ECLI:NL:RBDHA:2014:4335

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
2014-10
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van kantonrechter in verband met suggestie van geluidsopnames tijdens zitting

Op 9 april 2014 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van kantonrechter mr. W. ten Cate. Het verzoeker, die betrokken was bij een kort geding en een ontbindingsverzoek, stelde dat de kantonrechter gehaast te werk ging en niet voldoende gelegenheid gaf om de zaak te belichten. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 februari 2014 suggereerde de kantonrechter dat verzoeker geluidsopnames had gemaakt van de zitting, wat leidde tot de vrees van verzoeker dat de kantonrechter niet onbevooroordeeld zou zijn. De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De wrakingskamer oordeelde dat de suggestie van de kantonrechter over geluidsopnames de indruk wekte dat hij twijfels had aan de integriteit van verzoeker. Dit leidde tot de conclusie dat de vrees van verzoeker voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd was. Daarom werd het wrakingsverzoek toegewezen, en werd bepaald dat de behandeling van de vordering tot wedertewerkstelling en het ontbindingsverzoek opnieuw moest worden aangevangen met een andere kantonrechter.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2014-10
zaak-/rekestnummer: 461715 / KG RK 14-484
zaaknummers: 2723659 RL EXPL 14-2418 en 2767036 RP VERZ 14-50101
datum beschikking: 9 april 2014
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. [gemachtigde 1],
strekkende tot wraking van:
mr. W. ten Cate,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag,
hierna: de kantonrechter.
Belanghebbende:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hoogvliet B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
advocaat: mr. [gemachtigde 2].

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Op 19 februari 2014 heeft een in het openbaar gehouden gevoegde mondelinge behandeling plaatsgevonden van een door verzoeker op de voet van artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ingesteld kort geding strekkend tot wedertewerkstelling en een door belanghebbende ingediend ontbindingsverzoek als bedoeld in artikel 7:685 Burgerlijk Wetboek (BW).

2.Het verloop van de wrakingsprocedure

2.1
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 19 februari 2014;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 21 februari 2014;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 28 februari 2014;
- de brief van verzoeker van 14 maart 2014, met twee schriftelijke verklaringen van S. Verhoeven en A. Mahadew;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 14 maart 2014;
- het proces-verbaal van de behandeling van het wrakingsverzoek op 17 maart 2014 ter zitting van de wrakingskamer;
- de ongedateerde schriftelijke reactie van de kantonrechter op de aanvullende wrakingsgrond, ter griffie ingekomen op 18 maart 2014;
- de reactie aanvullende wrakingsgrond van verzoeker van 26 maart 2014.
2.2
Vervolgens heeft de wrakingskamer beschikking bepaald op heden.

3.Het standpunt van verzoeker

3.1
Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de volgende, zakelijk weergegeven, gronden.
3.2
Volgens verzoeker ging de kantonrechter gehaast te werk tijdens de zitting op 19 februari 2014. Hij gaf partijen niet of onvoldoende de gelegenheid om hun kant van de zaak te belichten. De door verzoeker gevorderde wedertewerkstelling is niet aan bod gekomen tijdens de mondelinge behandeling. Terwijl partijen op de gang onderhandelden over een minnelijke regeling, kwam de kantonrechter hen meedelen dat het niet te lang moest duren, omdat hij daar geen tijd voor had. Volgens verzoeker heeft de kantonrechter door één en ander de indruk gewekt dat hij al voor aanvang van de mondeling behandeling had besloten dat de arbeidsovereenkomst ontbonden zou worden en is aldus sprake van vooringenomenheid van de kantonrechter.
3.3
Bij de behandeling van het wrakingsverzoek op 17 maart 2014 heeft verzoeker een aanvullende wrakingsgrond geformuleerd. Volgens verzoeker doet de suggestie van de kantonrechter in zijn reactie van 14 maart 2014 dat verzoeker geluidsopnames heeft gemaakt van de mondelinge behandeling op 19 februari 2014 en deze geluidsopname heeft laten doorlopen tijdens de schorsing van de zitting, blijken dat de kantonrechter niet (langer) onbevooroordeeld over het ontbindingsverzoek en de vordering tot wedertewerkstelling kan oordelen.

4.Het standpunt van de kantonrechter

4.1
De kantonrechter heeft – zakelijk weergegeven − aangevoerd dat hij het zwaartepunt van de mondelinge behandeling heeft gelegd bij het ontbindingsverzoek. Hij heeft de behandeling toegespitst op de door hem relevant geachte punten. Volgens de kantonrechter heeft hij de gemachtigde van verzoeker kritische vragen gesteld en heeft hij zich uitgelaten over de waardering van door belanghebbende in het geding gebrachte schriftelijke getuigenverklaringen. De kantonrechter voert aan dat, nadat het gangoverleg tussen partijen niet tot overeenstemming leidde, hij met instemming van partijen zijn voorlopig oordeel over de zaken heeft gegeven. Nu ook zijn voorlopig oordeel niet leidde tot overeenstemming tussen partijen, heeft de kantonrechter meegedeeld een vonnis en een beschikking te zullen wijzen.
4.2
Bij brief van 14 maart 2014 heeft de kantonrechter meegedeeld dat de feitelijke stellingen in het wrakingsverzoek zodanig specifiek en gedetailleerd zijn, dat bij hem het vermoeden is ontstaan dat er geluidsopnames zijn gemaakt van de zitting zonder dat daarvoor toestemming is gevraagd of gegeven. Volgens de kantonrechter is de geluidsopname wellicht voortgegaan tijdens de schorsingen, waardoor verzoeker kennis kan hebben genomen van wat in raadkamer is besproken met betrekking tot de zaken. Volgens de kantonrechter zou dit het wrakingsverzoek kunnen verklaren en in een ander licht plaatsen.
4.3
Naar aanleiding van de aanvullende wrakingsgrond voert de kantonrechter aan dat de omstandigheid dat hij zich gebogen heeft over een mogelijke verklaring voor het initiële wrakingsverzoek en daarbij niets anders kon bedenken dan dat wellicht iemand kennis heeft kunnen nemen van de gesprekken tussen hem en de griffier tijdens de schorsing, niet meebrengt dat sprake is van vooringenomenheid.

5.De beoordeling

5.1
Het wrakingsverzoek, waaronder de aanvullende wrakingsgrond, is naar het oordeel van de wrakingskamer tijdig ingediend, zodat verzoeker in zijn wrakingsverzoek ontvankelijk is.
5.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.3
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.4
Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft de kantonrechter door te suggereren dat verzoeker tijdens de gevoegde mondelinge behandeling en tijdens de schorsing van die zitting geluidsopnames heeft gemaakt in de zittingzaal de indruk kunnen wekken dat de kantonrechter twijfels heeft aan de integriteit van verzoeker. Denkbaar is dat in de beleving van verzoeker een negatieve inschatting van zijn integriteit een voor hem ongunstige rol zou kunnen gaan spelen in de beoordeling van het geschil door inkleuring daarvan op een wijze die zich niet met de geboden onpartijdigheid verhoudt.
5.5
Naar het oordeel van de wrakingskamer levert de suggestie van de kantonrechter dat verzoeker geluidsopnames heeft gemaakt tijdens de zitting en tijdens de schorsingen dan ook voldoende grond op voor de stelling dat de vrees van verzoeker dat de kantonrechter jegens hem een vooringenomenheid koestert objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek zal reeds op die grond worden toegewezen. Bij deze stand van zaken behoeven de overige wrakingsgronden geen nadere bespreking, nu deze niet zullen leiden tot een ander eindoordeel.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking van mr. W. ten Cate toe;
- bepaalt dat de gesloten mondelinge behandeling van de vordering tot wedertewerkstelling en van het ontbindingsverzoek met ingang van heden opnieuw een aanvang neemt en schorst deze gevoegde mondelinge behandeling totdat het onderzoek door een andere kantonrechter in deze rechtbank zal zijn hervat;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de kantonrechter mr. W. ten Cate;
• de belanghebbende.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. Verbeek, voorzitter, F.J. Verbeek en S.J. Hoekstra-Van Vliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2014.