ECLI:NL:RBDHA:2014:4726

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
13_10630 13_10631 WOZ
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag rioolheffing door eigenaar van onroerende zaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2014 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Zuidplas. Eiser, eigenaar van twee onroerende zaken, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag rioolheffing die hem was opgelegd. De aanslag, gedateerd op 28 februari 2013, betrof een bedrag van € 213 voor elk van de twee objecten, gelegen aan [adres 1] en [adres 2]. Eiser betwistte de aanslag en stelde dat de objecten niet als afzonderlijke percelen konden worden aangemerkt, terwijl verweerder dit standpunt bevestigde.

Tijdens de zitting op 1 april 2014 is eiser in persoon verschenen, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door gemachtigden. De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante bepalingen uit de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2013 van de Gemeente Zuidplas besproken. De rechtbank concludeerde dat de onroerende zaken als afzonderlijke percelen moesten worden aangemerkt, omdat ze naar hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijke gehelen te worden gebruikt. De omstandigheid dat eiser beide objecten aan één huurder heeft verhuurd en dat de percelen kadastraal zijn samengevoegd, doet hieraan niet af.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag. De rechtbank heeft benadrukt dat bij het indienen van hoger beroep een afschrift van de uitspraak moet worden overgelegd, en dat het beroepschrift aan bepaalde vereisten moet voldoen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 13/10630 en SGR 13/10631

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

14 april 2014 in de zaken tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zuidplas, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 20 november 2013 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde aanslag met aanslagnummer 262298.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2014.
Eiser daar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden [naam 1] en [naam 2].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1.
Eiser is bij het begin van het kalenderjaar 2013 eigenaar van [adres 1] en [adres 2] te [plaats], welke objecten direct of indirect zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering. Verweerder heeft met dagtekening 28 februari 2013 aan eiser een aanslag rioolheffing opgelegd ten bedrage van € 213 voor [adres 1] en € 213 voor [adres 2].
2.
Eiser heeft tegen de hiervoor genoemde aanslag rioolheffing bezwaar gemaakt.
3.
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
4.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de objecten [adres 1] en [adres 2] als afzonderlijke percelen zijn aan te merken.
5.
Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend en verweerder bevestigend.
6.
Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
7.
In de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2013 van de Gemeente Zuidplas (hierna: de Verordening) is onder meer het volgende opgenomen:

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

1.
De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is
aangesloten op de gemeentelijke riolering, dan wel belang heeft bij de nakoming van de gemeentelijke zorgplichten.
2.
Met betrekking tot de heffing wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie Kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4. Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
8.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de onroerende zaken [adres 1] en [adres 2] als afzonderlijke percelen aan te merken, nu deze naar hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijke gehelen te worden gebruikt. Van een samenstel is geen sprake nu het twee gescheiden onroerende zaken betreft. De omstandigheid dat eiser beide onroerende zaken aan één huurder heeft verhuurd en dat inmiddels de percelen kadastraal zijn samengevoegd, wat daar ook van zij, doet niet af aan de belastingplicht voor het onderhavige jaar. Verweerder heeft derhalve op goede gronden de beide objecten aangemerkt als afzonderlijke percelen in de zin van de Verordening.
9.
Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.J. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.