ECLI:NL:RBDHA:2014:4443
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; aftrek nagekomen bedrijfslasten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrekbaarheid van kosten in verband met een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2010. Eiseres, die samen met haar echtgenoot en zoon een onderneming dreef in maatschapsverband, was hoofdelijk aansprakelijk gesteld door een leverancier voor een onbetaalde rekening van bloembollen die door haar zoon was aangekocht zonder toestemming van de ouders. De rechtbank oordeelde dat de kosten die eiseres in haar aangifte als nagekomen bedrijfslasten in aftrek had gebracht, niet aftrekbaar waren. Dit omdat de maatschap per 1 januari 2005 was ontbonden en eiseres sindsdien geen onderneming meer dreef. De kosten waren ontstaan door een handeling van de zoon in 2009 en hadden geen verband met ondernemershandelingen van vóór 2005. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de vordering af.