ECLI:NL:RBDHA:2014:3781
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in jeugdstrafzaak wegens ontuchtige handelingen
Op 6 maart 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak waarbij de verdachte werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak kwam aan het licht toen de vader van het slachtoffer, een meisje dat op dat moment veertien jaar oud was, bij de politie meldde dat zij seksueel misbruikt zou zijn door meerdere jongens. Het slachtoffer deed uiteindelijk zelf aangifte, waarbij zij verklaarde dat zij seksuele handelingen had verricht met de verdachte en zijn medeverdachten. De tenlastelegging omvatte onder andere het betasten van het lichaam van het slachtoffer en het seksueel binnendringen.
Tijdens de rechtszitting werd de vordering van de officier van justitie besproken, die vroeg om een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdediging voerde aan dat het slachtoffer vrijwillig had deelgenomen aan de seksuele handelingen en dat er geen sprake was van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen, evenals de context van de gebeurtenissen.
De rechtbank concludeerde dat de seksuele handelingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, mede gezien het geringe leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer en het feit dat er geen bewijs was dat de handelingen onvrijwillig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van zaken waarin jongeren betrokken zijn en de noodzaak om de omstandigheden van elk individueel geval zorgvuldig te beoordelen.