke betalingsregeling houdt in dat verweerder een betalingsregeling van 24 maandentreft welke regeling is gebaseerd op de berekende betalingscapaciteit. Artikel 7 van de uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen stelt in lid 6 van dat artikel dat de voorgaande leden van artikel 7 niet van toepassing zijn indien het ontstaan van de terugvordering te wijten is aan opzet of grove schuld van belanghebbende of diens partner.
Eiseres heeft niet afdoende gereageerd op de brief van 4 augustus 2012. In de beslissing op bezwaar is ten onrechte een brief van 15 mei 2012 vermeld.
Er is in dit geval sprake van grove schuld van eiseres aan het ontstaan van de toeslagschuld.
Er is dan geen mogelijkheid om een persoonlijke betalingsregeling op basis van de betalingscapaciteit toe te kennen. De uitvoeringsregeling Awir sluit in artikel 7, lid 6, deze regeling in een dergelijk geval uit. Alleen de mogelijkheid van de regeling van 24 termijnen
die de Leidraad invordering 2008 in paragraaf 79.9a biedt, is hier nog mogelijk voor eiseres.
Eiseres bevestigt in haar beroepschrift in feite zelf ook nog eens dat hier sprake is van opzet of grove schuld. Eiseres geeft aan dat zij de kinderopvangtoeslag wilde stopzetten omdat er geen recht op toeslag bestond. Zij bleef de voorschotten ontvangen, ondanks diverse pogingen tot beëindiging. Eiseres geeft vervolgens in beroep aan dat zij het geld van de kinderopvangtoeslag heeft uitgegeven. Het lijkt daarom aannemelijk dat eiseres zich bewust was of had moeten zijn van het feit dat het geld onterecht door haar ontvangen werd
Beoordeling van het geschil
11.
Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven dat met betrekking tot de terugvorderingsbeschikkingen [nummer 1] en [nummer 2] ten onrechte is gesteld dat er sprake was van opzet of grove schuld, zodat alsnog een persoonlijke betalingsregeling zal worden aangeboden. In zoverre dient de beslissing op bezwaar vernietigd te worden en het beroep gegrond te worden verklaard.
12.
De rechtbank stelt vast dat op verweerder de bewijslast rust met betrekking tot de vraag of er sprake is van opzet of grove schuld van eiseres bij het ontstaan van de terugvorderingsbeschikking.
13.
Verweerder heeft in de beslissing op bezwaar gesteld dat er sprake is van opzet of grove schuld nu eiseres niet afdoende heeft gereageerd op een verzoek om toezending van aanvullende gegevens, in het bijzonder de brief van 4 augustus 2012. Eiseres heeft de gevraagde bewijsstukken niet overgelegd. In het verweerschrift heeft verweerder daar nog aan toegevoegd dat er sprake is van grove schuld, nu eiseres niet heeft gereageerd op bovenvermeld schrijven. Tevens is er sprake van opzet of grove schuld omdat eiseres heeft geprobeerd haar toeslag in 2012 stop te zetten, maar daar niet in is geslaagd. Verweerder wijst erop dat het eiseres bij andere gelegenheden wel gelukt is via internet wijzigingen door te geven. Ook het feit dat eiseres het geld heeft uitgegeven acht verweerder een blijk van opzet of grove schuld.
14.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat eiseres de te veel betaalde kinderopvangtoeslag heeft uitgegeven geen betrekking heeft op het ontstaan van de terugvordering. Ook indien eiseres het geld niet had uitgegeven, zou er een terugvordering zijn ontstaan. Er was dan alleen geen betalingsprobleem ontstaan.
De rechtbank acht verweerder niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast. Dit geldt zowel voor het opzetvereiste als voor de grove schuld, waaronder dient te worden verstaan een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid. De nalatigheid die eiseres kan worden verweten, omdat zij er niet in is geslaagd ondanks herhaalde poging de toeslag stop te zetten en omdat zij na een uitvoerige correspondentie, waarin zij gevraagde stukken heeft overgelegd, niet meer op de brief van 4 augustus 2012 heeft gereageerd kan niet als zodanig worden aangemerkt. Het bestreden besluit komt dan ook vernietiging in aanmerking.
15.
Gelet op hetgeen is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
16.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. van Duijvendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2014.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep