ECLI:NL:RBDHA:2014:4649

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
09/827029-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van de minister-president met ernstige gevolgen

In de zaak van de verdachte, geboren op [geboortedag] 1971, heeft de rechtbank Den Haag op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende bedreiging van de minister-president. De verdachte heeft op 19 maart 2013 een e-mail gestuurd naar de VVD, waarin hij de minister-president bedreigde met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, specifiek schizofrenie van het paranoïde type, en dat hij ten tijde van de bedreiging volledig ontoerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging toegewezen, en heeft besloten tot plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar, op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de ernst van de bedreiging en het gevaar dat de verdachte vormt voor de algemene veiligheid van personen in overweging genomen, evenals het advies van deskundigen die de verdachte hebben onderzocht. De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard voor het bewezenverklaarde feit, maar heeft wel de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd, gezien de ernst van de situatie en het verhoogde recidiverisico. De beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.P.C. van Essen, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/827029-13
Datum uitspraak: 21 maart 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 maart 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.J.J. Talsma en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. H. Oldenhof, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 maart 2013 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland [slachtoffer] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (via het reactieformulier op de website www.vvd.nl) een e-mailbericht gestuurd naar de VVD/ [slachtoffer] met daarin onder meer de tekst "Dan zullen er door het nederlandse leger mensen...ook van uw partij doodgeschoten worden en wellicht al op de markt in Amsterdam vies goorcorrupt sektarisch stront in ons land wordt niet gedoogd. Negeren van mijn berichtgeving kan dodelijk zijn voor [slachtoffer] .." en/of "geen contact opnemen kan er toe leiden dat wij ook president [slachtoffer] een kogel door de kop zullen schieten", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2013 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, [slachtoffer] en/of (een) medewerker(s) van de VVD, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft verdachte (via het reactieformulier op de website www.vvd.nl) een e-mailbericht gestuurd naar de VVD/ [slachtoffer] met daarin onder meer de tekst "Dan zullen er door het nederlandse leger mensen...ook van uw partij doodgeschoten worden en wellicht al op de markt in Amsterdam vies goor corrupt sektarisch stront in ons land wordt niet gedoogd. Negeren van mijn berichtgeving kan dodelijk zijn voor [slachtoffer] .." en/of "geen contact opnemen kan er toe leiden dat wij ook president [slachtoffer] een kogel door de kop zullen schieten", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking.

3.Onderzoekswensen

Bij brief van 3 maart 2014 heeft verdachte verzocht het dossier aan te vullen met alle door hem sinds 2010 afgegeven informatie aan de Tweede Kamer, de ministeries van justitie, onderwijs en binnenlandse zaken en koninkrijkrelaties, de politie, de partijbureaus van de VVD en de PVV, de gemeente Den Haag en het UWV. Voorts heeft hij ter terechtzitting verzocht degenen die hebben gerapporteerd over zijn persoon en/of persoonlijkheid ter zitting als getuige te horen. De rechtbank wijst deze verzoeken af, omdat onvoldoende is gemotiveerd waarom toevoeging van deze informatie en/of het horen van bedoelde personen noodzakelijk zou zijn voor enig in deze strafzaak te nemen beslissing en de noodzaak daarvan ook overigens niet is gebleken.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding [1]
Op 19 maart 2013 heeft verdachte vanuit zijn woning in Den Haag via het reactieformulier op de website www.vvd.nl een e-mailbericht verzonden met daarin onder meer de navolgende passages: “Dan zullen er door het Nederlandse leger mensen...ook van uw partij doodgeschoten worden en wellicht al op de markt in Amsterdam vies goor corrupt sektarisch stront in ons land wordt niet gedoogd. Negeren van mijn berichtgeving kan dodelijk zijn voor [slachtoffer] .." en "Geen contact opnemen kan er toe leiden dat wij ook president [slachtoffer] een kogel door de kop zullen schieten”. [2]
Nadat dit e-mailbericht ter kennis was gekomen van de heer [slachtoffer] is namens hem aangifte gedaan van bedreiging. Blijkens deze aangifte voelde de heer [slachtoffer] zich ernstig bedreigd en was hij bevreesd dat hij daadwerkelijk van het leven zou worden beroofd. [3]
Primair wordt verdachte verweten zich aldus schuldig te hebben gemaakt aan (schriftelijke) bedreiging (onder voorwaarden) in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht en subsidiair aan dwang in de zin van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is het standpunt ingenomen dat de verweten uitlatingen, gelet op de context waarin deze zijn geuit en de inhoud van overige door verdachte verzonden berichten, naar objectieve maatstaven niet bedreigend zijn. Verdachte heeft daartoe aangevoerd dat hij kort na het betreffende e-mailbericht zogenoemde “disclaimers” heeft verstuurd waardoor het dreigende karakter aan dit e-mailbericht zou zijn ontvallen.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat de genoemde uitlatingen gelet op de uiterst gewelddadige aard en strekking ervan, bij de heer [slachtoffer] zonder meer de redelijke vrees hebben kunnen doen ontstaan dat hij van het leven zou worden beroofd. De stelling van verdachte dat hij nadien een disclaimer zou hebben verzonden, zo dit al het geval is, kan hieraan niet afdoen. Nu de bedreiging voorts schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde is geschied, zal het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 19 maart 2013 te 's-Gravenhage [slachtoffer] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (via het reactieformulier op de website www.vvd.nl) een e-mailbericht gestuurd naar de VVD/ [slachtoffer] met daarin onder meer de tekst "Dan zullen er door het nederlandse leger mensen...ook van uw partij doodgeschoten worden en wellicht al op de markt in Amsterdam vies goor corrupt sektarisch stront in ons land wordt niet gedoogd. Negeren van mijn berichtgeving kan dodelijk zijn voor [slachtoffer] .." en/of "geen contact opnemen kan er toe leiden dat wij ook president [slachtoffer] een kogel door de kop zullen schieten".
De rechtbank heeft kennelijke typefouten verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde verdachte wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend en gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft betwist ontoerekeningsvatbaar te zijn en heeft daartoe aangevoerd dat de andersluidende rapportages in strijd met de waarheid zijn opgemaakt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van een pro justitia-rapport van M.H. de Groot, GZ-psycholoog, d.d. 9 augustus 2013 en een pro justitia-rapport van M. van Hengstum, psychiater in opleiding onder supervisie van B.E.A. van der Hoorn, psychiater, d.d. 8 augustus 2013. Beide rapporteurs hebben verdachte persoonlijk gesproken. Uit beide rapporten volgt dat verdachte volgens rapporteurs lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type en dat het tenlastegelegde mede daaruit kan worden verklaard.
De Groot heeft overwogen dat, nadat verdachte op enig moment was gestopt met zijn medicatie, de schizofrene symptomen langzamerhand zijn toegenomen. De wanen die latent aanwezig waren, werden manifester. Verdachte was niet meer in staat de normen en waarden van de maatschappij op adequate wijze te respecteren. Toen de politie hem tot de orde riep, kon verdachte daar niet goed mee omgaan. Verdachte waande dat hij onderwerp was van een wetenschappelijk onderzoek waarbij zijn hersens onderzocht werden, alsmede dat hij een zekere positie bekleedde in het Nederlandse leger. Hij probeerde verhaal te halen in verband met wat hem was overkomen. Daarbij verloor hij controle over zijn handelen. Toen hebben de ten laste gelegde feiten plaatsgevonden. Er wordt geadviseerd om verdachte ontoerekeningsvatbaar voor het ten laste gelegde te beschouwen, indien bewezen.
Ook Van Hengstum komt met gelijke overwegingen tot de conclusie dat de handelswijze van verdachte is voortgekomen uit paranoïde gedachtes passend bij het psychiatrisch toestandsbeeld van verdachte. Beide rapporteurs hebben al met al geconcludeerd dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht ten tijde van het ten laste gelegde.
De rechtbank kan zich verenigen met de hiervoor vermelde bevindingen en conclusies en maakt deze tot de hare. Zij overweegt daarbij dat zij ter terechtzitting heeft geconstateerd dat verdachtes uitlatingen en denkbeelden overeenkomen met hetgeen is beschreven in voornoemde rapportages. Anders dan verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding de rapportages als vals en in strijd met de waarheid ter zijde te schuiven.

7.De maatregel

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis dient te worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte en diens raadsvrouw hebben zich tegen oplegging van deze maatregel verzet. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat een dergelijke maatregel niet is aangewezen om de problematiek van verdachte op te lossen. Verdachte heeft aangevoerd dat de betrokken rapportages in strijd met de waarheid zijn opgemaakt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Hierbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft middels een e-mailbericht gedreigd minister-president [slachtoffer] van het leven te beroven. Dit is een ernstig misdrijf en moet voor de heer [slachtoffer] beangstigend zijn geweest.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 februari 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder strafbare feiten heeft gepleegd.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de eensluidende adviezen van de hiervoor genoemde rapporteurs, die strekken tot oplegging van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur maximaal één jaar op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De deskundigen hebben in dat verband in het bijzonder gewezen op het verhoogd geachte recidiverisico. Immers, verdachte lijdt aan een ernstige psychiatrische ziekte, terwijl het hem ontbreekt aan ziektebesef en hij weigert zich te laten behandelen. De factoren die hebben geleid tot het tenlastegelegde zijn thans onverkort aanwezig. Een klinische behandeling kan bijdragen aan het creëren van ziektebesef en –inzicht, het verminderen van sociaal-maatschappelijke problemen en overigens het staken van cannabisgebruik.
De rechtbank kan zich verenigen met de hiervoor vermelde bevindingen en conclusies en maakt deze tot de hare. Anders dan verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding de rapportages als vals en in strijd met de waarheid ter zijde te schuiven.
Gelet op het in voormelde rapportages vermelde psychiatrische ziektebeeld van verdachte, in samenhang met de aard van het tenlastegelegde, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen. De rechtbank ziet – anders dan de raadsvrouw – geen aanleiding af te wijken van het advies van de rapporteurs en zal, nu aan de wettelijke voorwaarden zoals genoemd in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan en zij de oplegging van na te noemen maatregel noodzakelijk acht ter voorkoming van recidive, gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één (1) jaar.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37, 39 en 285 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde geschiedt;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één (1) jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Pereira Horta, voorzitter,
mrs. M.C. Bruining en D.E. Alink, rechters
in tegenwoordigheid van mr. M.P.C. van Essen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL15J2 2013067733, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 58).
2.Een geschrift, bijlage 1 bij het proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 34; een geschrift, zijnde een afdrukrapport, blz. 49; verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 maart 2014.
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 40-43.