Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Voorts is aan eiser een verblijfsvergunning regulier onder de beperking met als doel ‘verblijf bij echtgenote [echtgenote]’ verleend met ingang van 13 november 2007 geldig tot 13 november 2008. Deze vergunning is verlengd tot 13 november 2013. Bij beschikking van 23 april 2010 is deze vergunning met terugwerkende kracht ingetrokken per 28 december 2009. Bij beschikking van 2 september 2010 is het hiertegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 16 februari 2011 (AWB 10/32567) is het hiertegen ingediende beroep ongegrond verklaard.
Voorts heeft eiser op 1 maart 2011 een verzoek ingediend tot toepassing van artikel 64 Vw, hetgeen heeft geleid tot uitstel van vertrek voor de duur van zes maanden, tot 3 september 2011.
Op 20 april 2011 heeft eiser een aanvraag wijziging beperking in ‘voortgezet verblijf’ ingediend, welke aanvraag bij beschikking van 9 december 2011 is afgewezen. Bij beschikking van 2 juli 2012 is het hiertegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Het ingediende beroep is voorts bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 18 januari 2013 (AWB 12/24078) ongegrond verklaard.
Op 5 september 2012 heeft eiser de onderhavige aanvraag ingediend.
Eiser en referente zijn niet gehuwd. Zij hebben op 4 september 2012 een relatieverklaring ondertekend, waarin door beiden wordt verklaard dat zij sinds 9 augustus 2011 een duurzame relatie onderhouden, daartoe een gemeenschappelijke huishouding voeren en feitelijk samenwonen.
- er is sprake van een relatie tussen een derdelander en een burger van de Unie met een
Oost-Europese nationaliteit;
- het betreft een combinatie van nationaliteiten die qua culturele achtergrond niet
meteen voor de hand liggend is;
- betrokkene heeft meerdere verblijfsprocedures zonder resultaat in Nederland
doorlopen;
- de relatie met referente is aangegaan en de onderhavige aanvraag is ingediend nadat
betrokkene één of meer terugkeerbesluiten is opgelegd;
- betrokkene heeft in eerdere procedures verzuimd informatie door te geven die
mogelijk gevolgen had gehad voor het verblijfsrecht (afmelding studie en beëindi-
ging relatie);
- een broer van betrokkene ontleent verblijfsrecht aan een relatie met de dochter van
referente;
- referente is vijftien jaar ouder dan betrokkene.
Verweerder heeft naar aanleiding van de door eiser ingediende aanvraag nader onderzoek verricht naar de vraag of sprake is van misbruik. Volgens verweerder bestond aanleiding voor dat onderzoek omdat hem gebleken is dat het aantal aanvragen om toetsing aan het Unierecht, waarbij sprake is van een huwelijks- of partnerrelatie tussen onderdanen van landen buiten de Europese Unie met burgers van de Unie, in het bijzonder met burgers van de Unie met een Oost-Europese nationaliteit, aanzienlijk is toegenomen en hierbij is geconstateerd dat bij een groot aantal van deze aanvragen sprake was van een schijnrelatie. Voorts is gebleken dat op eiser en referente individuele indicatoren van toepassing zijn die dat nadere onderzoek rechtvaardigen.
Ter zitting heeft verweerder voorts toegelicht dat genoemde individuele indicatoren, die aangeven dat er mogelijk sprake is van fraude of misbruik, enkel aanleiding zijn om tot verder onderzoek over te gaan. De besluitvorming is voorts gebaseerd op de resultaten uit het onderzoek en niet op de indicatoren.