ECLI:NL:RBDHA:2014:4198

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2014
Publicatiedatum
7 april 2014
Zaaknummer
2438507/13-50690
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot invoering van een nieuwe pensioenregeling door Shell en de rol van de Centrale Ondernemingsraad

In deze zaak heeft de Centrale Ondernemingsraad (COR) van Shell Nederland B.V. verzocht om een verklaring voor recht dat het besluit van Shell tot invoering van een nieuwe pensioenregeling nietig is, omdat dit besluit zonder instemming van de COR is genomen. De kantonrechter heeft op 27 maart 2014 uitspraak gedaan in deze kwestie. De COR stelt dat het besluit een regeling betreft in de zin van artikel 27 lid 1 onder a van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) en dat het ontbreken van instemming leidt tot nietigheid. Shell heeft echter betoogd dat de COR niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat de nietigheid niet tijdig is ingeroepen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de COR pas op 7 juni 2013 de nietigheid heeft ingeroepen, terwijl de kennisgeving van het besluit al op 20 november 2012 had plaatsgevonden. Hierdoor heeft de COR de wettelijke termijn overschreden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Shell heeft per 1 juli 2013 een nieuwe pensioenregeling ingevoerd, de Individuele Beschikbare Premie regeling (IDC-regeling), voor nieuwe medewerkers. Voor bestaande medewerkers blijft de eindloonregeling bestaan. De COR heeft voorafgaand aan de invoering van de regeling intensief overleg gevoerd met Shell, maar heeft geen instemming verleend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de COR niet tijdig de nietigheid heeft ingeroepen, waardoor het verzoek niet ontvankelijk is. De rechter heeft de verzoeken van de COR afgewezen en verklaard dat de COR niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot nietigheid van het besluit van Shell.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige communicatie en instemming van de ondernemingsraad bij wijzigingen in pensioenregelingen, en de gevolgen van het niet tijdig inroepen van nietigheid volgens de WOR. De beslissing is genomen door kantonrechter T.F. Hesselink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Kanton Den Haag
vR/TFH
Rep.nr.: 2438507 \ RP VERZ 13-50690
27 maart 2014
Beschikking in de zaak van:
de centrale ondernemingsraad van Shell in Nederland,voor deze zaak woonplaats kiezend te Amsterdam,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M.W. Minnaard,
tegen
Shell Nederland B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verwerende partij,
gemachtigde: Prof. mr. S.F. Sagel.
Partijen worden hierna aangeduid als “de COR” en “Shell”.
Procedure
- verzoekschrift, met producties ter griffie ingekomen op 14 oktober 2013;
- verweerschrift, met producties.
Het verzoekschrift is mondeling behandeld op 23 januari 2014.
Ter voorbereiding op de mondelinge behandeling hebben partijen aanvullend nadere producties ingezonden.
Partijen hebben op de mondelinge behandeling hun zaak laten bepleiten door hun gemachtigden. De ter zake opgestelde en overgelegde pleitaantekeningen zijn in het procesdossier gevoegd.
De griffier heeft aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting.

1.Feiten

In deze procedure gaat de kantonrechter uit van de navolgende feiten.
1.1
Shell heeft met ingang van 1 juli 2013 een nieuwe pensioenregeling in Nederland ingevoerd voor werknemers van Shell die met ingang van die datum in dienst treden. Dit betreft een zogeheten Individuele Beschikbare Premie/ Individual Defined Contribution regeling (hierna: IDC-regeling). Voor de reeds voorafgaand aan 1 juli 2013 in dienst getreden werknemers is de bestaande eindloonregeling in stand gebleven. De IDC-regeling is ondergebracht bij een nieuw ondernemingspensioenfonds, genaamd Shell Nederland Pensioenfonds Stichting
( “SNPS”) dat per 29 april 2013 is opgericht. De bestaande eindloonregeling blijft ondergebracht bij het oude pensioenfonds, Stichting Shell Pensioenfonds ( “SSPF”).
1.2
Tussen de COR en Shell heeft voorafgaande aan de invoering van voormelde IDC-regeling geruime tijd intensief overleg plaatsgevonden. Dat overleg is sedert juni 2012 gevoerd op basis en in het kader van een daartoe op 5 juni 2012 overeengekomen medezeggenschapsprotocol. Bij de totstandkoming van dat protocol is de COR juridisch bijgestaan door een advocatenkantoor. Het protocol houdt onder meer het volgende in:
“In aanmerking nemende dat:
a.
SNBV (bedoeld wordt: Shell, toevoeging kantonrechter) voornemens is om in de loop van 2013 een nieuwe Nederlandse pensioenregeling in te voeren voor medewerkers die vanaf de datum van invoering van die pensioenregeling in dienst treden bij een Shell maatschappij waarvoor geldt dat de uitvoering van de tussen die Shell maatschappij en de betreffende medewerkers gesloten pensioenovereenkomsten wordt ondergebracht bij een nieuw op te richten pensioenfonds in Nederland, (…).
b.
Het nieuwe pensioenfonds in dat kader een pensioenreglement zal hanteren waarin de rechten en plichten van die werknemers, gewezen werknemers en gepensioneerden mede zijn vastgelegd.
c.
Dat pensioenreglement een dubbele functie vervult; het regelt enerzijds de verhouding tussen het nieuwe pensioenfonds en de deelnemers en is anderzijds, onderdeel van de pensioenovereenkomst tussen de verschillende Shell werkgevers en de werknemers die deelnemen in het nieuwe pensioenfonds.
d.
(…). “
1.3
Shell heeft de COR bij brief van 5 juni 2012 als volgt bericht:

(…)
Betreft: Protocolverzoek Nieuwe Pensioenregeling
Geachte dames en heren,
Met referte aan het met u overeengekomen pensioenprotocol, treft u bijgaand mijn voornemen aan om voor nieuwe medewerkers een nieuwe pensioenregeling vast te stellen en in te voeren. Wij zijn voornemens de nieuwe pensioenregeling met ingang van 1 juli 2013 in te laten gaan.
(…)
De bijlage bij deze brief is een stuk gedateerd 5 juni 2012, met als onderwerp: “pensioenregeling nieuwe medewerkers” Dit stuk houdt onder meer in:

Onderstaand het voornemen om een nieuwe pensioenregeling in het leven te roepen voor medewerkers die in dienst treden vanaf 1 juli 2013. De behandeling ervan zal de komende periode plaatsvinden conform het overeengekomen “Pensioenprotocol ten behoeve van het vaststellen van een nieuwe pensioenregeling in Nederland voor nieuwe medewerkers”.
(…)
Beweegredenen voor de keuze van de Individueel Beschikbare Premieregeling
(…)
Conclusie
Alles overziende leiden de bovenstaande beweegredenen (…) ons tot de conclusie dat het invoeren van een IBP-regeling voor nieuwe medewerkers, indien mogelijk inclusief de optie van een collectieve annuïteit, de beste keuze is.
3. Beschrijving nieuwe regeling
Onderstaand worden de verschillende elementen van de regeling beschreven. Deze dienen te zijner tijd te worden uitgewerkt in een pensioenreglement, vast te stellen door het bestuur van het nog op te richten pensioenfonds.
Karakter van de pensioenregeling
De pensioenovereenkomst tussen de werkgever en de medewerker houdt in een premieovereenkomst. Dat wil zeggen dat de werkgever een toezegging doet over de hoogte van een periodiek ten behoeve van pensioen aan de medewerker beschikbaar te stellen premie. (…)
Die premie kan worden belegd in vooraf vastgestelde algemene beleggingskaders (zogenaamde life cycle modules). Op die manier wordt een pensioenkapitaal bij elkaar gespaard waarbij het risico in de loop van de tijd afneemt. Vlak voor de pensioendatum is het pensioenvermogen minder meer kwetsbaar voor plotselinge schommelingen in de markt. Op de pensioendatum moet dit kapitaal worden gebruikt voor de aankoop van een (levenslang) pensioen. De medewerker heeft dus geen aanspraak op een pensioenuitkering, maar op een beschikbare premie waarmee hij spaart voor het kopen van een pensioen.(…)
Overigens wordt standaard op de pensioendatum een oudedagspensioen en een nabestaandenpensioen ingekocht (alhoewel het de deelnemer vrij staat een andere keuze te maken).
Daarnaast wil Shell Nederland de mogelijkheid aanbieden dat deelnemers kunnen kiezen voor het al eerder afstaan van (een deel van de) premie aan het nieuwe pensioenfonds. Het pensioenfonds neemt dan de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over van de deelnemer en legt hiermee een collectieve beleggingspot aan. In ruil daarvoor ontstaat een voorwaardelijke pensioenaanspraak. Het bestuur van het pensioenfonds bepaalt hoeveel voorwaardelijk pensioen een deelnemer voor elke ingelegde euro krijgt. Dit zal ook weer afhankelijk zijn van de leeftijd van de deelnemer. Dat wil zeggen dat de hoogte van de pensioenaanspraken en later ook het pensioen zelf, afhankelijk zijn en blijven van de financiële situatie van het fonds. (…)
De life cycle modules met individuele investeringskeuze
De premies die door de werkgever en de werknemers zullen worden gestort in de Individueel Beschikbare Premieregeling zullen door het pensioenfonds vervolgens aan de hand van de beleggingsvoorkeuren van de individuele werknemers worden geïnvesteerd met het doel rendementen te genereren. Daartoe wordt aan de deelnemers een aantal investeringsmogelijkheden ter beschikking gesteld (…)
De Collectieve Conditionele Annuïteit (CCA) module
Naast de bovengenoemde lifecycle modules is het voornemen van Shell Nederland om de deelnemers de keuze te bieden deel te nemen aan de CCA module. Realisering van dit voornemen is afhankelijk van het in werking treden van het financieel toetsingskader zoals overeengekomen onder het pensioenconvenant (FTK2). (…) Naar verwachting zal dit toetsingskader niet beschikbaar komen voor 2014. Op dit moment zijn nog niet alle financiële verslagleggingsregels volledig bekend, maar naar verwachting zullen deze voor de CCA module geen problemen opleveren.(…)
Opties bij pensionering
Op grond van de Pensioenwet is het deelnemers in de regeling niet toegestaan hun kapitaaltegoed op te nemen, immers de Pensioenwet verbiedt de afkoop van pensioen.
Deelnemers in de Lifecycle zullen daarom naar verwachting bij pensionering ervoor kiezen hun opgebouwde tegoed in de Lifecycle aan te wenden voor de aankoop van een gegarandeerde pensioenuitkering bij een externe verzekeraar.
Er van uitgaande dat er een CCA module zal zijn, kunnen deelnemers in de lifecycle hun opgebouwde kapitaal bij pensionering ook gebruiken voor de aankoop van conditionele annuïteiten in het fonds tegen de op dat moment door het bestuur vastgestelde tarieven.
Deelnemers in de CCA module krijgen een pensioen van uit het fonds uitgekeerd.
Deelnemers die zowel een tegoed hebben opgebouwd in de lifecycle alsook in de CCA module en die ervoor kiezen hun Lifecycle tegoed aan te wenden voor de aankoop van een gegarandeerde pensioenuitkering bij een externe verzekeraar, zullen dan een uitkering ontvangen van zowel de externe verzekeraar als het fonds.
Deelnemers in de CCA module zullen op het moment van pensionering een eenmalige optie hebben om de door hen opgebouwde voorwaardelijke aanspraken op ouderdomspensioen om te zetten in een lager ouderdomspensioen met een nabestaandenpensioen.
Deelnemers in de lifecycle hebben bij pensionering de mogelijkheid om een ouderdomspensioen met nabestaandenpensioen of alleen een ouderdomspensioen aan te kopen. Deze optie geldt zowel voor de aankoop van de pensioen bij het fonds (CCA) als ook voor de aankoop van pensioen bij een externe verzekeraar. (…)
Risicodekking voor overlijden en invaliditeit tijdens dienstverband
Net zoals in de bestaande pensioenregeling zal ook de nieuwe pensioenregeling een risicodekking kennen voor overlijden en invaliditeit tijdens dienstverband.
Gedurende de opbouwperiode voor pensionering zal er voor de deelnemers in de lifestyle- en in de CCA module een arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisicoverzekering afgesloten worden bij een externe verzekeraar. (…)
In geval van overlijden van een deelnemer vóór pensionering zal uit de overlijdensrisicoverzekering aan de nabestaande partner een levenslange uitkering worden gedaan gebaseerd op de werkelijke dienstjaren (…).
In geval van arbeidsongeschiktheid zal door de externe verzekeraar tot aan de pensioendatum een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen worden uitgekeerd (…)
4. Implementatieregelingen
Oprichting nieuw pensioenfonds. Het voornemen is de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling onder te brengen bij een nieuw op te richten pensioenfonds, dat op zijn beurt weer onderdelen (beleggingen, uitvoering van de regeling) zal uitbesteden bij externe uitvoerders. (…). “
1.4
Shell heeft bij brief van 20 november 2012 aan de COR meegedeeld dat zij een besluit heeft genomen, inhoudende:

Er zal voor nieuwe medewerkers een individueel beschikbare premieregeling (IBP) worden ingevoerd met, indien mogelijk, een collectief element in de vorm van een CCA modulen, een en ander zoals meer in detail omschreven in het Protocolverzoek van 5 juni 2012. De beoogde invoeringsdatum is 1 juli 2013. Wij benadrukken daarbij dat (zoals ook al aangegeven in het Protocolverzoek van 5 juni 2012) invoering van de CCA regeling afhankelijk is van de inwerkingtreding van het financieel toetsingskader (FTK2). Ofschoon wij, op basis van huidige inzichten, verwachten dat invoering zoals beoogd mogelijk zal zijn, zal het nieuwe toetsingskader naar verwachting pas vanaf 2014 beschikbaar zijn en zal het aanbieden van de CCA module derhalve ook pas vanaf dat moment mogelijk zijn. Tot dan zal de premie worden ingelegd in de Life Cycle van keuze van de deelnemer”.
1.5
In een presentatie aan de COR op 7 mei 2013 heeft Shell (enkele) details beschreven van de per 1 juli 2013 in te voeren pensioenregeling.
1.6
Bij brief van 7 juni 2013 heeft de COR de nietigheid ingeroepen van de besluiten die zijn genomen ter implementatie van de nieuwe pensioenovereenkomst en de onderbrenging ervan bij het nieuwe pensioenfonds.
1.7
Bij brief van 27 juni 2013 heeft de COR de bedrijfscommissie Markt I gevraagd te bemiddelen in het geschil met Shell. De bedrijfscommissie heeft bij brief van 6 augustus 2013 meegedeeld dat zij het verzoek tot bemiddeling niet in behandeling zal nemen. De bedrijfscommissie heeft daarbij gezegd dat de kwestie geen medezeggenschapsrechtelijke kwestie in de zin van de WOR betreft, dat er daarom formeel geen bevoegdheid tot bemiddeling bestaat en dat er feitelijk geen bemiddelingsmogelijkheden meer zijn.

2.Verzoek

De COR verzoekt de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
voor recht te verklaren dat het door Shell genomen besluit tot invoering van een nieuwe pensioenregeling een besluit vormt in de zin van artikel 27 lid 1 onder aanhef en onderdeel a van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR);
voor recht te verklaren dat het hiervoor onder a. genoemde besluit vanwege het ontbreken van de instemming van de ondernemingsraad en het beroep dat de centrale ondernemingsraad op de nietigheid ervan heeft gedaan, nietig is;
Shell te verbieden om aan het hiervoor onder a. bedoelde besluit (verdere) uitvoering te geven en, daar waar de uitvoering reeds heeft plaatsgevonden, Shell te gebieden de gevolgen daarvan ongedaan te maken.
Aan deze verzoeken legt de COR - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende ten grondslag.
2.1
Het besluit tot invoering van een nieuwe pensioenregeling is aan te merken als “een regeling met betrekking tot een pensioenverzekering” als bedoeld in artikel 27, eerste lid, aanhef en onder a van de WOR. Shell heeft ten onrechte geen instemming van de COR gevraagd met haar besluit, met als gevolg dat dit besluit nietig is.
2.2
Op 7 juni 2013 heeft de COR de nietigheid ingeroepen van de besluiten die zijn genomen ter implementatie van de nieuwe pensioenovereenkomst en de onderbrenging ervan bij het nieuwe pensioenfonds. De COR is in de presentatie aan de COR op 7 mei 2013 door Shell in kennis gesteld van (enkele) details van de per 1 juli 2013 in te voeren pensioenregeling. Het moment van die presentatie was voor de COR het moment waarop hij in kennis werd gesteld van, althans dat hij bekend werd met het door Shell genomen besluit tot invoering van de nieuwe pensioenregeling. De COR heeft derhalve binnen de in artikel 27 lid 5 WOR genoemde termijn van een maand de nietigheid van het besluit van Shell ingeroepen. De door Shell in de brief van 20 november 2012 gedane mededelingen zijn niet aan te merken als betreffende een genomen besluit in de zin van artikel 27 WOR. Bij die brief ontbraken immers de tekst van de pensioenovereenkomst en het pensioenreglement. Het pensioenreglement is cruciaal omdat het beding in de arbeidsovereenkomst daarnaar verwijst. Pas bij inzage van het pensioenreglement op 7 mei 2013 is de volledige inhoud van het besluit ten aanzien van de pensioenovereenkomst duidelijk geworden. Het beroep op nietigheid is daarom tijdig gedaan.

3.Verweer

Shell verweert zich tegen het verzoek.
3.1
Primair stelt Shell zich gemotiveerd op het standpunt dat alle verzoeken van de COR moeten worden afgewezen.
3.2
Subsidiair stelt Shell zich op het standpunt dat de COR niet-ontvankelijk is in al de verzoeken omdat de COR de nietigheid van het door Shell genomen besluit tot invoering van de nieuwe pensioenregeling niet binnen de in artikel 27 lid 5 WOR gestelde termijn heeft ingeroepen. Al bij brief van 20 november 2012 heeft Shell de COR in kennis geteld van het genomen besluit. Eerst op 7 juni 2013 heeft de COR schriftelijk de nietigheid van dat besluit ingeroepen.
3.3
Shell verzoekt om de veroordeling van de COR in de proceskosten.
Op de verweren van Shell wordt hierna, voor zover deze verweren voor de te nemen beslissing relevant zijn, nader ingegaan.

4.Beoordeling

4.1
Het meest verstrekkende verweer van Shell houdt in dat de COR niet tijdig de nietigheid heeft ingeroepen van het door Shell genomen besluit tot het met ingang van 1 juli 2013 voor nieuwe medewerkers invoeren van een individueel beschikbare premieregeling met, indien mogelijk, een collectief element in de vorm van een CCA module. Vanuit het oogpunt van proces-economie zal dat verweer eerst worden beoordeeld.
4.2
Artikel 27 lid 5 WOR bepaalt dat een besluit als bedoeld in het eerste lid van artikel 27 WOR (een voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van [onder meer] een regeling met betrekking tot een pensioenverzekering) nietig is, indien de ondernemingsraad (in dit geval de COR) schriftelijk en binnen een maand nadat hetzij de ondernemer (in dit geval Shell) hem van zijn besluit overeenkomstig de laatste volzin van het tweede lid van artikel 27 WOR heeft meegedeeld, hetzij - bij gebreke van deze mededeling - de ondernemingsraad is gebleken dat de ondernemer uitvoering of toepassing geeft aan zijn besluit.
4.3
Ter zitting heeft de gemachtigde van de COR aangevoerd dat eerst op 7 mei 2013 duidelijk is geworden dat het collectieve element, de CCA-module, uit de pensioenovereenkomst was verdwenen en dat toen pas duidelijk werd wat er werkelijk ging gebeuren: in wezen is er volgens de COR sprake van een verzekerde pensioenregeling verpakt in een (pseudo)pensioenfonds. SNPS is volgens de COR niet meer dan een tussenpersoon, voor verzekeringen die Shell ook rechtstreeks had kunnen afsluiten. Het fonds draagt immers geen risico’s en de pensioenuitkeringen worden door de verzekeringsmaatschappijen gedaan.
4.4
Shell heeft daartegen aangevoerd dat de CCA-module niet is verdwenen, maar dat deze, zoals ook was aangegeven in het protocolverzoek van 5 juni 2012 en de brief van 20 november 2012, nog niet kan worden ingevoerd omdat die module afhankelijk is van de inwerkingtreding van het financieel toetsingskader, dat naar verwachting pas in 2014/2015 beschikbaar zal zijn.
4.5
Het standpunt van Shell vindt steun, naast in de door haar genoemde stukken, in de spreadsheets van 11 april 2013 (productie 38 bij het verzoekschrift) welke - voor zover thans van belang - inhouden: “
WAT IS AL GEDAAN?

Pensioenregeling
(…)
CCA wel benoemd in ontwerpdocumentatie, maar wordt tzt uitgewerkt in pensioenreglement zodra noodzakelijke wetgeving van kracht is (verwacht per 1 januari 2015) (…)“.
4.6
De kantonrechter is van oordeel dat Shell met de brief van 20 november 2012 de COR in kennis heeft gesteld van haar besluit om per 1 juli 2013 voor nieuwe medewerkers een individueel beschikbare premieregeling met, indien mogelijk, een collectief element in de vorm van een CCA module in te voeren. Daarmee waren aan de COR alle essentialia van het genomen besluit bekend. De stelling van de COR dat de CCA module uit de pensioenovereenkomst is verdwenen is door Shell genoegzaam weerlegd met de mededeling dat deze zal worden geïmplementeerd zodra de wetgeving dit toelaat. Uit de onder 4.5 weergegeven spreadsheet van 11 april 2013 blijkt voorts dat de CCA module nog zal worden uitgewerkt. Anders dan de COR heeft betoogd brengt de omstandigheid dat deze uitwerking nog niet heeft plaatsgevonden niet mee dat er - in weerwil van de uitdrukkelijke en ondubbelzinnige toezegging van Shell op dit punt - vanuit gegaan dient te worden dat deze, anders dan aangekondigd in de brief van 20 november 2012, niet zal worden ingevoerd.
4.7
De COR heeft verder aangevoerd dat door Shell zonder enige onderbouwing wordt beweerd dat de CCA module niet door het bestaande pensioenfonds kon worden uitgevoerd en dat daarom een nieuw pensioenfonds moest worden opgericht. Volgens de COR is voorts geen sprake van enig wettelijk beletsel de CCA module door het bestaande pensioenfonds te laten uitvoeren.
4.8
Shell heeft daartegen aangevoerd dat haar beslissing om de regeling bij een nieuw pensioenfonds onder te brengen, in plaats van bij het bestaande fonds waarin de eindloonregeling is ondergebracht, is gebaseerd op de volgende argumenten: Er zou bij onderbrenging van beide regelingen in één fonds bijvoorbeeld geen ringfencing mogelijk zijn geweest van de vermogens van de verschillende pensioenregelingen. Dat betekent dat als er sprake is van een situatie van onderdekking in de nieuwe regeling dit gefinancierd had moeten worden vanuit de eindloonregeling en vice versa. De bestaande eindloonregeling leidt bovendien tot balansverplichtingen voor Shell als werkgever. In het protocolverzoek is aangegeven dat één van de voornaamste redenen voor het aangaan van de nieuwe individuele beschikbare premieregeling nu juist was gelegen in het voorkomen van balansgevolgen en het op termijn tot nul terugbrengen van de volabiliteit. Gegeven het verbod op ringfencing zou de IDC-regeling dan onder omstandigheden toch tot balansverplichtingen voor Shell kunnen leiden.
4.9
De onder 4.7. weergegeven bezwaren van de COR bij de onderbrenging van de CCA-module in het nieuwe pensioenfonds richten zich tegen de gevolgen van het besluit van Shell de CCA-module onder te brengen bij een nieuw pensioenfonds. Het besluit daartoe is onmiskenbaar medegedeeld in de brief van 20 november 2012. In de brief wordt immers verwezen naar het protocolverzoek van 5 juni 2012.
4.1
De kantonrechter volgt de COR verder niet in zijn stelling dat hij pas tijdens de presentatie van Shell op 7 mei 2013, waarvan de slides als productie 39 zijn overgelegd, op de hoogte is geraakt van enkele details van de nieuwe pensioenregeling, te weten: de risico’s lang leven, overlijden en arbeidsongeschiktheid worden ondergebracht bij een verzekeraar en de pensioenpremies worden belegd in externe, zogenaamde Life Cycle Fondsen. In het onder r.o. 1.3 weergeven concept pensioenregeling nieuwe medewerkers van 5 juni 2012 meldt Shell deze uitwerking van de nieuwe pensioenregeling immers al. Dit brengt mee dat de omstandigheden waarop de COR zijn standpunt baseert dat er in wezen sprake is van een verzekerde pensioenregeling verpakt in een (pseudo)pensioenfonds, al vóór 7 mei 2013 aan de COR zijn meegedeeld.
4.11
Nu de COR eerst bij brief van 7 juni 2013 schriftelijk de nietigheid van het voorgenomen besluit van Shell heeft ingeroepen betekent dat dat de COR de nietigheid niet binnen de wettelijke termijn van een maand heeft ingeroepen, zodat dat beroep op de nietigheid door de COR geen effect sorteert.
4.12
Met voormeld oordeel is gegeven dat de COR niet kan worden ontvangen in het verzoek het besluit van Shell nietig te verklaren. De gemachtigde van de COR heeft ter zitting meegedeeld dat de COR geen belang meer heeft bij de overige verzoeken (a. en c), indien zou worden geoordeeld dat de nietigheid niet tijdig is ingeroepen. Bij gebreke van belang aan de zijde van verzoekende partij, de COR, worden deze afgewezen.
4.13
Dit betekent dat de kantonrechter niet meer toekomt aan de beoordeling van het verweer van Shell dat aan de COR ter zake geen instemmingsrecht toekomt.
4.14
Het verweer van Shell dat de COR door het entameren van deze procedure misbruik maakt van procesrecht gaat niet op. Voor zover Shell aan dit verweer ten grondslag heeft gelegd dat zij deze procedure ziet als een protestactie vermomd als juridische procedure verdraagt zich dat niet met de daarna ter zitting door haar directeur uitgesproken mededeling dat het vertrouwen tussen COR en directie is hersteld. Ook volgt de kantonrechter Shell niet in haar standpunt dat sprake is van misbruik van procesrecht omdat de verzoeken, alle omstandigheden in aanmerking nemend, evident ongegrond zouden zijn. De enkele omstandigheid dat de COR niet ontvankelijk is verklaard in zijn onder “b” geformuleerde verzoek brengt nog niet mee dat sprake is van misbruik van recht; daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig. Shell heeft dergelijke omstandigheden niet gesteld en deze zijn ook niet gebleken.
4.15
Voor de door Shell verzochte proceskostenveroordeling is, gelet op het in artikel 22a WOR bepaalde, geen plaats.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de verzoeken onder “a” en “c” af;
verklaart de COR niet-ontvankelijk in het verzoek onder “b”.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.F. Hesselink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.