ECLI:NL:RBDHA:2014:3780
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in jeugdstrafzaak wegens ontuchtige handelingen met minderjarige
In de zaak van de verdachte, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, die zich zouden hebben voorgedaan tussen 1 oktober 2011 en 1 november 2012. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten had begaan. De zaak kwam aan het licht toen de vader van het slachtoffer in januari 2013 bij de politie meldde dat zijn dochter seksueel misbruikt zou zijn door meerdere jongens. Het slachtoffer, dat op het moment van de feiten tussen de twaalf en zestien jaar oud was, deed in april 2013 aangifte tegen enkele jongens, maar niet tegen de verdachte, omdat zij hem niet als kwetsend ervoer.
Tijdens de rechtszitting werd duidelijk dat het slachtoffer en de verdachte elkaar in een sociale context hadden ontmoet en dat er seksuele handelingen waren verricht. De rechtbank onderzocht of deze handelingen een ontuchtig karakter hadden en of de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdediging stelde dat de handelingen vrijwillig waren en dat er geen sprake was van dwang of misbruik van de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de seksuele handelingen niet in strijd waren met de sociaal-ethische normen en dat er geen bewijs was dat de handelingen onvrijwillig waren.
De rechtbank benadrukte dat de bescherming van jongeren onder de zestien jaar niet alleen geldt voor het slachtoffer, maar ook voor de verdachte en zijn medeverdachten. Gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder het geringe leeftijdsverschil en het feit dat de handelingen plaatsvonden in een context van experimenteren onder jongeren, werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.